316 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 December 1908.
en Romkeslaan en hem dientengevolge te ontheffen
van de betaling der deswege aan de gemeente ver
schuldigde recognitie ad 10.'s jaars.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wil hel mij zal niet ingaan op het voorstel
van Burgemeester en "Wethouders. Hij wil echter
den Voorzitter als hoofd der politie verzoeken de
politie attent te maken op den wal voor het pakhuis
van den heer Hartelust. Spreker zou, als er termen
voor bestaan, den heer Hartelust willen verbieden op
den wal zooveel zware vrachten op te stapelen. Het
zal niet lang duren, of de wal ligt in de gracht.
Nu reeds zitten er gaten in den muur, terwijl deze
al afwijking vertoont, wat er op wijst dat de wal
verzakt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met nlgemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders naar
aanleiding van de adressen van de hoofden der gemeente
scholen nos. 6 en 8 om aan het hoofd van gemeenteschool
no. 4 geplaatst te worden.
De Voorzitter zal, daar niemand het woord verlangt,
het voorstel van Burgemeester en Wethouders in
stemming brengen. Wordt dit verworpen, dan zal
spreker aannemen dat het de bedoeling van den Raad
is om door overpla-atsing in de vacature te voorzien.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om
niet over te plaatsen, wordt verworpen met 19 tegen
3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Schoondermark, Ooster-
lioff en Komter.
Tegen de heerende Jong, Burger, Lautenbach,
Krijgsman, G. W. Koopmans, Zandstra, J. Koopmans,
Besuijen, van Messel, Beucker Andreae, Wilhelmij,
Duparc FeddemaBerghuisHartelust, Beekhuis,
Feitz, Menalda en Baart de la Faille.
De Voorzitter stelt den Raad voor, nu onmiddellijk
tot eene benoeming door overplaatsing over te gaan.
De heer Burger doet opmerken, dat de Raad, waar
de Commissie van Toezicht zich op een zeer onpar
tijdig standpunt heeft geplaatst en geen van de beide
heeren speciaal heeft aanbevolen, voor eene lastige
keuze staat. Het zou tot vereenvoudiging kunnen
leiden als van de tafel van Burgemeester en Wethou
ders werd vernomen, aan wien de voorkeur wordt
gegeven.
De heer Schoondermark maakt den Raad attent
op eene zinsnede in het advies van den districts
schoolopziener, n.l. deze
„de heer Boersma, eveneens buiten kijf een zeer
„intelligent hoofd, maar met veel minder diensttijd
„in deze gemeente, boven den heer Postma te stellen,
„nu geen van beiden staat aan het hoofd eener school
„met uitgebreid leerplan, acht ik niet billijk tegenover
„den heer Postma."
Spreker meent de zaak hiermede voldoende te heb
ben toegelicht.
De heer G. W. Koopmans doet opmerken dat dikwijls
is gesproken over de toekomst van school no. 4.
Tot nu toe is van geen enkele zijde opheldering
gegeven, hoe de reorganisatie zal zijn. Mocht de Raad
de voorstellen van Burgemeester en Wethouders ver
werpen en besluiten overeenkomstig het voorstel der
Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, wat
mogelijk zal kunnen inhouden dat aan school no. 4
dezelfde capaciteit werd gegeven als aan een school
2e klasse dan zou het de vraag zijn of de betrok
ken hoofden met dezelfde ambitie zouden solliciteeren.
Wordt het een soortgelijke school, dan zal de be
noemde van de betrokken hoofden zich daarbij moeten
neerleggen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van den Voorzitter en overge
gaan tot benoeming.
Uitgebracht zijn 22 stemmen, verdeeld als volgt
op den heer G. Postma 15 stemmen,
S. Boersma 7
De heer G. Postma is alzoo overgeplaatst naar
school no. 4.
De heer Besuijen wil voorstellen de volgorde te
wijzigen. Voor den derden of vierden keer staat nu reeds
op de agenda het voorstel tot vaststelling van een
werklieden-reglement. Dit is een voorstel van zoo
veel gewicht en van zoo'n verre strekking, dat het
voor sprekor vaststaat, dat het niet onmiddellijk in
openbare vergadering kan worden behandeld. Er
zullen toch een groote massa amendementen op wor
den ingediond, zoodat er wel 75 °/0 kans is dat het
naar de secties wordt verwezen, of dat eene andero
wijze van behandeling wordt voorgesteld.
