46 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Februari 1909. De Voorzitter deelt mede dat door den heer G. W. Koopmans wordt voorgesteld de gratificatie voor den heer Bekius op 200.te bepalen. Dit voorstel wordt niet ondersteund en maakt der halve geen onderwerp van beraadslaging uit. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders be treffende de adressen van Joh. Vuist en P. Vinken om hun gemeentegrond in gebruik af te staan voor het plaatsen en hebben van kiosken op onderscheidene punten in de gemeente. Dit voorstel luidt als volgt Door Uwe Vergadering werd om prae-advies in onze handen gesteld een adres van Johs. Vuist, alhier, houdende verzoek om vergunning tot het plaatsen en hebben van een kiosk voor den verkoop van sigaren etc. op den noordwestelijken hoek van het plantsoen aan het eind van den Wirdumerdijk, tegenover het beurs- en waaggebouw. Onder mededeeling, dat sedert nog is ontvangen van P. Vinken, alhier, nevensgaand aan U gericht adres, waarbij eene vergunning als bovenbedoeld wordt gevraagd op verschillende nader aangeduide punten in de gemeente, welk adres wij, waar het hier eenzelfde zaak betreft, reeds dadelijk bij U in behandeling brengen, zij opgemerkt, dat laatstelijk bij besluit van 20 Februari 1906 (zie bijgevoegd praeadvies en raadsverslag pagina 44) op een verzoek van de strekking als de vorenvermelde door U af wijzend is beschikt. Vermits de gronden, waarop deze beschikking werd genomen, nog steeds onveranderd bestaan, meenen wij ons van verdere toelichting te kunnen onthouden en hebben wij, onder overlegging der stukken, de eer U voor te stellen te besluiten adressanten te doen weten, dat hun verzoek niet kan worden ingewilligd. De beraadslaging wordt geopend. De heer Besuijen wenscht zijn stem te motiveeren. Hij zal tegen het voorstel van Burgemeester en Wet houders stemmen en verwijst naar zijne motiveering van 20 Februari 1906. In beginsel heeft spreker geen bezwaar tegen het plaatsen van kiosken op gemeente grond. Indien men van oordeel is dat daardoor con currentie wordt aangedaan aan do winkeliers moet de huurprijs van den grond worden verhoogd. Principieel bestaat bij spreker tegen het plaatsen van kiosken geen bezwaar, we zouden daarin een voudig andere gemeenten navolgen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 17 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heeren Duparc, Beucker Andreae, Lautenbach, J. Koopmans, G. W. Koopmans, Harte lust, Wilhelmij, Schoondermark, Oosterhoff, Feddema, Berghuis, Menalda, Burger, Baart de la Faille, Feitz, Haverschmidt en Komter. Tegen de heeren de Jong, Zandstra en Besuijen. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders be treffende de verdeeling van een der kiesdistricten voor de verkiezing van leden van den gemeenteraad in stern- districten en vermeerdering van het aantal stemdistricten voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-G ener aal en van de Provinciale Staten; voorts tot aanwijzing, in verband met vorenstaande, van stern- lokaliteiten (Bijlage no. 4). De beraadslaging wordt geopend. De heer Besuijen heeft het voorstel dat don Raad bereikt heeft naar aanleiding van sprekers motie, met genoegen gelezen en het komt hem voor, dat moeie- lijk beter verdeeling te krijgen is. Spreker zou dan ook geen reden hebben eenige opmerking te maken, ware het niet dat hij van oordeel is, dat in de aanwij zing der stemlokalen nog eenige verbetering kan worden aangebracht. Het doet spreker vreemd aan, dat voor het vierde stemdistrict wordt aangewezen het lokaal in het Nieuwstraatje en voor het zesde stemdistrict een lokaal in de Beurs. Spreker heeft aan eene ver gissing gedacht, dat b.v. de Romeinsche IV en VI onderling per abuis van plaats zijn verwisseld. Spreker acht het toch beter dat de lokalen juist omgekeerd worden aangewezen, omdat de kiezers uit het eene district dwars door het andere heen moeten gaan om in hun stemlokaal te komen. Spreker stelt voor de door hem voorgestelde wijziging aan te brengen. De heer Schoondermark wijst er op dat het denk beeld van den heer Besuijen groote bezwaren mee brengt. De heer Besuijen vergeet n.l. dat een groot aantal kiezers van het Vliet, wordt zijn voorstel aan genomen, in de Beurs moet