26 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1909. met de bewering van den heer de Jong, dat nog zullen worden onderzocht 50 monsters gebruiksartikelen. Spreker komt tot een totaal van 1600 monsters. Dit is een cijfer van beteekenis en getuigt, dat de heeren hun taak niet als een sinecure opvatten. Nog heeft de heer de Jong een bezwaar gemaakt n.l. dit, dat de gemeente geen controle zou hebben. Spreker vraagt: bestaat er wel controle tegenover een keuringsbureau? Bedoelt de heer de Jong soms eene controle zóó, dat de gemeente kan beoordeelen het gehalte en de werkzaamheden van dengene, die aan het hoofd van dat bureau is geplaatst. Die controle, dit is sprekers meening, moet gelegen zijn in het vertrouwen, dat gesteld wordt in den directeur en den keurmeester. Van deze controle zou, al kon zij bestaan, allerminst sprake zijn, als het bureau in Botterdam gevestigd was. Het is een zaak van vertrouwen. Men moet ver trouwen stellen in menschen van goeden naam, repu tatie en erkende bekwaamheid. Besumeerende komt spreker tot deze conclusie met den heer de Jong stelt hij op den voorgrond eene gemeentelijke inrichting, die zeker de voorkeur verdient. Heeft de Baad echter bezwaar tegen een dergelijke inrichting om de kosten, dan geeft spreker met volle sympathie zijn stem aan het voorstel van Burgemees ter en Wethouders om de keuring bij wijze van proef voor één jaar op te dragen aan de heeren C. J. de Vogel en H. W. Sonnega. De heer Oosterhoff zal met een enkel woord de sprekers die het woord hebben gevoerd, beantwoorden. In de eerste plaats den heer de Jong. Dit raadslid heeft gezegd dat Burgemeester en Wethouders niet hebben voldaan aan de opdracht, die hun gegeven is in de bij de behandeling der begrooting voor 1908 aangenomen motie. Spreker erkent dat daar wel iets voor te zeggen valt als men do motie geheel naai de letter opvat. Spreker wil echter doen opmerken dat aan deze motie eene zeer lange toelichting is voorafgegaan, waarin door den heer de Jong alleen gewezen is op de noodzakelijkheid van het in het leven roepen van een keuringsdienst, maar waarin met geen enkel woord gesproken wordt van eene gemeentelijke instelling. Het komt spreker voor dat de heer de Jong, als hij toen het standpunt had in genomen, waarop hij zich nu plaatst, n.l., dat hij iedere inrichting, die niet gemeentelijk is, afkeurt, daarvan wel iets zou hebben laten doorschemeren. Nu verklaart hij, dat hij zoowel het eerste als het tweede voorstel van Burgemeester en Wethouders afkeurt en hij voegt eraan toe, dat de gezondheids commissie met hem meegaat. Spreker zou den heer de Jong erop attent willen maken, dat dit meegaan dan toch slechts een heel klein eindje geschiedt. De gezondheidscommissie moge misschien eene ge meentelijke instelling prefereeren, als er finantiëele bezwaren tegen eene dergelijke inrichting bestaan, zal zij zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders gaarne vereenigen. De heer de Jong oppert nu het bezwaar, dat de heeren de Vogel en Sonnega geen tijd genoeg zullen hebben voor het werk. Spreker is van oordeel, dat de heer de Jong deze zaak overdrijft. Als men toch nagaat dat zij 1600 monsters wenschen te onderzoeken, dan wordt dit gemiddeld 5 per dag. Daartoe zal hun nu toch wel niet de benoodigde tijd ontbreken. Bovendien eischt het onderzoek volstrekt niet altijd, dat de personen er voortdurend bij tegenwoordig zijn. Er moet b.v. ingedampt, gekookt, gefiltreerd worden enz. Dan kan de onderzoeker alles laten staan en onder- tusschen andere werkzaamheden verrichten. Het wil spreker dan ook voorkomen dat een Directeur van een gemeentelijk keuringsbureau met zijn vrijen tijd verlegen zou zijn. Een ander bezwaar van den heer de Jong is, dat de heeren geen routine hebben, omdat zij niet gewend zijn aan het houden van besprekingen met de winkeliers enz. Hetzelfde bezwaar geldt ook voor een te benoemen Directeur. Wij zouden voor een salaris van 2000.immers vrij zeker een chemicus krijgen, die pas van de academie komt en die dus ook in dit opzicht vreemd is aan de zaak. Wat de keuring zelf betreft, ten opzichte daarvan zijn de heeren geen vreemdelingen. Zij verrichten toch voortdurend onderzoekingen voor de justitie, de gezondheidscommissie en particulieren. Nog heeft de heer de Jong opgemerkt, dat volgens Dr. Lam de grootste kracht uitgaat van den keurmeester en dat het van het grootste belang is, dat er tusschen dien keurmeester en de verkoopers eene vriendschappelijke betrekking- komt. Burgemeester en Wethouders kunnen niet in zien dat een keurmeester van een dergelijk particulier bureau niet hetzelfde vertrouwen zal hebben als een van eene gemeentelijke inrichting. De kosten, zoo redeneert de heer de