294 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908_ Wij leven in een tijd van struggle for life en dit noopt die menschen er toe om hunne kinderen zoo spoedig mogelijk productief te maken. Wanneer nu de klassen worden gesplitst zooals de commissie-Will en die van Toezicht zich voorstellen, wat zal er dan gebeuren Dan zullen er meer meisjes naar de Rijks Hoogere Burgerschool gaan, terwijl van regeeringswege reeds is gezegdtot hiertoe en niet verder. De Rijks Hoogere Burger School is niet groot genoeg en niet voor veel uitbreiding meer vatbaar. De heer Besuijen erkent zich ten opzichte van den heer Baart de la Faille te hebben vergist. Als het verder waar is, wat door den heer Duparc is gezegd, dat de Rijks Hoogere Burger School zoo vol is, dan zou dat een reden zijn om tot reorganisatie over te gaan. Spreker weet dan ten minste niet waar de meisjes heen moeten, als zij naar de universiteit willen. Zijn wij klaar met de reorganisatie, dan kunnen zij daar komen. De heer Komter heeft met belangstelling de ver schillende betoogen gevolgd en trekt daaruit de con clusie, dat er ook buiten hem om stroomingen in den Raad bestaan, die gaan in de richting van reorganisatie. De heer van Ketwich Verschuur zegt, wacht de Haagsche proef af. De overgelegde schriftelijke adviezen handelen alle over de reorganisatie. Nu luidt onderdeel I van het voorstel van Burge meester en Wethouders „te besluiten „de Middelbare School voor Meisjes in haartegen- „woordigen toestand onveranderd te behouden". Het komt spreker voor dat het beter is daaruit te lichten de woorden „in haar tegenwoordigen toestand onveranderd" dus te lezen de Middelbare school voor Meisjes te behouden. Men blijft dan altijd vrij om die school te reorga- niseeren of niet. Voor 15 jaar waren er 184 leerlingen. Dat getal is nu ingekrompen tot 71, waaronder 28 van buiten. Op het gymnasium gaan 12, op de Rijks Hoogere Burger School 47 meisjes, te samen dus 59. Met dit aantal is op de meisjesschool het getal leerlingen verminderd. In elk geval wijst dit op den ernst der tijden en verdient deze vraag ernstige over weging wat kan men doen om de school terug te brengen tot haar vroegeren bloei Wat de financieele zijde der kwestie betreft, spreker behoeft niet te verheelen, dat deze zwaar bij hem weegt, Als reorganisatie herleving der school met zich zou kunnen brengen, en als voor de reorganisatie Provinciale en Rijkssubsidie kon worden verleend, dan zouden ook door toeneming van het aantal leerlingen de kosten per leerling kleiner worden. Spreker heeft bij het bestaande verschil in opinie gedacht dat het beter zou zijn nu niet te beslissen, dat geen reorganisatie zal plaats hebben en daarom uit onderdeel I weg te laten de woorden in haar tegenwoordigen vorm onveranderd. Spreker doet hiertoe het voorstel. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Komter een amendement is ingediend op het voorstel sub I van Burgemeester en Wethouders, luidende uit sub I van het voorstel te doen vervallen de woorden „in haar tegenwoordigen vorm onveranderd." Door den heer Lautenbach is voorgesteld de school op te heffen. Wordt dit voorstel niet aangenomen, dan is daarmee uitgesproken, dat de school behouden blijft. Daarna zal spreker laten stemmen over onderdeel I van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De leden, die reorganisatie wenschen, kunnen daar tegen stemmen. Zoodoende komt men tot de zuiverste stemming. De heer Komter zegt, dat het er op aankomt, op welk gedeelte van onderdeel I de nadruk wordt gelegd. Legt men den nadruk op onveranderd, dan zal spreker tegen moeten stemmen. De tegenwoordige redactie staat reorganisatie in den weg. Neemt men de door spreker voorgestelde, dan ontkomt men aan dat bezwaar. Als eerst over het voorstel-Lautonbach wordt gestemd, komt de heer Besuijen in een moeielijk parket. Spreker wil toch de school wel behouden, als die wordt gere organiseerd. Hij zou wel kunnen stemmen vóór het voorstel-Lautenbach, maar wil dan niet worden geacht de school a tort et a travers te willen zien opdoeken. De heer van Ketwich Verschuur zegt dat de heer Komter niet wil vooruitloopen op eene mogelijke reorganisatie. Spreker is van oordeel, dat Burge meester