292 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908.
aan den anderen kant die der 2e en 4e klasse, gym
nasium, Burgeravondschool, Middelbare Meisjesschool
en de Bewaarscholen gesplitst over beide rubrieken.
Na aftrek van schoolgelden en subsidie bleken de
kosten van de scholen der 2e klasse h en 3e klasse
meer te bedragen dan die voor de andere genoemde
te zamen.
Spreker heeft die becijfering voor zich als die juist
is en daaraan twijfelt spreker niet, dan is er geen
kwestie van bedeeling of bevoorrechting. Spreker
hoopt dat men zal ophouden verder dergelijke onjuist
heden te zeggen.
De heer van Ketwich Verschuur heeft zich in de
vergadering van 13 October j.l. reeds over deze zaak
uitgelaten. Spreker heeft toen het oordeel van een
lid der Commissie van Toezicht medegedeeld. Later
heeft hij nog eens met datzelfde lid een en ander
besproken en is tot de conclusie gekomen, dat spreker
op 12 October j.l. dat lid verkeerd heeft begrepen
of dat deze zich toen minder juist heeft uitgedrukt.
Hoe dit zij, de uitdrukking door spreker destijds ge
bruikt, dat een lid der Commissie van Toezicht in
zijne idee over de reorganisatie gezwenkt was, is
gebleken minder juist te zijn.
Spreker had dit niet kunnen zeggen, als hij het
door dat lid gesprokene niet had misverstaan.
Wat het voorstel zelf betreft mag volgens spreker,
die met Burgemeester en Wethouders in dezen meegaat,
op dit oogenblik van reorganisatie geen sprake zijn. Er
is dan ook alle aanleiding om thans nog niet daaraan
te denken en hiervoor bestaan drie redenen
1. het karakter der school zooals dit is geweest
gedurende 33 jaar, schijnt te voldoen aan de eischen
die er van mogen verwacht worden, want er zijn nog
71 leerlingen
2. de reorganisatie zou aanleiding geven tot het
maken van groote kosten. Als toch de 4e en 5e
klasse wordt gesplitst, moet er zeer waarschijnlijk
worden bijgebouwd en ook meer leerkrachten, o.a.
voor wiskunde en teekenen, worden aangesteld;
3. het argument dat in deze reeds alleen afdoende
is, n.l. dat men in den Haag op een dergelijke school
thans een proef neemt met eene splitsing der 4e en
5e klasse. Na twee jaar kan men daarvan de resultaten
zien, zoodat het hem verstandig voorkomt deze eerst
af te wachten, om daarna te beoordeolen of reorga
nisatie alhier gewenscht is of niet.
De heer Krijgsman zegt dat door den heer Menalda
is beweerd, dat de kosten der scholen 2e klasse b
en der 3e klasse meer bedragen dan die van alle
andere inrichtingen van onderwijs te zamen. De heer
Menalda was zooeven zoo sterk in het zoeken naar
verhoudingscijfers, maar neemt nu totaalsommen. Als
men let op de kosten per leerling, dan is het wel
degelijk waar wat spreker bij de begrootingsdiscussies
heeft aangetoond, dat de kosten per leerling voor een
school 3e klasse bedragen f 26. voor een school
le klasse f 64.Daaruit blijkt de verschillende
zorg der gemeente ten opzichte van het onderwijs
aan verschillende soorten van kinderen.
Wat nu de reorganisatie betreft, spreker heeft de
meeste sympathie voor het voorstel van Dr. Campert.
Dan blijft de school grootendeels in den tegenwoor-
digen vorm bestaan, maar komt er een 6e klasse bij,
die in eene a en b klasse wordt gesplitst. De a klasse
voor opleiding tot onderwijzeres. De lessen kunnen
daar wel zoo worden geregeld, dat er gelegenheid is
voor praktische vorming. Het heeft dit voordeel
boven het overbrengen der leerlingen naar den stoom
cursus, dat het onderwijs op denzelfden voet en door
dezelfde onderwijskrachten kan worden voortgezet.
