90 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1909.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van plekjes grond aan het Oldehoofster Kerkhof.
Dit voorstel luidt
Door de wed. D. Suwijn geb. Klebach, J. Loot en
J. Akkerman is bij de overgelegde adressen het ver
zoek gedaan, de beide eersten voor den tijd van drie
jaren op de bestaande-, de ander op nader te stellen
voorwaarden in huur te mogen bekomen plokjes grond
aan het Oldehoofster kerkhof.
De wed. Suwijn en W. Loot (de vader van den
adressant J. Loot), betaalden sedert tal van jaren voor
de gevraagde plek eene huur van 0.50 per jaar; de
Directeur der Gemeentewerken geeft bij zijn mede
overgelegd advies in overweging, ook thans de huur
op dat bedrag te bepalen.
Waar hij echter voorstelt, voor elk der door Akkerman
begeerde plekjes grond (tot dusver verhuurd aan P.
van der en D. Edens, ieder voor 0.50 per
jaar), eene huursom van f 5.per jaar te bedingen,
konden wij geen termen vinden, om voor de beide
andere adressanten van dit bedrag af te wijken.
Dezen hebben dan ook, gelijk uit hun overgelegd
schrijven van 23 April blijkt, genoegen genomen met
genoemd bedrag, dat meer in overeenstemming is met
de waarde van het genot, dat de bleeken opleveren.
Voorts acht de Directeur het gewenscht, dat ook
de bleekjes, door Akkerman in huur gevraagd, niet
zooals vroeger voor vijf doch in overeenstemming
met den huurtijd van andere plekjes grond slechts
voor drie jaar worden verhuurd, waarmede wij ons
kunnen vereenigen.
Overigens bestaat bij ons tegen de verhuring geen
bezwaar, waarom wij de eer hebben U voor te stellen
te besluiten in huur af te staan
a. aan de wed. D. Suwijn geb. C. Klebach en -T.
Loot voor den tijd van drie jaren, ingaande 12 Mei
1909 en eindigende 12 Mei 1912 de plek grond,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie C no.
1301, gelegen ten zuiden van het lijnbaanhuisje op
het Oldehoofster kerkhof, groot 31.09 M2., voor eene
huursom van f 5.— per jaar
h. aan J. Akkerman, alhier, de bleekvelden, gelegen
vóór de woningen Oldehoofster kerkhof nos. 22 en 24
voor den tijd van drie jaren, ingaande 1 Mei 1909
en eindigende 1 Mei 1912, tegen eene huursom van
f 5.per jaar voor ieder bleekveld,
een en ander op de gebruikelijke nader door Bur
gemeester en Wethouders te stellen voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
den eervol ontslagen portier van het Stads-Armhuis K.
van Goo en zijne echtgenoote S. Basstra een jaarlijksch
pensioen uit de gemeentekas te verleenen.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij nevensgaand schrijven wordt door de Voogden
der Stads-Armenkamer aan ons medegedeeld, dat de
portier in het Stads-Armhuis na ruim 15 jaren dienst
met ingang van 1 Juli a.s. als zoodanig eervol ontslag
heeft gevraagd, omdat blijkens de overgelegde genees
kundige verklaring zijn vrouw lichamelijk ongeschikt
moet worden geacht, den dienst in genoemde inrich
ting naar behooren waar te nemen.
De portier en zijne vrouw, die van voogden eene
aanstelling hebben ontvangen, vallen als beambten
van het Stads-Armhuis onder de toepassing van art. 1
der verordening omtrent het verleenen van pensioen
aan ambtenaren, bedienden en werklieden in dienst
der gemeente of van gemeentelijke instellingen (Ge
meenteblad no. 32 van 1893).
Door Voogden wordt verzocht genoemde beambten
aan Uwe Vergadering voor het maximum-pensioen
voor te dragen. Naar onze meening bestaan voor de
toepassing van art. 6 der aangehaalde verordening in
dezen geene termen, omdat niet gebleken is, dat de
ongeschiktheid der vrouw in verband staat met de
uitoefening van haar dienst.
