310 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 December 1908. redeneering van den heer Komter. Dezo toch heeft gezegd dat het Rijk in de wet op het arbeidscontract wel een werklieden- doch geen ambtenaren-reglement heeft gemaakt. Daarmee is niets gezegd of iets onjuists. Het arbeidscontract is niet geldig voor eenig amb tenaar noch voor eenig werkman in dienst van staat, provincie of gemeente. En vat men het begrip amb tenaar ruim op, zoodat daaronder bijvoorbeeld valt de directeur eener naamlooze vennootschap, dan geldt het voor dezen ambtenaar even goed als voor den gewonen werkman in dienst van zoo'n lichaam. Den heer Besuijen doet spreker opmerken, dat bij de begrooting van Justitie voor 1909 een ontwerp van wet tot regeling der rechtspositie is aangekondigd. Of daaronder de gemeente-ambtenaren zullen worden begrepen betwijfelt spreker. Het zal wel zijn ton behoeve van de Rijksambtenaren, maar allicht zal het toch als voorbeeld kunnen dienen voor eene regeling de gemeente-ambtenaren betreffende. Spreker staat nog op hetzelfde standpunt als inder tijd en is overtuigd dat wij eens moeten komen tot het maken van een ambtenaren-reglement. Toch kan hij niet medegaan met de door den heer Besuijen aan do motie van 1906 gegeven uitlegging. In do motie staat wat van Burgemeester en Wethouders verlangd wordt. Er staat evenwel niet in dat zij met een ambtenaren-reglement moeten komen bij den Raad. Nu zijn or voor den Raad redenen om niet te hard van stal te loopen. Wij hebben na hard werken van Burgemeester en Wethouders een werkliedenreglement gekregen en gezien dat dit niet voor alle werklieden zal gelden, maar slechts voor bepaalde groepen. Dit reglement is echter nog lang niet vastgesteld, veel minder in gevoerd. Is dit eenmaal het geval, dan zal er naar gestreefd moeten worden allen er geleidelijk in te betrekken. Inmiddels wordt ons beloofd een Rijkswet op de regeling der rechtspositie. In hoeverre deze op de gemeente-ambtenaren toepasselijk wordt, is een andere vraag. Men zal echter van Burgemeester en Wet houders kunnen vragen eens mot die materie te beginnen als zij eens tijd hebben. De heer Besuijen zou zijne motie kunnen herhalen, spreker is van oordeel dat hij daarmee geen praktisch werk verricht. Burgemeester en Wethouders hebben in den laatsten tijd veel werk, dat niet altijd met hunne wenschen overeen kwam, verricht. Al zou evenwel eene motie, door den heer Besuijen in te dienen, worden aangenomen, dan nog zal de Raad, gegeven den stand van zaken, gezien do verschillende bolangrijke aan de orde zijnde kwesties, het Burgemeoster en Wet houders niet kwalijk nemen als zij met de uitvoering ervan langen tijd wachten. De hoer Besuijen wijst er op dat Burgemeester en Wethouders hebben verwezen naar Bijlage 6 van 1906. Inderdaad heeft spreker dit in zijne aanteeke- ningen over 't hoofd gezien. Spreker zal de leden in de herinnering roepen, onder welke omstandigheden deze kwestie behandeld is. Bij den Raad werd ingediend gemeenteblad no. 23 van 1900, om daarvan een werklieden-reglement te maken. Het was een reageeren op eene gevallen be- beslissing, waardoor weerzin werd gewekt en warme discussiën werden uitgelokt. Het voorstel werd aan Burgemeester en Wethou ders teruggezonden. Toen dit zaakje van do baan was, kwam er een ander college van Burgemeester en Wethouders. Dat nieuwe college staat weer voor de motie-Burger en de loyale uitvoering daarvan. Is "de Raad bekeerd, hij stemme tegen do door spreker in te dienen motie. De heer Komter heeft gezegdhot doet er niet toe hoe men do motie leest. Burgemeester en Wet houders behoeven niet te komen met een ambtenaren reglement. Spreker vertrouwt dat dit niet zoo door den wethouder bedoeld is. Deze zal zeker de moreole verplichting van Burgemeester en Wethouders erken nen om den wil van 's Raads meerderheid, zoo die met de wet niet strijdig is, uit te voeren of voor zijn functie bedanken. Ook zegt de heer Komter, het doet er niet toe op welk standpunt Burgemeester en Wethouders staan. Als de ambtenaren er belang in stellen, willen Bur gemeester en Wethouders wel een ambtenaren-regle ment geven. Do Bond van gemeenteambtenaren sluit zich aan bij de vereeniging„de Rechtstoestand". Wat voor zin zou die aansluiting nu hebben als de ambtenaren geen belang stolden in de regeling hunner rechts positie Waarvoor zouden zij dan de contributie betalen Maar, zegt de