54 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1909.
Hoofdwacht vormt, dagelijks te zeer voor den gewonen
dienst noodig. In dien gedachtengang is dan ook een
paar jaar geleden een verzoek van dezelfde strekking
ten behoeve van een ander genootschap direct door
ons afgewezen.
Wanneer wij niettemin thans voor een gunstige
beschikking pleiten op het onderwerpelijke adres dan
doen wij dat, omdat bij de beide voorgaande ver
gaderingen van de Maatschappij in 1868 en in 1897
eveneens over de .Raadszaal is beschikt.
Ons voorstel strekt mitsdien tot inwilliging van
het gedaan verzoek.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra onderschrijft wat Burgemeester
en Wethouders zeggen, n.l. dat inwilliging van het ver
zoek niet geheel zonder bezwaar is, omdat de om
standigheden van dien aard zijn, dat de raadszaal
bijna niet gemist kan worden.
Spreker is van oordeel dat Burgemeester en Wet
houders gerust hadden kunnen weigeren. Waarspreker
heoft gelezen, dat vroeger reeds do raadszaal aan cene
dergelijke corporatie is geweigerd, is er thans geen
reden om het verzoek toe te staan. Dat de zaal in
1868 en 1897 aan deze maatschappij is afgestaan, kan
geen argument zijn om dit ook nu weer te doen.
De gemeente heeft geen eereschuld te betalen.
Nu de behoeften voor den dieust zooveel anders
zijn geworden gaat het niet aan de zaal aan deze
maatschappij af to staan.
Bovendien zal de gemeente met twee maten gaan
meten. Wat men toch den een vergunt, moet ook
aan een ander worden toegestaan. Toen er over een
verzoek om kiosken te plaatsen is beraadslaagd, is er
over concurrentie gesproken. Waar nu in Leeuwarden
zalen genoeg disponibel zijn, gaat het niet aan de
raadszaal af te staan. Spreker en zijne partijgenooten
zullen tegenstemmen.
De heer Baart de la Faille zegt dat het den schijn
zal hebben dat hij eene oratio pro domo houdt, als
hij iets in het midden brengt om het voorstel van
Burgemeester en Wethouders aan te bevelen. Spreker-
kan zich voorstellen dat de hoer Zandstra in de
tegenwoordige omstandigheden bezwaar heeft met
het voorstel mee te gaan. Hij vraagt echter of het
bezwaar van Burgemeester en Wethouders, dat n.l.
het personeel dan niet over de raadszaal naar de
bureaux boven de Hoofdwacht zal kunnen komen,
niet te breed wordt uitgemeten. De raadszaal toch
is niet de eenige verbinding van het Stadhuis met
de genoemde bureaux, men kan er langs een kleinen
omweg ook op een andere wijze komen. Bovendien
zullen deze bezwaren thans zeker voor het laatst
gelden. Spreker wil den Raad in overweging geven
de zaal af te staan en het voorstel van Burgemeester
en Wethouders aan te nemen.
De heer Besuijen zou gaarne de reden willen weten,
waarom de heeren speciaal in de raadszaal willen
vergaderen. Spreker kan zich voorstellen dat iemand
er om vraagt die geen zaalhuur kan betalen. Dit
zal ochter bij de Maatschappij geen reden zijn. Hij
ziet dan ook geen enkele reden waarom zij speciaal
om de raadszaal vraagt. In de Klanderij b.v. zijn
zalen bijgekomen, die aan inrichting en acoustiek
niets te wenschen overlaten en bovendien billijk be
schikbaar worden gesteld. De coöperatie „Excelsior"
heeft toch voor twee vergaderingen, van 200 man,
15.— betaald. Straks zullen, als deze aanvraag wordt
ingewilligd, ook anderen komen, b.v. onderwijzers,
opperlieden, grondwerkers. Zullen wij die dan wei
geren omdat zij geen hoed op hebben Het gaat
niet aan om onderscheid te maken tusschen menschon
die een hoed en die een pet dragen.
Bovendien is thans de samenstelling van den Raad
zoo veranderd, dat er geen enkele reden is om net
te doen als voor 80 jaar. Spreker zal tegen het
voorstel stemmen.
De heer Duparc schaart zich aan de zijde van den
heer Baart do la Faille, die do door den heer Zand
stra te breed uitgemeten bezwaren voldoende heeft
weerlegd. Spreker is van meening, dat men het
moet waardeeren, dat in Leeuwarden eene vergadering-
zal worden gehouden van mannen der wetenschap
en nog wel van die der medischo wetenschap, waar
aan wij allen zooveel hebben te danken. Spreker
beschouwt dit daarom als een voorrecht en zal vóór
het voorstel van Burgemeester en Wethouders stem
men. Hij wijst er nog op, dat do raadszaal nog
pas drie jaren geledon ter gelegenheid van de Nij
verheidstentoonstelling voor een Congres werd be
schikbaar gesteld.