Jong verder, zullen wel mee- vullen. Het centrale keuringsbureau heeft deze ge raamd op 3,640.maar daar zal nog wel wat van af kunnen. Waar de heer de Jong dit bedrag heeft kun nen vinden staat spreker niet helder voor den geest. Mis schien dat het voorkomt in het nader schrijven van den centralen keuringsdienst. In het eerste schrijven worden echter als kosten voor de kleinste inrichting opgegeven 4,600.Spreker is van oordeel dat dit bedrag dichter bij de waarheid is dan dat, hetwelk door den heer de Jong wordt opgegeven. In Dordrecht toch kost de keuringsdienst 5 a 6,000.in den Haag 8,900.in Nijmegen 4,700.Het ver schil tusschen een gemeentelijken keuringsdienst en het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt dan 1,400.Spreker meent daarom dat het aan beveling verdient het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. Door den heer Baart de la Faille zijn enkele op merkingen gemaakt naar aanleiding van een paar zinsneden in het prae-advies. In de eerste plaats doet dit raadslid opmerken dat Burgemeester en Wet houders hebben gezegd dat tot hun leedwezen hot voorstel van de heeren do Vogel en Sonnega pas was ingekomen nadat hun voorstel publiek domein was geworden en hij voegt daaraan toe, dat dit niet anders mogelijk was. Spreker meent dat deze bewering on juist is. Zij zijn toch in de gelegenheid geweest kennis te nemen van de motie-de Jong en haddon zich toen reeds bij Burgemeester en Wethouders kunnen aanbevelen. Wat de tweede opmerking betreft, de heer Baart de la Faille heeft gezegd dat het hem onaangenaam heeft aangedaan dat Burgemeester en Wethouders hebben geschreven „het keuringsbureau, waarover de gezondheidscom missie zich eenigszins schamper uitlaat." Spreker kan verklaren, dat Burgemeester en Wet houders daarmede niets onaangenaams bedoelende, toch eenigermate dien indruk hadden ontvangen. Zij hebben daarvan alleen melding gemaakt en hunne zienswijze daartegenover gesteld om aan te toonen, hoe zij gekomen zijn tot hun voorstel, dat van het oorspronkelijke afwijkt en om op den voorgrond te plaatsen, dat aansluiting aan het Centraalbureau niet zoo afkeurenswaard zou zijn geweest, vooral ook op grond van de goede ervaringen door Zwolle opgedaan en het gunstig oordeel van den Inspecteur voor de Volksgezondheid, den heer Goester. Dat Burgemeester en Wethouders zeggen dat een bureau ter plaatse waar het moet tverken „iets" voor kan hebben, is een terugslag op de wel wat boude uitspraak dei- gezondheidscommissie, dat elke andere inrichting „niet goed" zou zijn. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1909. 27 Enkele punten hebben de aandacht van den heer Hartelust getrokken. In de eerste plaats de cijfers die gebezigd worden en die dienen als basis voor berekening. Daarover zijn de verschillende sprekers het niet eens. Veiligheidsshalve zal spreker het hoogste cijfer nemen, dat is aangegeven als kostenbedrag voor een gemeentelijk keuringsbureau n.l. 4600.— Dan zou er 1400.worden bespaard als de dienst werd opgedragen aan de heeren de Vogel en Sonnega. Spreker verklaart dat hij dit verschil van 1400. niet zoo groot vindt, dat het voor hem aanleiding kan zijn het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. Spreker voelt veel voor een gemeentelijken keurings dienst en hij heeft daarvoor verschillende motieven. Niemand zal ontkennen dat de onpartijdigheid het best kan worden in acht genomen door gemeente ambtenaren, die boven alle partijen staan. Ook is in sprekers oog het gebrek aan tijd, dat de heeren de Vogel en Sonnega zullen hebben, geen onbetee- kenend motief. Men moet toch in het oog houden dat niet alleen proeven worden genomen, maar dat ook besprekingen moeten worden gehouden-en overleg gepleegd. Dan heeft spreker nog bezwaren tegen het voorstel zelf. Er wordt wijselijk voorgesteld, om een proef te nemen. Dit is voorzichtig, maar het blijft niettemin ge vaarlijk, omdat het gevoels-element een rol zal spelen. Wanneer de proef eens niet aan de verwachtingen beantwoordt, dan zouden de heeren moeten worden uitgenoodigd om van de verdere behandeling af te zien. Spreker zou hun die teleurstelling willen be sparen. De vrijheid die men over één jaar heeft, is niet zoo groot, want men kan het gevoels-element niet elimi- neeren en daarom acht spreker het nemen van een proef gevaarlijk. Op deze gronden zal spreker tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heeren Beekhuis en Burger zijn inmiddels we derom ter vergadering verschenen. De heer de long deelt mede, dat, waar hij aanvan kelijk van mcening was, het beste zijn doel te kunnen bereiken, door tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen, het hem bij nader inzien betor voorkomt den Baad een motie