300 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 December 1908. De stukken 1012 worden voor kennisgeving aan- O O genomen. III. Wordt ter tafel gebracht 1. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres der vereenigiug „Helpt Elkander", onderafdeoling der timmerlieden vereeniging „Ons Belang", alhier, om steun inzako de bestrijding der geldelijke gevolgen van werkloosheid, met toepassing van het zoogenaamde Gentsche stelsel en voorstel om over te gaan tot het stichten van een arbeidsbeurs. Is gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en zal te zijnor tijd worden behandeld. 2. Alsvoren inzake het adres van S. Krol, om hem ondershands in pacht af te staan do opkomsten van de Vlietster en Boombruggen. 3. Alsvoren betreffende het adres van B. Harte lust om intrekking van het raadsbesluit d.d. 28 Maart 1906 no. 96k/36, wat betreft de vergunning tot het hebben van rails in de bestrating vóór zijne perc.eelon aan den Grachtswal en de Romkeslaan. 4. Voordracht voor de benoeming van eene onder wijzeres aan do gemeenteschool no. 11 (vacature mei. S. M. van Urkj 1. mej. M. de Vries te Britsum, 2. mej. H. Jansma te Leeuwarden, 3. mej. R. de Vos te Huizum. De stukken 24 zullen in eene volgende verga dering worden behandeld. 5. Aanbeveling voor de benoeming van een secre taris-boekhouder der Stads Armenkamer, vacature J. A. Janssen 1. T. Camerling te 's Gravenhage, 2. J. J. M. Tukker te Utrecht, 3. R. Fopppema te Dedemsvaart, 4. F. A. Schreudor te Leerdam. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onbewoonbaarverklaring van onderscheidene woningen. 7. Alsvoren om het koetshuis c.a. van de villa „Baensein" en bijbehoorende weilanden ondershands tot 12 November 1911 te verhuren aan G. J. Nieuwland. De stukken 5—7 hebben ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. IV. Rapporten. De heer Duparc rapporteert dat de commissie, be last geweest met het onderzoek der geloofsbrieven van de nieuw benoemde raadsleden, geene aanleiding heeft gevonden tot het maken van aanmerkingen, weshalve zij voorstelt te besluiten de beide gekozen heeren als leden toe te laten. De Voorzitter stolt voor de conclusie van het rap port in behandeling te nemen aan het einde der vergadering, zooals gebruikelijk is en dankt de com missie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. V. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een secretaris-boekhouder der Stads-Armenkamer, vacature J. A. Janssen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilhelmij zal over de personen, die op de aanbeveling voorkomen, niet spreken, want dat kon eens van eenigen invloed zijn op de benoeming. Bij het lezen der stukken hebben echter twee zaken sprekers aandacht getrokken. In de eerste plaats dat de sollicitatiestukken niet aan den Raad zijn over gelegd, maar dat zij zoogenaamd op verzoek zijn teruggezonden. Dit komt spreker vreemd voor en lijkt hem onjuist. Ware dit toch het geval geweest, dan zou men die verzoeken hebbon kunnen overloggen, maar de on juistheid blijkt te meer uit de missive van een der sollicitanten, die schrijft dat hij tot zijne verwonde ring de stukken terug ontvingvergezeld van eene gedrukte circulaire van II.H. Armvoogden, behelzende het bericht, dat hij niet in aanmerking kwam, omdat de kouze op een ander was gevallon. Dit schrijven is geheel onjuist, want de Raad zal zoo aanstonds lot de benoeming overgaan, dus van het vallen van eene keuzo op oen ander kan geen sprake zijn. Ook is hot spreker opgevallen dat, waar er 166 sollicitanten waren, vier uitwononden op de aanbe veling voorkomen. Bij die 166 sollicitanten wareu 28 Leeuwarder ingezetenen, waarvan 8 met diploma voor boekhouden. Uit de aanbevoling zou men kun nen opmaken, dat niet één van deze 28 Leeuwarder ingezetenon bekwaam is om de administratie der Stads-Armenkamer to voeren. Spreker heeft gemeend deze opmerkingen in het openbaar te moeten uitspreken, om te voorkomen dat dergelijko vreemde handolingen weer plaats hebben. De