en Wethouders elk jaar a même zijn, om een voorstel er toe te doen. De Commissie van Toezicht heeft in haar rapport niet gesproken over de in den Haag ondernomen proef. Dit ligt daaraan dat die proef is aangevangen in September 1907 en het rapport der Commissie van Toezicht is van April 1907, toen het proefbesluit van den Haagschen gemeenteraad nog niet algemeen bekend was. De Voorzitter geeft den heer Lautenbach in over weging zijn voorstel in te trekken. Spreker zal dan onderdeel I van het voorstel van Burgemeester en Wethouders splitsen in tweeën n.l. de middelbare school voor meisjes te behouden en in haar tegenwoordigen vorm onveranderd. De heer Lautenbach kan dan tegen het eerste ge deelte stemmen. De heer Komter wil de school behouden, maar zich zelf den pas niet afsnijden als blijkt dat reorganisatie wenschelijk is. De heer Beekhuis vreest, dat door het amendement van den heer Komter verwarring zal ontstaan. Wat belet den Raad, ook al blijft de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde redactie bestaan, om als de inzichten veranderen, eene reorganisatie voor te stellen Spreker hoopt, dat de heer Komter zijn amendement zal intrekken. Dan kan eerst worden gestemd over het voorstel-Lautenbach, daarna over onderdeel I van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Komter doet opmerken, dat als spreker's amendement eerst in stemming komt en het wordt aangenomen, er is besloten tot instandhouding der school zonder dat er sprake is van al of niet reorga- niseeren. Zooals het voorstel luidt, zal worden besloten de school onveranderd te behouden. Die uitspraak is onjuist, althans voorbarig. Daarom heeft spreker het amendement voorgesteld. Wat door den heer Komter is gezegd heeft voor den heer Besuijen niet zooveel gewicht. De moeilijkheid is voor hem niet weggenomen. Hij kan niet beslissen over het behoud der school zonder te weten of zij zal worden gereorganiseerd of niet. Spreker wenscht dat de Raad zich eerst uitspreke over het al of niet reorganiseeren der school en stelt daarom voor de Raad besluit in beginsel de Middelbare School voor Meisjes te reorganiseeren. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908. 295 De Voorzitter deelt mede dat door den heer Besuijen een voorstel is ingediend, luidende de Raad besluit in beginsel de Middelbare school voor Meisjes te reorganiseeren. Als de heer Komter bereid is zijn amendement in te trekken, kan het voorstel van den heer Lautenbach blijven bestaan. Dan kan eerst dit voorstel in stem ming worden gebracht, daarna het voorstel van den heer Besuijen en daarna het voorstel van Burge meester en Wethouders sub I. Spreker vraagt of de heer Komter bereid is het amendement in te trekken, dan zal spreker in die volgorde laten stemmen. De heer Komter antwoordt, dat, nu de Raad van meening is, dat onveranderde aanneming van alinea I eene eventueele reorganisatie volstrekt niet in den weg staat, hij, ter bekorting der discussiën, zijn amendement intrekt. De heer van Mossel gelooft, dat de Raad door de verschillende voorstellen wel eenigszins in de war wordt gebracht. Er bestaat verschil van meening over al of niet reorganisatie der school, en er zijn wellicht enkele leden van den Raad, wier oordeel over de zaak nog niet voldoende is gerijpt, om daar over heden een besluit te nemen. Door den heer van Ketwich Verschuur is erintus- schen op gewezen, dat, als het voorstel van Burge meester en Wethouders onveranderd wordt aange nomen, er toch te allen tijde gelegenheid bestaat, reorganisatie der school voor te stellen. Spreker waarschuwt den Raad, niet met het voorstel- Besuijen mede te gaan om in principe tot reorganisatie te besluiten, al zegt de voorsteller ook dat men 10 jaar den tijd heeft om daaraan uitvoering te geven. Het is den Raad bekend, dat, als van Burgemeester en Wethouders b.v. binnen een jaar geen voorstellen bij den Raad binnenkomen, de heer Besuijen tot dat college de vraag zal richten, waar blijven deze dan toch Spreker zal tegen het voorstel stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Lautenbach wordt verworpen met 16 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heerenLautenbach, G. W. Koopmans, de Jong en Zandstra. Tegen