Onder overlegging van een staat, waarin het pensioen
is berekend, dat aan hen op grond van de artt. 35
der verordening kan worden toegekend, hebben wij
de eer U voor te stellen te besluiten
aan K. van Goo en zijne echtgenoote T. Basstra
met ingang van 1 Juli 1909 oen pensioen toe te
kennen uit de gemeentekas ten bedrage van 142.
's jaars.
De beraadslaging wordt geopend.
Do heer Zandstra wijst er op dat ook in dit geval
het pensioen te klein is voor de betrokken personen
om in hun onderhoud te voorzien. Spreker weet wel
dat Burgemeester en Wethouders, met do pensioen
verordening inde hand, niot anders kunnen voorstellen,
maar hij weet ook dat Burgemeester en Wethouders
in buitengewone gevallen den Raad een voorstel kunnen
doen dat van die verordening afwijkt. Spreker zou
daarom gaarne het voorstel van de Voogden om aan
den eervol ontslagen portier het maximum-pensioen
toe te kennen, Avillen steunen. Op (18 jarigen leeftijd
toch is het voor iemand, vooral met een lijdende
vrouw moeielijk, om in zijn onderhoud te voorzien.
Zij zullen dan ook genoodzaakt zijn, bij wijze van
genade een plaatsjo in het armhuis te vragen. Zoo
lang echter op deze inrichting de stempel van min
derwaardigheid drukt, moeten deze menschen niet
genoodzaakt worden om opneming te verzoeken.
De Voorzitter doet den heer Zandstra opmerken,
dat er van ondersteuning van een ander voorstel dan
dat van Burgemeester en Wethouders geen sprake
kan zijn, omdat zoodanig ander voorstel niet ter tafel
ligt. Wil de heer Zandstra een voorstel, als door
hem bedoeld, in stemming zien gebracht, dan zal hij
het eerst moeten indienen.
De heer Zandstra meende dat een voorstel van de
Voogden bij de stukken lag om aan Van Goo en
echtgenoote het maximum-pensioen uit te keeren.
Dit voorstel zou spreker gaarne hebben gesteund.
Nu het echter niet het geval blijkt te zijn, heeft
spreker de eer voor te stellen
om aan K. van Goo en echtgenoote als eervol ont
slagen portier in het Stads-Armhuis het maximum
pensioen uit te keeren.
De Voorzitter deelt medo dat door den heer Zandstra
is ingediend een voorstel luidende
Ondergeteekende stelt voor om aan K. van Goo
en echtgenoote als eervol ontslagen portier in het
Stads-Armhuis het maximum-pensioen uit te keeren.
Dit voorstel wordt ondersteund en maakt derhalve
tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders een punt van beraadslaging uit.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1909. 91
De heer Komter is van oordeel dat het den Raad
zal gaan zooals het Burgemeester en Wethouders is
gegaan. Zij hebben n.l. geen ander voorstel kunnen
doen en de Raad zal wel geen ander voorstel kunnen
aannemen. De Raad toch heeft indertijd eene ver
ordening gemaakt, waarvan alleen mag worden afge
weken ingeval iemand in en door de uitoefening van
zijn dienst ongeschikt wordt voor de verdere waar
neming van zijne betrekking. Dit is hier niet het
geval. Wil men dus van de pensioenverordening
geen bedeelingsverordening maken dan moet het ver
band tusschen pensioen en dienstjaren niet worden
verbroken. Spreker vertrouwt dan ook dat de Raad
niet zal meegaan met een voorstel dat de grondslag
der verordening ondermijnt en dat een soort van
bedeelingstoestand schept.
Er is geen enkele reden aangevoerd die afwijken
van de verordening zou billijken, zoodat naar zijne
meening niet kan worden ingegaan op het voorstel
van den heer Zandstra.