De heer Zandstra is niet bekeerd. Hot zal wel
meer gebeuren dat Leeuwarden de mannen der weten
schap ontvangt. Spreker heeft er ook allen eer
bied voor; zij kunnen veel nut doen. Do gemeente
is echter niet verplicht hen op het Stadhuis te ont
vangen. Er zijn andere lokalen genoeg. Spreker
waarschuwt den Raad niet op dezen weg voort te
gaan. Wat men toch den een toestaat, kan men
den ander niet weigeren. Spreker blijft er bij dat
het niet aangaat de Raadszaal aan den algemeenen
dienst te onttrekken. Dit is niet in het belang dor
gemeente.
De heer Kom Ier doet opmerken dat hij de zaal
graag zou afstaan, als de dienst er niet door werd
belemmerd. Het geldt hier eono vergadering die drie
dagen duurt en, waar nu aan eene andere vereeni-
ging een dergelijk verzoek niet zou kunnen worden
toegestaan, wenscht spreker in dezen geen uitzonde
ring te maken, hoezeer hij de Maatschappij, die hot
verzoek doet, ook waardeert. Spreker zal tegen
stemmen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt aangenomen mot 12 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Schoon-
dermark, Oosterhoff, Duparc, Haversmidt, Feddoma,
Hartelust, Beekhuis, Burger, J. Koopmans, Feitz en
Baart de la Faille.
Tegen de heerenBesuijen, de Jong, Lautcnbach,
Berghuis, G. W. Koopmans, Wilhelmij, Komter en
Zandstra.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen
te machtigen H. M. de Koningin te verzoeken om ver
lenging van, den termijn van vrijstelling der aan de
gemeente opgelegde verplichting tot het oprichten van een
beperkten dagcursus voor herhalingsondenvijs voor meisjes.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij Koninklijk besluit van 30 September 1904, no.
32 werd deze gemeente tot 1 Mei 1909 vrijstelling-
verleend van de bij art. 17, 3o lid 4° der Wet tot
regeling van het Lager Onderwijs omschreven ver
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1909.
plichting om voor meisjes, hetzij deze al dan niet
te zamen met jongens aan de lessen deelnemen, ge
legenheid te geven om buiten avonduron 96 uren in
het jaar herhalingsonderwijs te genieten.
Alhoewel voor ons zelf overtuigd van de wensche-
lijkheid om bedoelde vrijstelling op nieuw te vragen,
meenden wij, in navolging van vroeger, te dier zake
weder het gevoelen te moeten inwinnen van de hoofden
der gemeentescholen en van den districts-schoolop-
ziener.
Hunne adviezen gelieve U hiernevens aan te treffen.
Met het daarin aangevoerde kunnen wij ons
geheel vereenigenalleen wenschen wij op te
merken, dat de verwachting in 1904 uitgesproken
(zie nevensgaand prae-advies), als zou de herhalings
school voor meisjes den invloed ondervinden van do
gemeenteschool no. 12 en den daaraan verbonden
vervolgcursus, niet is vervuld geworden, integendeel,
het bezoek aan de herhalingsschool is met de jaren
grooter geworden en neemt nog voortdurend toe.
In al dien tijd is over het ontbreken van een be
perkten dagcursus evenwel geen enkele klacht te
onzer konnis gekomen, zoodat met recht mag worden
verondersteld, dat de behoefte daaraan in deze ge
meente niet wordt gevoeld.
Op grond van het vorenstaande, hebben wij dan
ook de eer voor te stellen te besluiten
Burgemeester en Wethouders te machtigen Hare
Majesteit de Koningin te verzoeken om verlenging-
van den termijn van vrijstelling der bij de wet aan
de gemeente opgelegde verplichting tot het oprichten
van een beperkten dagcursus voor herhalingsonder
wijs voor meisjes.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan 11'. B. Taconis alhier gemeentegrond aan de
Willem Loréstraat in koop en in erfpacht af te staan.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij raadsbesluit van 21 Juli 1908 is in onze handen
ten fine van prae-advies gesteld een adres van W.
H. Taconis, eigenaar van diverse perceelen Achter
Pietersburen ten noorden van de Willem Loréstraat,
van welke straat zij worden gescheiden door eene
aan de gemeente behoorende strook grond, kadastraal
gemerkt no. 6855 in sectie G. Genoemde strook
staat adressant dus in den weg om van zijne eigen
dommen dat profijt te trekken als wanneer zij dade
lijk aan de straat waren gelegen en dientengevolge
roept hij nu de medewerking der gemeente in om
hem op andere wijze een behoorlijken toegang tot
den openbaren weg te verzekeren, n.l. over het mede
bij de gemeente in eigendom zijnde, kadastraal in
sectie G als no. 6852 bekende en bij de straat aan-
gepijlde slootvakje, onmiddellijk ten zuiden van het
kadastrale perceel no. 6406.