Door de b klasse worden de meisjes opgeleid voor
het eindexamen Hoogere Burgerschool. Met een cursus
van 1 jaar kunnen de meisjes, die de 5 klassen door-
loopen hebben, dan het diploma halen, waardoor het
onderwijs productiever wordt.
De heer Schoondormark zegt, dat Burgemeester en
Wethouders zich tot taak hebben gesteld de beant
woording der vraagwat is het doel der school
Het doel is en dit zal ieder erkennen, het geven
van eene meer algemeene ontwikkeling aan meisjes
uit den beschaafden stand, die eenmaal zullen worden
huisvrouw, priesteres des huizes.
Voldoet nu de school aan dat doel? Deze vraag
kan volgens spreker volmondig bevestigend worden
beantwoord.
De productiviteit waarover de heer Besuijen
spreekt, moet niet worden gezocht in eene reorga
nisatie der meisjesschool, maar in de examina die
toegang geven tot het Hooger Onderwijs. Dat men
dien weg op wil blijkt uit het feit, dat de leeraren
van het Middelbaar Onderwijs een verzoek hebben
gericht tot den Minister, waarin wordt verzocht om
een uniform leerplan voor een 3-jarigen cursus, met
een voorbereidenden cursus. Zij wenschen het onder
wijs voor de jongensscholen zoo te veranderen, dat
aansluiting aan het universitair onderwijs gemakke
lijker wordt. Na bedoelden 3-jarigen cursus worden
de Middelbare Scholen gesplitst in 2 afdeelingen
één a voor do litteraire en een b voor do exacte
wetenschappen.
De Commissie van Toezicht, de Inspecteur en de
heeren die reorganisatie willen, hebben zich volgens
spreker blind getuurd in eene richting. Men wil
reorganisatie om het einddiploma gelijk te maken aan
dat der Rijks Hoogere Burgerschool. Waarom, zoo
vraagt spreker zich af, wordt er niet gesproken over
het einddiploma gymnasium Indien de meisjes ook
onderwijs in oude talen ontvingen, zouden zij kunnen
promoveeren.
Doch de Middelbare Meisjesschool is juist de school
der toekomst, wanneer de reorganisatie van het Middel
baar Onderwijs tot stand komt. De heer Snethlage
heeft in de Vragen des Tijds Jaargang XXX Afle
vering 6, in zijn artikel „Reorganisatie onzer Hoogere
Burgerscholen met vijfjarigen cursus" zoo duidelijk
gezegdUitsluitend in doelmatigheid van het onderwijs
zelf moet, dus de groote kracht gezocht worden, die tot
het volgen van den cursus der school .4 aantrekt
Als er dergelijke jongensscholen zijn, is de meisjes
school als geknipt. Zij is ingericht als de jongens
scholen in de toekomst.
Een andere vraag is, of de school te vervangen is
door andere inrichtingen of de normaalschool. De heer
Lautenbach heeft gezegd, dat de meisjes nog een half
jaar op den stoomcursus moeten gaan vóór zij klaar
zijn voor onderwijzeres. Zij weten dan praktisch
nog niets. Opgemerkt zij, dat de leerlingen der
normaalschoul ook geen practisch onderricht ontvangen.
Overigens zijn ze wel tienmaal zoo ontwikkeld.
Een meisje, waarvoor men algemeene ontwikkeling
wenscht, behoort op de Middelbare Meisjesschool.
Spreker meent hiermede te hebben uiteengezet, dat
de school beantwoordt aan het doel dat zij beoogt
en dat het beter is met de reorganisatie te wachten,
totdat die van hoogerhand komt. Daarom is door
Burgemeester en Wethouders voorgesteld de school te
behouden zooals zij is en haar niet te reorganiseeren.
