40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1909.
het wettelijk voorschrift heeft voldaan indien zij heeft
gehandeld zooals Leeuwai'den, want de wet heeft niet
gewild dat zij een uitbreidingsplan zou moeten maken,
dat naar hare eigen meening niet deugt. Spr. meent
dus dat in zooverre aan de bedoeling van de wet is
voldaan, dat de gemeente heeft vastgesteld een plan,
waarnaar de uitleg van de stad zal geschieden. Maar
ook indien moet worden gezegd dat wij geen uit
breidingsplan bezitten omdat het niet is goedgekeurd,
dan heeft spr. liever geen uitbreidingsplan dan een
dat verkeerd is. En tot zoodanig verkeerd plan zal
het komen indien wij ons moeten neerleggen bij de
uitspraak van de Kroon.
Daarom wil spreker zich er niet aan wagen dat de
uitspraak van Gedeputeerde Staten door de Kroon
wordt bevestigd. Het gevaar hiervoor is groot, daar
de heer Faber wederom als adviseur zal optreden.
Spreker dringt er daarom op aan niet in beroep te
gaan, maar ons te houden aan het door den Raad
opgemaakt plan.
De heer Baart de la Faille, met verlof der verga
dering voor de derde maal het woord erlangende,
wijst er op dat door den heer Beekhuis is gezegd
dat de bouwverordening waakt tegen het onhygiënisch
volbouwen der terreinen, in de onmiddellijke nabij
heid der stad gelegen, Spreker ziet in de bouw
verordening dien waarborg niet. De Raad heeft
daarbij aan bouwondernemers concessies gedaan, die
den toets der critiek niet kunnen doorstaan. Spreker
is niet in gebreke gebleven, dit bij de behandeling
der bouverordening in het licht te stellen. Hij
herhaalt dat hij in de bouwverordening den door
den heer Beekhuis genoemden waarborg niet ziet.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt verworpen met 16 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Feddema, Schoonder-
mark, Beucker Andreae, Haverschmidt en Beekhuis.
Tegen de heerenG. W. Koopmans, Lautenbach,
Zandstra, Berghuis, de Jong, Krijgsman, Hartelust,
Feitz, J. Koopmans, Besuijen, Komter, Oosterhoff,
Wilhelmij, Burger, Menalda en Baart de la Faille.
De Voorzitter deelt mede dat door de heeren Burger,
Zandstra en G. W. Koopmans een voorstel is in
gediend luidende
de Raad besluit bij Hare Majesteit de Koningin
beroep in te stellen tegen de weigering door Gede-
puteerdo Staten van de goedkeuring aan het door
den Raad vastgestelde uitbreidingsplan der gemeente.
Daar het adres moet worden ingediend vóór de
volgende raadsvergadering, geeft de Voorzitter den
voorstellers in overweging, aan hun voorstel toe te
voegen de woordenen machtigt Burgemeester en
Wethouders het noodige te verrichten
Met algemeene stemmen wordt het voorstel, aldus
aangevuld, aangenomen.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
a. om hen te machtigen van het Rijk in algeheel
vrijen eigendom over te nemen de aan het Rijk voor
militair gebruik afgestane localen van de Hoofdwacht
b. goed te keuren, dat een nader door hen aan te
wijzen gedeelte van de Garnizoens-infirmeric worde in
gericht en gebruikt als bureel en magazijn ~voor de
Landweer en als bureel voor dm Garnizoenscommandant
en daarvoor een crediet ad 350.te verleenen.
Dit voorstel luidt
Bij overeenkomst van den 8 Februari 1861 heeft
de gemeente ten behoeve van het Rijk kosteloos tot
militair gebruik afgestaan vier met name genoemde
gelijkvloersche localiteiten en een portaal, den toe
gang tot één daarvan vormende, van het gebouw „de
Hoofdwacht", onder voorwaarde van onderhoud door
het Rijk zoolang het gebruik bij de militairen zal
duren dat de gebouwen zonder goedkeuring van het
gemeentebestuur niet aan hunne eigenlijke bestemming
zullen mogen worden onttrokken en dat, wanneer de
gebouwen niet meer door den Minister van Oorlog
voor de militaire belangen noodig zullen worden ge
oordeeld, zij aan de gemeente in algeheel vrijen
eigendom zullen worden overgegeven in den staat
waarin zij zich alsdan bevinden, zonder dat van of door
haar, wegens waardevermeerdering of schadeloosstel
ling, iets zal kunnen worden gevorderd.