aan te bieden, luidende „De Baad noodigt Burgemeester en Wethouders uit alsnog in te dienen een voorstel tot oprichting van eene gemeentelijke inrichting, voor keuring van voedingsmiddelen en gebruiksartikelen." De Voorzitter deelt mede dat door den heer de Jong de volgende motie is ingediend de Baad noodigt Burgemeester en Wethouders uit, abnog in te dienen een voorstel tot oprichting van eene gemeentelijke inrichting, voor keuring van voe dingsmiddelen en gebruiksartikelen. Het doet den heer de Jong genoegen van den heer Baart de la Faille te hebben gehoord dat deze vóór eene gemeentelijke inrichting zal stemmen indien het mogelijk is. Het is echter wel eigenaardig, dat dit raadslid steeds tegen eene gemeentelijke inrichting heeft gesproken. De heer Baart de la Faille heeft ook gezegd dat spreker de cijfers, door het Botter- damsch bureau opgegeven, heeft gereduceerd. Dit is niet waar. Spreker heeft dit gezegder staat 3650.maar er zal wel iets af kunnen. Hij heeft echter het bedrag laten staan. Ook is het niet juist dat de heer Baart de la Faille beweert dat in de berekening van het Botterdamsch bureau de keur meester ontbreekt. Er staateen bediende 500. Wanneer echter de keuring aan de heeren de Vogel en Sonnega wordt opgedragen, is er ook een noodig. Do kwestie voor spreker is deze. De heeren de Vogel en Sonnega, wier bekwaamheid spreker niet in twijfel trekt, zijn niet onafhankelijk en hebben zaken, die het grootste deel van hun tijd in beslag nemen, zoo dat wij niet die waarborgen hebben voor een goede keuring dan wanneer wij hebben ambtenaren, uitsluitend in dienst der gemeente. De heer Baart de la Faille zegt dat wijn nu wel niet in de eerste plaats in aanmerking komt om te worden onderzocht. Dit is echter niet de vraag. De heer Sonnega verkoopt evenwel ook andere zaken zooals b.v. grenadine. Ook heeft de heer Baart de la Faille gezeefd dat 1 O O het niet goed is te zeggen, dat de heeren geen tijd hebben en dat de Baad zich daarmee niet heeft in te laten. Die redeneering gaat niet op. Allen, die in dienst der gemeente zijn, moeten waarborg geven voldoenden tijd te hebben voor de zaken, die zij heb ben te verrichten. De Baad behoeft niet in te gaan op hunne bewering, dat zij den tijd wel hebben. Spreker moet nog eene door hem begane onjuistheid herstellen door mede te deelen, dat het aan zijne aan dacht is ontsnapt, dat de heeren de Vogel en Sonnega ook gebruiksartikelen zullen onderzoeken. De heer Oosterhoff heeft gezegd: als men de motie naar de letter opvat, is er wat voor sprekers bewering te zeggen, maar in de heele lange toelichting is over eene gemeentelijke inrichting niet gesproken. Burge meester en Wethouders, dit herhaalt spreker, hebben zich toch op sprekers standpunt geplaatst, toen zij een bedrag uittrokken als salaris voor een directeur. Het ware misschien beter geweest dat spreker het duidelijk gezegd had dat hij eene gemeentelijke in stelling bedoelde. Hij was er echter van overtuigd dat dit zoo van zelf sprak, dat hij het niet heeft gedaan. Verder heeft de heer Oosterhoff gezegd dat de gezondheidscommissie niet met spreker meegaat. Spreker heeft ook alleen gezegd het met de gezond heidscommissie eens te zijn ten opzichte van het Botterdamsch bureau en dat hij de argumenten der commissie nog wel zou kunnen aanvullen. Wat de bewering van den heer Oosterhoff aangaat dat er ge middeld 5 monsters per dag zullen worden onderzocht en dat dit wel te doen is, dit geeft spreker gereede- lijk toe. De kwestie komt echter meer neer op het overleg met winkeliers enz. Daarop wordt dan ook door Dr. Lam het meest gedrukt. Menschen die zaken hebben, en die de keuring als eene welkome bijver dienste beschouwen, geven ons niet de waarborgen voor een goede uitvoering van den dienst als ambte naren uitsluitend in dienst der gemeente. Ten op zichte van de berekening van het Botterdamsch bureau kan spreker niet anders zeggen dan dat ook hij deze heeft opgepikt op het stadhuis. Al was nu evenwel de door den heer Oosterhoff gegeven berekening juist, dan nog zou spreker eene gemeentelijke inrichting willen hebben, omdat die de beste waarborgen geeft. De andere door den heer Oosterhoff genoemde ge meenten zijn niet met Leeuwarden te vergelijken. De Voorzitter deelt mede dat thans aan de orde is de motie van den heer de Joner. De heer van Messei wil den heer de Jong vragen wat zijne bedoeling is. Is bij aanneming van de ingediende motie het voorstel van Burgemeester en Wethouders als verworpen te beschouwen, of wordt de behandeling ervan aangehouden? Van de beant woording van deze vraag zal sprekers stem afhangen. De heer de Jong zegt, dat hij er niets tegen zou

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 5