De heer B8suijen zegt dat door den heer Baart de
la Faille is gezegd dat in de rapporten van autori
teiten en specialiteiten wordt aangedrongen op het
nemen van een proef zooals in den Haag wordt ge
nomen en die spreker onderstelt, dat die proef gevaar
zal opleveren. Spreker is van oordeel dat, als er
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908. 293
gevaar bestond, de autoriteiten met groote voorzich
tigheid te werk zouden zijn gegaan. Hij is van
oordeel dat het eene operatie is, die gelijk staat met
het trekken van een tand. Het is geen bezwaar van
zoo ingrijpenden aard en men kan er alleen ver
betering van verwachten. Dat zoo'n proef belang
rijke kosten met zich mee zou brengen, is in strijd
met de opmerking der commissie-Will, de commissie
van specialiteiten. Deze zegt dat er geen groote
kosten aan verbonden zijn. Dit ook aan 't adres van
den heer van Ketwich Verschuur.
De heer Schoondermark heeft doen opmerken, dat
de onderwijzeressen-leerlingen der meisjesschool tien
maal zoo knap zijn als die van de normaalschool.
Dit zou dan een reden kunnen zijn om allen die
meisjesschool eerst te laten doorwandelen en pleit
dus voor reorganisatie.
De heer Baart de la Faille meende ook dat naar
alle zijden genoeg productief onderricht werd gegeven
en dus nu wel wat geld mocht worden besteed voor
beschaving.
Er is wel degelijk nog onderwijs, waar het geld
beter aan kan worden besteed. Spreker verwijst
hiervoor naar de begrootingsdebatten, afdeeling Lager
Onderwijs.
De heeren Duparc en Baart de la Faille hebben
gesproken over co-educatie en de heer Duparc heeft
spreker van groote bescheidenheid verdacht, omdat
hij beweerde zich niet te kunnen uitspreken over de
vraag of co-educatie gevaarlijk was.
Last van overmatige bescheidenheid heeft spreker
niet, maar al wat hij van co-educatie weet is dat
hij in Middelburg op de Rijks Hoogere Burger School
is geweest, waar ook meisjes gingen en waar nooit
iets gevaarlijks door hem is bespeurd.
Spreker heeft van dit vraagstuk geen speciale studie
gemaakt, zoo'n weinigje persoonlijke ervaring mag
nog geen recht tot oordeelen geven. Intusschen
staat dit vraagstuk bij de behandeling der kwestie al
of niet reorganiseeren der meisjesschool ganschelijk
buiten de deur.
De heer van Ketwich Verschuur acht reorganisatie
overbodig, omdat door het aantal leerlingen bewezen
is, dat de school in eene bepaalde behoefte voorziet.
De commissie-Will evenwel zegt dat meer leerlingen
zullen komen als er eene reorganisatie plaats vindt.
Is het leerlingental evenredig aan de behoefte, dan
zal dus de behoefte aan een georganiseerde meisjes
school grooter zijn dan aan de bestaande.
Hiermee vervalt dus dit argument van den heer
van Ketwich Verschuur.
De heer Schoondermark heeft tot nu toe weinig:
o
positiefs aangevoerd tegen de rapporten van de com
missie en autoriteiten.
Hij heeft gesproken van eene opleiding tot priesteres
des huizes en later troost hij ons met de gedachte
dat het mogelijk is, dat de regeering eene wijziging
aanbrengt en de toegang tot het universitair onder
wijs openstelt. Hij laat ons dus leven op hoop van
zegen. Spreker acht het echter gewenscht niet te
veel af te gaan op mededeelingen van een minister,
vooral tegenwoordig, nu wij leven in een tijd, dat een
ministerie zulk een wankel bestaan heeft.
Spreker verbaast er zich over dat de tegenstanders
van co-educatie zich niet sterk voor reorganisatie
verklaren.
Als spreker een dochter heeft, die hij wil laten
opleiden voor dokteres of ingenieur, zou hij verplicht
zijn die naar de Rijks Hoogere Burger School te
sturen, waar die booze co-educatie is. Voor onder
wijzeres moest ze naar de Normaalschool, waar alweer
die booze co-educatie is.