Do oostwaarts aan dat vakje grenzende sloot, die
de grensscheiding vormt tusschen hetgeen aan de
gemeente en aan adressant toebehoort, is eveneens
zijn eigendom hij wil deze dempen en verzoekt de
gemeente ook het hare te dichten, waarna de eigen
dommen door een gemeenschappelijk op te richten
rasterwerk zullen worden gescheiden, met uitzonde
ring van de beide meergemelde slootgedeelten, waar
van adressant het gedeelte der gemeente voor zijne
rekening wil verharden en waarover hij blijvend uit
weg wil hebben naar de straat. Door de strook no.
6855 eindelijk vraagt hij een riool te mogen leggen
naar hot in de Willem Loréstraat liggende hoofdriool.
Op advies van den Directeur der Gemeentewerken
en de Commissie voor Openbare Werken gehoord,
meenden wij de verzochte medewerking- te moeten
aanknoopen aan de onderhandelingen, vroeger met
den heer Taconis gevoerd, zoowel met betrekking- tot
den aanleg der Willem Loréstraat, die aanvankelijk
iets noordelijker, in het verlengde derhalve van het
meer westelijk gelegen gedeelte van die straat, was
geprojecteerd, ter plaatse ongeveer van de sloot,
waarvan boven de rede was, als ten opzichte van den
toenmaligen wensch van het gemeentebestuur om naar
aanleiding van een ingekomen verzoek om afstand
van de strook no. 6855 in het verwarde complex
Achter Pietersburen betere toegangen aan te brengen
en aan de aldaar gelegen woningen toetreding van
licht en lucht gemakkelijker te maken.
Beide maatregelen zijn destijds op de hooge eischen
van den adressant van heden afgestuitde Willem
Loréstraat is met een bocht zuidwaarts om de meer
gemelde buurt heengelegd en deze buurt zelf is in
den ouden toestand gebleven, waarin zij sinds on
heugelijke jaren verkeert. De reeds vaker genoemde
strook grond no. 6855, die na de doortrekking dei-
Willem Loréstraat door de gemeente sinds onverkocht
is gelaten, kon dan ook slechts het middel zijn, om
de gewenschte verbetering op den duur tot stand te
brengen, aangezien zij, gelijk reeds is opgemerkt, de
achterliggende terreinen scheidt van den openbaren
weg.
Wij hebben, dat oogenblik thans gekomen achtende,
adressant dan ook medegedeeld, dat hem dezerzijds
de verlangde medewerking tot het verkrijgen van
een meer geregelden toestand ter plaatse slechts in
uitzicht kan worden gesteld, indien, hetgeen de ge
meente tusschen de buurt Achter Pietersburen in de
Willem Loréstraat bezit, door hem onder zekere voor
waarden in koop en erfpacht wordt overgenomen, te
weten
in koop het westelijk slootvakje met bijbehooren-
den grond, samen groot 30 cA. voor f 4.por
cA. en het overige gedeelte voor zoover het rood
gekleurd is, groot 189 cA., naar een met de waarde
der bouwterreinen in den omtrek samenhangenden
prijs van 5.30 per cA., alzoo 1002.in totaal
1122.-
in erfpacht, ten einde adressant te kunnen verplich
ten een voldoenden toegang tot de achterliggende
bebouwing open te houden en op den duur door te
trekken de met de letters a, b, c, d en e, f, g, h
aangeduide, respectievelijk 10 en 21/2 meter
breede, rood gearceerde strookjes, samen groot +79
cA., eveneens volgens den prijs van 5.30 per cA.
en naar een jaarlijkschen canon van i1/2 °/0, alzoo
van 18.80 per jaar.
Adressant heeft hiermede genoegen genomen, zoo
dat wij, onder wederaanbieding van zijn adres en
onder overlegging van de verdere op de zaak betrek
kelijke stukken, U in overweging geven te besluiten
aan W. H. Taconis te Leeuwarden af te staan
a. in koop voor een prijs van 1122.de op de
bijgevoegde teekening met roode kleur aangeduide
strookon sloot en grond, kadastraal bekend in sectie
G no. 6852 (ged.) en 6855 (ged.) als weg en bouw
terrein, groot circa 219 M2., de juiste grootte nader
vanwege het kadaster op te meten
b. in erfpacht tegen een jaarlijkschen canon van
18.80 de op de teekening met enkele roode arqure
aangeduide gedeelten grond, gemerkt a, b, c, d en
e, f, g, h, kadastraal bekend in sectie G no. 6855
(ged.), groot circa 79 M2., de juiste grootte nader
vanwege het kadaster op te meten,
een en ander aan de Willem Loréstraat te Leeu
warden en zulks onder de navolgende voorwaarden
1. de in erfpacht uitgegeven gedeelten grond
mogen nimmer worden bebouwd