heer Komter, zij kunnen dit voor hun collega's hebben gedaan hier kennen de ambtenaren hunne superieuren en zij kunnen hunne wenschen dagelijks kenbaar maken. De verhouding van de ambtenaren tot Burgemeester en Wethouders kan nu poeslief zijn, er kunen andere ambtenaren, ook andere superieuren komen. Al is de toestand nu goed, dit zegt niets voor den dag van morgen. Als er in Amsterdam een reglement ware geweest, zouden niet drie ambtenaren zoo maar, zonder vorm van proces, aan den dijk zijn gezet. Spreker is van oordeel dat de rechtspositie van ieder moet worden geregeld en dat men niet moet vragen of de betrokkene een boordje draagt of niet, een hoed of een pet. Gaat men over tot codificeering der rechten en plichten van de werklieden, dan moet men dit ook doen voor de ambtenaren. Spreker heeft aan een ambtenaar gevraagd of zij er op gesteld zijn dat er een ambtenaren-reglement komt en ten antwoord ge kregen we zijn aangesloten bij „de Rechtstoestand". Spreker stelt zich eens voor dat, als de Raad nu besluit niet over te gaan tot het invoeren van een ambtenaren-reglementer de volgende week een adres is; zal dan de Wethouder onmiddellijk een ambte naarsreglement gaan verdedigen en ontwerpen Wat de heer Burger betreft, deze is, laat spreker het rondweg zeggen, stiekum teruggekrabbeld. Hij zegt dat Burgemeester en Wethoudors het te druk hebben en het schijnt hem goed als het reglement over 10 jaar komt. „Als Burgemeester en Wethouders nu zoo happig waren op een reglement als de heer Besuijen en ik" zegt mr. Burger, spreker vreest voor die combinatie. De happigheid van mr. Burger is in dozen vrij gering, in iedei geval niet gelijk aan die van spreker. De heer Burger wijst erop, dat er een ontwerp van wet is ingediend tot regeling der rechtspositie. Laat ons toch niet meer spreken over de plannen der rogeering. Er wordt vandaar zooveel beloofd waar niets van terecht komt. Spreker concludeert dat hot wenschelijk is eeno poging te doen om gedaan te krijgen, dat do Raad de wenschelijkheid nogmaals uit- spreke van het regelen dor rechtspositie van de ambtenaren. Hij heeft dan ook de eer do volgende motie in te dienen „De Raad spreekt als zijn oordeel uit, dat het wen schelijk is een algemeen reglement samen te stellen, regelende den rechtstoestand van de ambtenaren in dienst der gemeente, noodigt Burgemeester on Wethouders uit een regie* ment als bovenbedoeld te ontwerpen en den Raad ter vaststelling aan te bieden." De heer Burger, wiens motie tot model van deze laatste diendo, kan nu tegen zijn eigen geesteskindje stemmen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 December 1908. 311 De Voorzitter deelt mede dat door den heer Be suijen eene motie is ingediend, luidende „De Raad spreekt als zjjn oordeel uit, dat het wen schelijk is een algemeen reglement samen te stellen, regelende den rechtstoestand van de ambtenaren, noodigt Burgemeester en Wethouders uit een reg lement als bovenbedoeld te ontwerpen en den Raad ter vaststelling aan te bieden." Spreker schorst de beraadslagingen over het voorstel van Burgemeester en Wethouders en opent die over de ingediende motie. De heer Komter heeft weinig meer te zeggen. Wat door den heer Besuijen is aangevoerd als een bewijs van belangstelling van de ambtenaren, mag wel een zeer zwak bewijs worden genoemd. Indien zij wer kelijk belang stelden, hadden zij daarvan door een adres kunnen laten blijken. Dit is niet gebeurd en spreker zal dan ook die blijken van belangstelling nader afwachten, alvorens zijne stem aan de motie te geven. De heer G. W. Koopmans zou willen weten of een ambtenaren-reglement afzonderlijk wordt gemaakt of dat het in het werklieden-reglement wordt opgenomen. De beraadslaging wordt gesloten. De motie-Besuijen wordt verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenKrijgsman, Zandstra, Besuijen, Lautenbach, de Jong, G. W. Koopmans en Hartelust. Tegen de heeren: SchoondermarkWilhelmij, Beucker Andreae, Komter, Oosterhoff, Menalda, Bur ger, Duparc, Baart de la Faille, Feitz en Haverschmidt. De algemeene beraadslagingen over het voorstel van Burgemeester en Wethouders worden heropend en daar niemand meer het woord verlangt, weder gesloten. De heer Burger stelt voor de verdere behandeling te verdagen tot de volgende vergadering. Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. Hierna wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 7