Als spreker juist ziet, dat de Raad nl. van oordeel
is, dat het voorstel niet direct voor openbare behan
deling geschikt is, dan wordt er tijd gewonnen, door
het reeds nu naar de secties te verwijzen. Spreker
stelt daarom voor punt 18 der agenda te behandelen
vóór punt 14.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Be
suijen is voorgesteld punt 18 der agenda te behan
delen vóór punt 14. Spreker zal dit voorstel in
stemming brengen.
Met algemeene stemmen wordt hiertoe besloten.
Aan de orde komt dus
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van een werklieden-reglement (Bijlagen nos.
21 en 26).
De Voorzitter opent de algemeene beraadslagingen.
De Voorzitter deelt mede dat inmiddels bij hem is
ingekomen een voorstel van den heer Burger, luidende
als volgt
„De Raad besluit
1. het ontwerp-werklieden-reglement in afdruk te
stellen in handen van ieder der werklieden in dienst
der gemeente met uitnoodiging om eventueele opmer
kingen dienaangaande binnen een door Burgemeester
en Wethouders te bepalen termijn aan hun college
schriftelijk mede te deelen, hetzij direct of door tus-
schenkomst van hunne organisaties
2. eene raadscommissie van zeven leden te be
noemen ten einde omtrent het ontwerp-werklieden-
reglement den Raad van advies te dienen met zoo
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 December 1908. 317
danige, eventueel na mondeling of schriftelijk overleg
met Burgemeester en Wethouders op te maken voor
stellen, als de Commissie zal dienstig achten."
Spreker schorst de beraadslagingen over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders en opent die over
het ingediende voorstel.
De heer Burger wijst er op dat door den heer
Besuijen terecht is opgemerkt spreker zal daarover
dan ook niet uitweiden dat het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders is van zoo'n ingrijpenden
aard en van zoo'n buitengewonen omvang, dat mag
worden aangenomen dat de groote meerderheid van
den Raad het niet direct voor openbare behandeling
geschikt acht.
Het naast zou dan voor de hand liggen eene ver
wijzing van het voorstel naar de secties, doch spreker
heeft gemeend in dit geval aan eene andere wijze
van behandeling de voorkeur te moeten geven. Spreker
acht het n.l. in dezen beter, dat eene raadscommissie
van 7 leden wordt benoemd, ten einde den Raad van
advies te dienen. Deze commissie dient dan zoo te
worden samengesteld, dat alle richtingen uit den Raad
zijn vertegenwoordigd. Spreker stelt zich deze com
missie voor als eene werkcommissie, die het voor
bereidend werk verricht. Zij kan dat beter doen dan
de secties. Het onderworp is voor velen zeer lastig,
daar het ons brengt midden in de sociale kwestie.
Spreker stelt zich voor dat een groot aantal leden,
als het voorstel in de secties zou worden behandeld,
daar onvoorbereid zal komen. Dat onderzoek in de
secties is dan voor hen feitelijk niets dan een kat uit
den boom kijkerij, zonder dat de leden zich een oor
deel kunnen vormen over de verschillende vragen,
die zich zullen voordoen.
Spreker meent dat deze zaak door eene commissie
beter kan worden voorbereid. Die commissie zal n.l.
werken in denzelfden geest als de commissie van
voorbereiding in de Tweede Kamer. Bij alle kwesties,
die zich zullen voordoen, zal zij geven een kort over
zicht van het vóór en tegen, zoodat ook het best
voorbereide lid van den Raad een beter overzicht
over de geheele zaak zal kunnen krijgen.
Spreker weet wel dat deze commissie anders is dan
die der Tweede Kamer, want deze heeft er nog een
sectie-onderzoek bij. Mocht deze raadscommissie het
wenschelijk achten, dan zou een overleg met Burge
meester en Wethouders er toe kunnen strekkon, de
behandeling gemakkelijker te maken. Spreker stelt
zich voor dat, op deze manier behandeld, de voor
bereiding beter is dan bij eene behandeling in de
secties.
Spreker heeft ook nog voorgesteld aan alle werk
lieden in dienst der gemeente een afdruk van het
ontwerp te sturen, met uitnoodiging om hunne even
tueele bezwaren bij Burgemeester en Wethouders in
te dienen. Hij behoeft niet te zeggen, dat dit
plan, uitmakende het eerste gedeelte van het voorstel,
los hangt van het andere deel en dat, al wordt dit
verworpen, het tweede deel gerust kan worden aan
genomen, zij het dan ook eenigszins gewijzigd.
Het eerste gedeelte van sprekers voorstel beschouwt
hij zelf niet als eene praktisch belangrijke zaak omdat
de opmerkingen, die eventueel zullen worden gemaakt,
ook wol langs een anderen weg den Raad ter oore
zullen komen.