Werd de Meisjeisschool gereorganiseerd dan was zulks
immers niet noodig. Spreker is van oordeel dat er
geen steekhoudende argumenten zijn aan te voeren
tegen de rapporten van autoriteiten en specialiteiten.
Wenscht men uitsluitend ontwikkeling zonder de
leerlingen in de gelegenheid te stellen zich eene
positie in de maatschappij te verwerven, laat dan de
school zooals zij is, maar dan moet men dat ook
rondweg erkennen.
De heer Duparc zegt dat de sociaal-democraten het
van groot belang moeten achten dat de vrouw ont
wikkeld wordt. Pardon. Onze wensch is het alge
meen peil te verhoogen, ook van de arbeidersdochters.
Spreker ziet er niet veel maatschappelijk nut in of
mevrouw die of die tegen de keukenmeid in het
Fransch of Engelsch kan zeggen dat zij de aardappelen
moet koken. Het algemeen peil zou kunnen worden
verhoogd door het onderwijs voort te zetten tot 14
jaar en aan alle leerlingen een kijkje te geven op
het terrein der vakken, die tot Middelbaar- of Meer
Uitgebreid Lager Onderwijs behooren. Daarna voor
allen tot 18 jaar goed herhalingsonderwijs, dat is een
wensch der sociaal-democraten.
De heer Lautenbach zegt dat hem door den heer
Schoondermark iets in den mond is gelegd, dat hij
niet heeft gezegd.
Spreker heeft niet beweerd dat de meisjes onge
schikt zijn, maar dat zij aan beide inrichtingen ge
lijk staan, n.l. dat zij geen practische vorming hebben.
Eigenaardig is het dat de wethouder hem bestrijdt
over iets, dat hij spreker niet zeide, en zwijgt
over hetgeen hij wel sprak.
Als het systeem dat Burgemeester en Wethouders
bij het onderwijs volgen, de oorzaak is dat de heer
Schoondermark zich niet kan indenken dat een ander
standpunt zelfs mogelijk is, dan is zeker het gevolgde
systeem, zoowel bij de bedeelde ouders als bij Bur
gemeester en Wethouders, zeer verderfelijk.
De heer Baart de la Faille moet, nu de heer
Besuijen sprekers naam met dien van den heer
Duparc in één adem heeft genoemd, zeggen, dat hij
zich niet herinnert te hebben gesproken over co-
educatie. Hij stelt er prijs op te verklaren in
co-educatie niet dat spook te zien, wat de heer
Besuijen hem heeft willen toedichten. Ouders die
tegen die co-educatie zijn gekant, hebben het Mid
delbaar Onderwijs te aanvaarden zooals dat aan de
meisjesschool wordt gegeven. Maar spreker zou er
in 't algemeen niet zoo'n groot bezwaar in zien, om
meisjes met jongens samen te laten schoolgaan. Aan
het gymnasium hebben wij enkele meisjes en men ziet
er geen nadeelige gevolgen van. Spreker wil het oordeel,
in hoeverre zij voor of tegen co-educatie zijn, aan
de ouders zelf overlaten.
Toen de heer Besuijen den naam van den heer
Baart de la Faille en zijn naam, zegt de heer Duparc,
in één adem noemde, verwachtte hij een woord van
verzet van den heer Baart de la Faille. Spreker
toch heeft zich alleen aan te trekken wat door den
heer Besuijen is gezegd. Hij verklaart dat hij
niet op het oog heeft gehad de zedelijke nadeelen,
verbonden aan het samengaan van meisjes en jon
gens, maar het feit, dat meisjes niet zoo vlug mee
kunnen als jongens. Dit nu is meer dan genoeg be
wezen.
De heer Besuijen heeft gesproken over de ont
wikkelde en beschaafde vrouw voor de maatschappij,
en dat ook de arbeidersdochters recht hebben op
ontwikkeling en beschaving.
De Middelbare Meisjesschool is toch niet gesloten
voor arbeiderskinderen. Spreker stelt zich voor dat
een arbeider, wien wordt aangeboden zijn dochter
naar deze school te sturen, voor dat aanbod zal be
danken.