de heeren Besuijen, Krijgsman, Wilhelmij, Oosterhoff, Schoondermark, Hartelust, van Ketwich Verschuur, van Messel, Beekhuis, Komter, J. Koop- mans, Duparc, Beucker Andreae, Burger, Menalda en Baart de la Faille. Het voorstel-Besuijen wordt verworpen met 12 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de heerenBesuijen, Krijgsman, Lautenbach, G. W. Koopmans, de Jong, Zandstra, Hartelust en Burger. Tegen de heeren: Wilhelmij, Oosterhoff, Schoonder mark, van Ketwich Verschuur, van Messel, Beekhuis, Komter, J. Koopmans, Duparc, Beucker Andreae, Menalda en Baart de la Faille. Onderdeel I van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 15 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heerenWilhelmij, Oosterhoff, Lautenbach, Schoondermark, Hartelust, van Ketwich Verschuur, van Messel, Beekhuis, Komter, J. Koop mans, Duparc, Beucker Andreae, Burger, Menalda en Baart de la Faille. Tegen de heerenBesuijen, Krijgsman, G. W. Koopmans, de Jong en Zandstra. Wordt overgegaan tot de behandeling van onder deel II van het voorstel van Burgemeester en Wet houders. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Messel zegt dat er door Burgemeester en Wethouders op gewezen wordt, dat hun voorstel tot de heffing van schoolgeld voor de Middelbare School voor Meisjes er toe leiden zal, dat die inrich ting der gemeente jaarlijks op een uitgaaf van f 5700.lager te staan zal komen. Het ligt zeker in de bedoeling van Burgemeester en Wethouders met andere woorden te zeggen, dat de voorgestelde schoolgeldheffing jaarlijks 5700.meer zal op brengen. Hoe Burgemeester en Wethouders aan dat bedrag komen, wordt niet nader uiteengezet, noch door eene overgelegde berekening aangetoond. Dit ware zeker noodig geweest, daar het den Raad niet bekend is in welke klasse naar het inkomen de ouders der school gaande kinderen zijn aangeslagen, opdat hij kan nagaan of het resultaat, dat door Burgemeester en Wethouders wordt aangegeven, werkelijk in de praktijk zal worden bereikt. Hierachter zou spreker een groot willen zetten. Wat de heffing zelf aangaat, spreker kan zich daarmede niet vereenigen hij vindt deze te hoog en in geene goede verhouding voorgesteld. Burgemeester en Wethouders stellen o. a. voor, aangeslagenen naar een inkomen toten met 8200. een schoolgeld van 50.te laten betalen en zij die boven de 6000.zijn aangeslagen een bedrag van 150. Waar nu het inkomen van laatstgenoemden tegen over dat van eerstgenoemden eenmaal is verdubbeld, wordt van hen het driedubbele schoolgeld gevorderd dit acht spreker onbillijk en te ingrijpend in de finan ciën dier ouders. Ook de ouders der kinderen, die buiten de gemeente wonen, zullen een schoolgeld van 150.moeten betalen. De Raad is eveneens onbekend met de financieele draagkracht dier ouders en waar nu de Commissie van Toezicht in haar advies er op wijst, dat 33 °/0 van do schoolbezoekende kinderen van buiten komt, bestaat bij spreker de vrees, dat het aantal leerlingen aanmerkelijk zal kunnen verminderen en de school wel eens haar ondergang nabij kan zijn. Oppervlakkig spreker zegt oppervlakkig omdat elke berekening ook daarbij mist komt hem het voorstel der Commissie van Toezicht aannemelijker voor, omdat dit tot gevolg kan hebben dat kinderen, wier ouders niet zoo rijk met aardsche goederen zijn bedeeld, ook de gelegenheid wordt verschaft van die inrichting van onderwijs te kunnen profiteeren, welke herhaalde malen in de vergadering van heden en ook in het advies der Commissie van Toezicht zoo nuttig en heilzaam wordt genoemd voor de ingezetenen onzer gemeente. Dat dit het doel en de strekking der inrichting is, wordt ook duidelijk aangetoond in haar advies, waar zij op bladzijde 249 o. a. zegt: „Heeft nu de oprichting der school beantwoord aan „de verwachting, dat zij voor alle klassen der burgerij „zou voorzien", spreker legt den nadruk op de woorden, alle klassen der burgerij „in eene behoefte aan degelijk en grondig onderwijs „voor hare dochters Ons dunkt, dat die vraag vol- „mondig bevestigend mag worden beantwoord". Het komt nog te meer uit, waar door de Commissie van Toezicht op dezelfde bladzijde even verder wordt gezegd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 9