In 1879, aldus mej. R. Visscher in „Leeuwarden
van 18461906", pag. 108, werd de Hoofdwacht der
militairen opgeheven en ontruimd. Onmiddellijk ver
zocht dc gemeente overeenkomstig het, in 186] go-
sloten contract om teruggave der daarin genoemde
localen. Hieraan werd ten deele voldaan, doch onder
voorbehoud dat de gemeente slechts tot wederop-
zeggens toe over deze ruimte mocht beschikken. Om
voldoenden toegang uit het stadhuis te verkrijgen tot
de boven de Hoofdwacht in gebruik genomen bureaux
voor gemeentewerken had men in 1881 de plaats
ruimte noodig, ingenomen door de in 1861 eveneens
aan het Rijk afgestane arrestantenlocalen. Nogmaals
wendde het gemeentebestuur zich tot de Regeering
met het verzoek om in het vrije bezit der geheele
hoofdwacht te worden gesteld, wederom te vergeefs
de gevraagde ruimte werd wel is waar afgestaan,
onder voorwaarde echter, dat elders in het gebouw
nieuwe cellen zouden worden aangebracht. De destijds
aan het Rijk in gebruik gegeven officierskamer wordt
thans nog steeds voor den garnizoensdienst gebruikt.
Toch is, zullen mettertijd de in voorbereiding zijnde
plannen tot verbouwing van het stadhuis en uitbrei
ding van voor den gemeentedienst noodige vertrek-
ruimte tot hunne zoo gewenschte vervulling geraken,
weder de vrije beschikking over het gebouw der
voormalige Hoofdwacht een onafwijsbare eisch en
Burgemeester en Wethouders waren daarop bedacht
toen zij, onder dagteekening van den 17 October
1908, aan den kapitein der genie, eerstaanwezend
ingenieur te Zwolle, het verzoek ontvingen goed te
vinden, dat twee localen op den beganen grond van
het militair hospitaal aan den commandant van het
lie Landweerdistrict als bureel en magazijn in ge
bruik zouden worden gegeven. Ook dit gebouw is
bij het contract van 1861 aan het Rijk onder de
boven geresumeerde voorwaarden in gebruik afge
staan, zoodat zonder goedkeuring dezerzijds de Land-
woeradministratie er niet in zou mogen worden
ondergebracht. Wij gaven dus aan den Minister van
Oorlog te kennen dat bij ons tegen het door den
kapitein-eerstaanwezend ingenieur ter sprake gebrachte
denkbeeld geen bedenking zou bestaan, indien door
hem overeenkomstig art. 3 van het contract van 1861,
kon worden verklaard, dat de localen der Hoofdwacht
niet langer voor de militaire belangen noodig zouden
worden geacht.
Inmiddels zou, tot de plannen van den stadhuisbouw
vasteren vorm hadden aangenomen, het garnizoens-
bur eau zoo lang in de Wacht gevestigd kunnen blijven.
Van den kapitein voornoemd, mochten wij namens
den Minister het bericht ontvangen, dat bij Zijne
Excellentie tegen de gewenschte transactie geen be
zwaar bestond, mits de gemeente voor hare kosten,
doch ten hoogste tot een bedrag van 350.liet
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1909. 41
bureel van den garnizoenscommandant in het hospitaal
zou doen inrichten.
Wij meenen U te mogen aanraden op een en ander
in te gaan. Zonder noemenswaardige opofferingen
van de zijde der gemeente is dan het laatste beletsel
uit den weg geruimd, dat aan de vrije beschikking
der gemeente over het gebouwencomplex, ingesloten
door Raadhuis- en Hofplein, St. Jacobsstraat en
Raadhuisstraatje, nog in den weg staat, eene beschik
king die door haar op hoogen prijs mag worden
gesteld.
Wij stellen U alzoo voor te besluiten
1. Burgemeester en Wethouders te machtigen met
ingang van een nader door hen te bepalen tijdstip,
van liet Rijk weder in algeheel vrijen eigendom
over te nemen de bij overeenkomst van 8 Februari
1861 aan het Rijk in militair gebruik afgestane bij
dat contract nader omschreven localen met toebe-
hooren van de Hoofdwacht;
2. met toepassing van art. '2 van het contract van 8
Februaril861, waarbij onder meer aan het Rijk in militair
gebruik is afgestaan de garnizoens-infirmerie, gelijk
is omschreven sub b van art. 1 van dat contract,
goed te keuren dat een nader door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen gedeelte van dat gebouw
worde ingericht en gebruikt als bureel en magazijn
voor de Landweer en als bureel voor den garnizoens
commandant en Burgemeester en Wethouders een
crediet te verleenen van ten hoogste 350.om
met behulp van dat bedrag de inrichting voor laatst
gemeld doeleinde te bewerkstelligen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Niet meer te behandelen zijnde wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.
RECTIFICATIE
in het verslag van 26 Januari 1909.
In de rede van den heer Besuijen moet op pag. 30,
le kolom, 2e alinea van beneden, in plaats van „Louis
Vailor" worden gelezen:
.Louis Varlez".