heer Baart d8 Ia Failie wenscht een enkele op merking te maken. Als spreker de stukken goed heeft ingezien, zijn er van drie der aanbevolenen aanbevelingsbrieven aanwezig, terwijl die geheel ont breken van no. 1 der aanbevoling. De heer Wilhelmij heeft gezegd, dat de sollicitatie- stukken zijn teruggezondenmot de aanbevelings brieven zal dit toch wel niet het geval zijn. Daarom is bij spreker de vraag gerezen of no. 1 de aanbeveling in zichzelf heeft en het niet noodig heeft geacht schriftelijke aanbevelingen over te leggen. De drie anderen hebben aanbevelingen verstrekt, die de aandacht waard zijn. Spreker vraagtheeft no. 1 geon schriftelijke aan bevelingen overgelegd Deze waren niet bij de stukken. De heer Hartelust zal eenigo opheldering geven aan den heer Wilhelmij over de toedracht der zaak, die min of meer de verwondering van dat lid van den Raad heeft opgewekt. De zaak is deze. Toen de vacature is ontstaan, is daaraan in de couranten publiciteit gegeven. Er heeft eene oproe ping plaats gehad en er zijn vele solicitanten ge komen. Uit de armvoogden is toen eene commissie benoemd, die de brieven zou nagaan. Do meeste sollicitanten hebben nu gemeend, dat voor het ambt van secretaris-boekhouder der Stads- Armonkamer een diploma als boekhouder de grootste aanbeveling was. Spreker zal niet ontkennen, dat dit misschien het gevolg is van de weinig omschrijvende advertentie, doch men kon niet in de advertentie plaatsen alle kwaliteiten, die men verlangde. Nu zijn er tegen woordig veel inonschen die een diploma boekhouden bezitten. Bij de sollicitatiestukken waren die diploma's dan ook schering en inslag. Het boekhouden is echter niet de hoofdzaak. Dat is iets anders. Spreker zal daarover echter niet in détails treden, want hij acht dat niet noodig. Hij zal nu evenwol hebben opgehelderd, hoe het komt dat direct velo stukken ter zijde zijn gelegd, waarbij Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 December 1908. 301 geen andere aanbeveling was dan het diploma boek houden. De commissie is zeer minitieus te werk gegaan. Zij is gekomen tot een tiental personen, die het meest voor benoeming in aanmerking kwamen. Een nauwkeurig onderzoek is omtrent hen ingesteld, zoo veel mogelijk informaties zijn genomen en het ge volg daarvan is geweest de aanbeveling. Destijds was de heer Janssen nog in functie. Spreker herinnert zich dat na afloop van dit on derzoek is gezegd, dat het der commissie voorkwam, dat de stukken konden worden teruggezonden, te meer, daar verscheidene sollicitanten lang hadden gowacht op bericht en gaarne de stukken terug wenschten. Dit was niet het geval met allen, doch mot enkelen. Toen is verschil van inzicht ontstaan over de vraag of alle brieven al dan niet aan Burgemeester en Wethouders moesten worden aangeboden. De voogden waren van oordeel dat zij volgens het regle ment op de Stads-Armenkamer daartoe niet verplicht waren. De leden van den Raad echter schijnen eene andere meening te zijn toegedaan. Hadden voogden kunnen vermoeden, dat Burgemeester en Wethouders en den Raad er prijs op stelden alle stukken te zien, het zou bij de voogden geen bezwaar hebben ontmoet zo over te leggen. De commissie echter meende, en geheel te goeder trouw, op grond van het reglement, dat het niet noodzakelijk was. Het is dus niet zon derling, maar er heerscht blijkbaar een misverstand, hoewel het nog niet uitgemaakt is wie gelijk heeft. Wat de heer Baart de la Faille betreft, die zich verwonderde dat no. 1 van de aanbeveling geene schriftelijke aanbevelingen heeft, spreker kan mede- deelen, dat dit een zeer begrijpelijke oorzaak heoft. De heer Camerling is zoo actief geweest niet te wachten tot zijn persoonlijk bezoek was verzocht, maar is zoo spoedig hij kon naar hier vertrokken. Hij is hier begeleid en aangemoedigd door een ge acht ingezetene onzer stad, die hem ook persoonlijk heeft aanbevolen. Ook deze persoonlijke aanbeve lingen zijn onderzocht en zij zijn volkomen juist be vonden. Daarom heeft deze