stemmen, een gebouw voor hen verder van hun woning verwijderd. De heer Burger heeft eene andere opmerking over dezelfde kwestie. Sprekers opmerking betreft het district III 2 voor de raadsverkiezingen, dat n.l. voor de bewoners van de Kanaalbuurt, Zuidvliet en Achter de Hoven is aangewezen als stemlokaal een lokaal in de bewaarschool op het Zuidvliet. Do bewoners van den Noordkant van het Kanaal kunnen gemakkelijk aan het Zuidvliet komen, voor die aan de andere zijde gaat het moeielijker. Wanneer ook voor deze menschen een lokaal in de Beurs beschikbaar kon worden gesteld, zou dit gemakkelijker en beter zijn. Do menschen van buiten gaan allicht naar stad terwijl den menschen van Achter de Hoven niet voor hun pleizier naar het Vliet gaan. Spreker vraagt of het niet mogelijk is een lokaal in de Beurs beschikbaar te stellen. De heer Schoondermark doet opmerken dat de Raad, als hij veranderingen aanbrengt, groot gevaar loopt het plan minder goed te maken. Als men een groote oppervlakte, met hot doel een te groot aantal kiezers te splitsen, in tweeën deelt, komen altijd eenige menschen, wat afstand betreft, in minder conditie. De heer Besuijen trekt na de opmerking van den heer Schoondermark zijn voorstel in. De Voorzitter deelt mede dat de heer Besuijen diens voorstel heeft ingetrokken. Den heer Burger doet spreker opmerken dat het niet mogelijk is gebleken in de Beurs een tweede stemlokaal in te richten. De beraadslaging wordt gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Februari 1909. 47 Met algemeene stemmen worden de verschillende onderdeelen van het voorstel van Burgemeester en Wethouders achtereenvolgens aangenomen en de bij- behoorende ontwerp-verordeningen sub I en II vast gesteld. De definitieve vaststelling van ontwerp III wordt aangehouden, totdat de beschikkingen van den Minister van Binnenlandsche Zaken en die van Ge deputeerde Staten van Friesland betreffende de ver deeling der gemeente in stemdistricten zijn ingekomen. 8. Voortzetting van de behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van nieuwe verordeningen op de heffing en de invordering van schoolgelden voor onderwijs aan de school van Middel baar Onderwijs voor meisjes (Bijlage no. 35 van 1908). Het nader schrijven van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt Het in verband met Uw besluit van 26 Januari 1.1. om betreffende de overgangsbepalingen der in bijlage 35 van 1908 voorgestelde verordening op de heffing van schoolgelden voor de school voor Middel baar Onderwijs voor meisjes (art. 9) en die op de invordering dier belasting (art. 7) alsnog het advies in te winnen der Commissie van Toezicht op het Mid delbaar Onderwijs sinds bij ons ingekomen rapport der Commissie leggen wij hiernevens aan U over. Het schrijven heeft ons geen aanleiding gegeven in ons reeds gedaan voorstel veranderingen te brengen, zoodat wij U in overweging geven de genoemde artikelen vast te stellen zooals zij zijn voorgedragen. Aan de orde is artikel 9 van de heffings-verordening- De Voorzitter doelt mede dat is ingekomen een amendement van den heer Burger luidende als volgt aan artikel 9 als tweede lid toe te voegen „In afwijking van de bepaling van het eerste lid „van art. 1 kan het schoolgeld voor buiten de ge- „meente wonende leerlingen, die op 16 September „1908 als zoodanig waren ingeschreven, op aanvrage „van de schoolgeldplichtigen door Burgemeester en „Wethouders worden bepaald op 75.of f 50. „per jaar. Spreker zal dit amendement tegelijk mot het voor stel van Burgemeester en Wethouders in behandeling brengen en opent de beraadslagingen. De heer Burger mag veronderstellen dat de leden van den Raad het advies der Commissie van Toezicht hebben gelezen. Die Commissie bepleit iets anders dan wat spreker voorstelt n.l. zij wil voor allo kinderen, die op 16 September 1908 waren ingeschreven als leerlingen, het oude schoolgeld zien gehandhaafd. Spreker kan zich daarmede niet vereenigen. Het argument der commissie is dat de ouders van die kinderen een verkregen recht, een soort aanspraak hebben om hunne kinderen voor hetzelfde schoolgeld ter school te kunnen sturen. Spreker voelt daar hoe genaamd niets voor. Waar wij eene evenredige schoolgeldheffing hebben ingevoerd, mogen wij aan nemen