Spreker is echter tot het doen van zijn voorstel
gekomen door een artikel in de wet op het arbeids
contract. Als een fabrieksreglement wordt ingevoerd
oi gewijzigd door een patroon, schrijft de wet voor
dat aan eiken werkman een exemplaar van het ontwerp
moot worden verstrekt. Spreker weet wel dat dit
met precies hetzelfde is als wat door hem met zijn
voorstel wordt beoogd.
De wet schrijft deze mededeeling voor, om den
werklieden gelegenheid te geven, zich te beraden of
zij onder de gewijzigde voorwaarden willen blijven
werken.
De praktische strekking is echter dezelfde als die
van sprekers voorstel. Een werkman toch, die onder
de nieuwe voorwaarden niet wil blijven, zal dan ook
zijne bezwaren indienen en de patroon kan bij de
definitieve vaststelling van het gewijzigde reglement
daarmede rekening houden. Spreker wil den werk
lieden het volle pond geven. Wordt dit gedaan, dan
zullen zij later niet kunnen zeggen dat de Raad deze
belangrijke zaak buiten hen om heeft behandeld.
Ook meent spreker het beleefdheidshalve tegenover
de betrokken arbeiders te moeten doen. Hij heeft
gesproken van adressen door de arbeiders zelf in te
dienen of door hunne organisaties. Deze laatste toe
voeging heeft hij gedaan omdat het mogelijk is dat
een arbeider zelf zijne bezwaren niet zoo goed te
berde kan brengen. Hij kan dit dan doen door middel
van de organisatie, waarbij hij is aangesloten. Ook
deze adressen moeten de commissie ter hand worden
gesteld.
Spreker meent het hierbij te kunnen laten.
De heer Duparc kan zich vereenigen met het denk
beeld van den heer Burger, om eene commissie van
voorbereiding te benoemen. Hij is het geheel met
dat lid eens, dat de voorbereiding door eene commissie
meer effect zal hebben dan indien het ontwerp naar
de secties wordt verzonden.
De secties onderzoeken de zaak, benoemen rappor
teurs, deze brengen rapport uit, maar dan leveren de
openbare debatten dikwijls slechts eene herhaling op
van wat in de secties is gezegd. De lange verga
deringen, ook in de Tweede Kamer, leveren daarvan
mede een voorbeeld.
Spreker zal echter niet kunnen steunen het tweede
gedeelte van het amendement om ieder werkman een
ontwerp-reglement naar huis te zenden, opdat hij
daarover zijn oordeel kan uitspreken. Spreker wil
niets afdingen op het gezond verstand der gemeente
werklieden, maar hij acht eene dergelijke behandeling
van dit reglement niet noodig. De Kamer van Arbeid
is gehoord, en dit lichaam mag toch worden beschouwd
althans als een soort vertegenwoordigster der werk
lieden, en er zitten toch ook vaklui in deze Kamer.
Indien het denkbeeld van den heer Burger opging,
zouden wij krijgen een referendum. Dit zou spreker
te ver gaan. Met hetzelfde recht, liever onrecht, zou
dan mede kunnen worden gevorderd, dat, als er b.v.
eenontwerp-verordeningzou worden behandeld, waarbij
toch de belangen van alle ingezetenen waren betrok
ken, aan dezen een exemplaar word toegezonden met
de uitnoodiging hun gevoelen er over kenbaar te
maken. Spreker ziet eenige leden hot hoofd schudden.
Maar deze wijze van handelen zou slechts een con
sequente toepassing zijn, indien volgens het voorstel
van den heer Burger werd besloten.
De heer Burger heeft de wet op het arbeidscontract
aangehaald, doch tegelijkertijd er alleszins terecht
op gewezen, dat de bedoeling van het door hem aan
gehaalde artikel deze is, om, waar het b.v. een fabriek
geldt, de arbeiders in de gelegenheid te stellen, zich
te verklaren, of zij willen blijven werken of niet.
Hier is het nochtans heel wat anders. "Werd het
eerste gedeelte van het amendement aangenomen,
dan zouden wij, als spreker het zoo mag noemen, een
soort vóór-parlement krijgen. Dat zou een unicum zijn,
maar volgens spreker geenszins een goed voorbeeld.
De heer Besuijen wenscht een kort woord te spreken
over het voorstel-Burger.
Het is bekend dat door spreker meermalen is aan
gedrongen de organisaties te hooren over deze zaken