man geen schriftelijke aanbevelingen, maar hij heeft, zooals do heer Baart de la Faille terecht heeft opgemerkt, eene aanbe veling in zich zelf. Spreker meent hiermede de zaak voldoende te hebben opgehelderd. De heer Baart de la Faille dankt den heer Harte lust voor diens inlichtingen. Sprekers vraag sproot echter voort uit onbekendheid met den persoon van no. 1 der aanbeveling. Deze persoon is voor spre ker een onbekende gebleven, want hij is niet bij spreker geweest. De exceptioneele wijze, waarop no. 1 heeft gemeend zich te moeten aanbevelen,, acht spreker niet zoo goed als die, waarop no. 2 heeft gewerkt. Deze heeft zijn tijd afgewacht en van hem heeft spreker ook een bezoek gehad, zoodat spreker zich ten opzichte van dezen sollicitant op de hoogte heeft kunnen stellen. Op den heer Wilhelmij heeft de speech van don heer Hartelust weinig indruk gemaakt. Waar de Raad benoemt, heeft hij ook het recht om de solli citatiestukken te zien en gaat het niet aan ze terug te sturen vóór de benoeming heeft plaats gehad. Het wil er bij spreker niet in dat sollicitanten hunne stukken terug vragen. Hij heeft daarvan nooit gehoord. Bij een onderwijzer kan het nog wel gebeuren, maar bij eene dergelijke betrekking, die zoo'n enkele keer vacant komt, niet. De Raad heeft het recht de stukken te zien. Spreker gelooft gaarne dat do commissie de beste heeft uitgezocht, maar hier is niet gehandeld zooals het behoort. De heer Besuijen stelt er prijs op mede te deelen, dat hij de zienswijze van den heer Wilhelmij volko men deelt. Het is ook hem opgevallen dat in dezen een andere weg is gevolgd dan gebruikelijk is. Het niet aanwezig zijn van do stukken kan voor no. 1 schadelijk werken. Het persoonlijk bezoek, begeleid door een welbekend ingezetene, kan men eene zon derlinge manier van aandienen noemen, en het kan den indruk hebben gewekt dat de man niet in staat is zelf zijn woord te doen, dwaas vindt spreker het toch niet. Spreker herhaalt, dat hij de zienswijze van den heer Wilhelmij volkomen deelt. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt overgegaan tot de benoeming. Uitgebracht zijn 18 stemmen, verdeeld als volgt op den heer T. Camerling 9 stemmen. J. J. M. Tukker 7 F. E. Bouma 2 Daar niemand do volstrekte meerderheid heeft ver kregen, wordt overgegaan tot eene tweede vrije stemming. De uitslag is dat zijn uitgebracht op den heer T. Camerling 9 stemmen. J. J. M. Tukker 9 Tengevolge van dezen uitslag moet eene herstem ming plaats hebben tusschen deze beide heeren. De uitslag hiervan is dat wederom op elk der heeren Camerling en Tukker zijn uitgebracht 9 stemmen. Thans moet ingevolge het Reglement van Orde door loting worden beslist, wie de benoemde is. Door het lot wordt aangewezen de heer J. J. M. Tukker te Utrecht. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van de adressen van de hoofden der ge meentescholen nos. 6 en 8 om aan het hoofd van ge meenteschool no. 4 geplaatst te worden. De beraadslaging wordt geopend. De heer Krijgsman heeft met verwondering dezelfde stukken gezien als den vorigen keer, omdat hij meende dat besloten was tot aanhouding der behandeling, tot dat de reorganisatieplannen bekend zijn. Hier omtrent hebben Burgemeester en Wethouders geen enkele mededeeling gedaan. Spreker zou daarom gaarne worden ingelicht. De Voorzitter doet opmerken, dat Burgemeester en Wothouders er prijs op stellen, den Raad in gesloten vergadering die inlichtingen te verschaffen, welko hij noodig heeft om zijn stem te bepalen. Spreker zal de deuren laten sluitendan kan de Raad beslissen of hij met gesloten deuren wil bo- raadslagen. Na heropening deelt de Voorzitter mede dat alsnog aan de orde is punt 3 der agenda. Toon de heer Burger kennis nam van de namen der heeren, die overplaatsing verzochten, dacht hij dat het eene besliste zaak was. Wij wisten het al lang en in de rapporten wordt het ons bevestigd, dat do beide hoofden buitengewoon gunstig staan aange-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 2