dat de ouders in staat zijn het schoolgeld te betalen en dan bestaat er geen enkele reden om aan die ouders, wier kinderen reeds op de school gingen, een extra cadeautje te geven. Er is een lijst overgelegd van de beroepen van de buiten de gemeente wonende ouders, die hunne kin deren op de meisjesschool zenden. Spreker heeft don indruk gekregen dat, waar het schoolgeld voor die menschen niet evenredig is, er eenigen onder zijn, die geen f 100.kunnen betalen. Daarom zou spreker het onbillijk achten als er geen overgangs bepaling wordt gemaakt. Voor de toekomst kan men zeggen gij ouders, die de 100.niet kunt betalen, houdt uwe kinderen thuis. Dit kan men niet zonder onbillijk te worden zeggen tegen de ouders van kin deren, die reeds zijn aangenomen. Spreker heeft het idee van de commissie gevolgd doch, waar hij de redactie van dit college omslachtig vond, zijn amendement opnieuw geredigeerd in aan sluiting aan de bewoordingen van artikel 1. Spreker heeft Burgemeester en Wethouders in deze vrij willen laten. Hij veronderstelt dat dezen, als een aanvraag inkomt, den toestand van den aanvrager zullen onder zoeken en dezen vergelijken met dien van ouders in de gemeente, die ook f 75.of 50.betalen. De bedoeling van sprekers amendement is te voor komen dat ouders, wier meisjes twee of drie jaar op de school zijn geweest, in ongelegenheid zullen raken doordat zij hunne kinderen van school moeten nemen. De heer Duparc kan geheel met het betoog van den heer Burger meegaan. Hij mag het niet verhelen dat hij, toen hij kennis had genomen van het voor stel van Burgemeester en Wethouders, teleurgesteld was. Zonder eenigen grond aan te voeren verklaren zij zich tegen het advies van de Commissie van Toe zicht op het Middelbaar Onderwijs. Hij zou het wil len noemen „la mort sans phrase". Spreker zou echter nog verder willen gaan dan de heer Burger doet en een overgangsbepaling wenschen te zien gemaakt niet alleen voor de buiten wonende ouders, maar ook voor die uit de stad. Spreker is het geheel met den heer Burger eens, dat van een verkregen recht hier geen sprake is. Er zijn hier echter billijkheidsgronden aanwezig. De ouders toch, die hun kinderen ter school zonden, konden niet anders denken, dan dat, als zij hun kinderen naar de school zonden, zij gedurende den geheelen vijfjarigen cursus f 50.per jaar zou den hebben te betalen. Zij hebben daarop gerekend. Spreker weet wel, dat de nieuwe bepalingen het meest zullen drukken op de buiten wonende ouders, daar voor de inwoners een evenredig schoolgeld is vastgesteld. Het lijstje van deze laatsten had spreker reeds vóór zich, toen onlangs de vraag omtrent de opheffing of reorganisatie der school werd behandeld. Toen reeds heeft spreker er op gewezen dat bijna alle buiten wonende ouders menschen zijn, die moeilijk een ver hoogd schoolgeld kunnen betalen. Het is hem dan ook gelukt, het voor dezen voorgestelde bedrag van 150.verlaagd te krijgen tot 100. Spreker zou daarom geneigd zijn een voorstel te doen om eene soortgelijke bepaling, als de heer Burger voor de buitenwonenden voorstelt, toe te passen op de in de gemeente zelve wonende ouders. Hij zal zich echter voorloopig daarvan onthouden, en den loop der discussiën afwachten. Het amendement van den heer Burger zal hij intusschen ondersteunen. De heer G. W. Koopmans doet opmerken dat het wel niemand zal verwonderen, dat hij niet mee kan gaan met het voorstel van den heer Burger. Hij zal niet medewerken om op open- of bedekte-wijze, direct of indirect, terug te komen op de afgehandelde be palingen van art. 1. Spreker is van oordeel dat het advies van Burgemeester en Wethouders op zijn plaats, flink is. Hij meent te weten dat de ouders, die op het lijstje voorkomen, wel in staat zijn 100.schoolgeld te betalen en hij gelooft dan ook te kunnen ver zekeren, dat niemand zijne kinderen daarom van de school zal afnemen. Spreker beschouwt deze zaak als de gemeentelijke beurs-, waag- en veemarktrechten. Al gaat nu de Raad do rechten voor de veemarkt verhoogen, daarom zal er geen koopman met zijn vee wegblijven. Zij kunnen zich niet beroepen op vroe gere toestanden. Spreker gaat geheel mee met het vqorstel van Burgemeester en Wethouders.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 3