De heer Baart de la Faille doet opmerken dat door
Burgemeester en Wethouders het voorstel wordt ge
daan om een pensioen te verleenen aan K. van Goo
en echtgenoote. Wordt nu de echtgenoote van den
portier ook als beambte beschouwd en hebben de
redenen voor het aanvragen van pensioen door van
Goo ook betrekking op haar
De heer Komter wijst er op dat de positie van den
portier en diens echtgenoote als één geheel moet
worden beschouwd. Zij vervullen te zamen ééne
betrekking, waarvoor zij ook te zamen ééne aanstelling
hebben. Zij vragen daarom ook gemeenschappelijk
pensioen, op grond van ongeschiktheid der vrouw.
De grondslag voor het pensioen is dan ook het ge
meenschappelijk salaris.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 16 tegen
2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Zandstra en de Jong.
Tegen de heerenWilhelmij, Beucker Andreae,
Komter, Schoondermark, Lautenbach, Beekhuis, Harte
lust, Oosterhoff, G. W. Koopmans, Menalda, Feitz,
J. Koopmans, Burger, Baart de la Faille, Berghuis
en Haverschmidt.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wothouders.
De heer Zandstra is niet voldaan. Sprekers voor
stel is afgestemd maar voor de betrokken personen
is het een treurige toestand, want zij kunnen niet in
hun onderhoud voorzien en zijn daarom aangewezen
op het armhuis. Spreker zou voor hen een betere
plaats wenschen en kan daarom niet nalaten nog eene
poging te doen om hun den gang naar dit armhuis
te besparen. Hij heeft de eer voor te stellen aan
K. van Goo en echtgenoote boven hun pensioen eene
jaarlijksche gratificatie toe te kennen van 100.
De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen een
voorstel van den heer Zandstra luidende
ondergeteekende stelt voor om aan K. van Goo en
echtgenoote boven hun pensioen eene jaarlijksche
gratificatie toe te kennen van 100.
De heer Hartelust geeft te kennen dat het bij hem
niet de kwestie is dat hij geen hooger pensioen jjpor
deze menschen zou wenschen, want dat hij dit zou
toejuichen als het zonder bezwaar voor de gemeente
kas of voor het principe kon worden gegeven. Hij
wenscht echter mede te deelen wat hem van den
financieëlen toestund dezer menschen bekend is.
De secretaris der Stads-Armenkamer heeft van van
Goo gehoord, dat deze een duitje heeft bespaard,
waardoor hij in staat is om terug te gaan naar het
platteland en daar met behulp van zijn pensioen op
hoogst bescheiden doch voldoenden voet te leven.
Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 16
tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen do heeren: Zandstra en de Jong.
Tegen de heerenWilhelmij, Beucker Andreae,
Komter, Schoondermark, Lautenbach, Beekhuis, Har
telust, Oosterhoff', G. W. Koopmans, Menalda, Feitz,
J. Koopmans, Burger, Baart de la Faille, Berghuis
en Haverschmidt.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wij
ziging der verordening op het beheer van het Stads
ziekenhuis, gemeenteblad no. 13 van 1894, gewijzigd bij
gemeenteblad no. 9 van 1898 (bijlage no. 9).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilhelmij heeft de vrijheid genomen in
een 13-tal plaatsen te informeeren hoe het daar staat
met het gemeentelijk ziekenhuis. Het heeft sprekers
aandacht getrokken dat in 8 van die 13 geen ge
meentelijk ziekenhuis bestaat en dat daar in de ver
pleging op eene andere wijze wordt voorzien. Vijf
plaatsen, die met Leeuwarden vrijwel op één lijn
kunnen worden gesteld, blijven er dus over. In Delft,
een van de vijf, heeft men een directrice met 700.
salaris in Alkmaar een directrice met 700.-In
Arnhem worden jaarlijks bij de begrooting der in
stelling de salarissen geregeld tot een bedrag van
1350.-in Breda is een directeur met 400.
salaris, die tevens gemeente-apotheker is met een
salaris van f 1500.Zwolle alleen heeft ten minste
in 1907 eene directrice op een salaris van 900.
De verordening dier gemeente luidtsalaris direc
trice 750.tot 950.met dien verstande dat
het om de drie jaar 100.wordt verhoogd. Spre
ker zal zich niet tegen het voorstel van Burgemeester
en Wethouders verklaren, hoewel hij de wijziging
kras genoeg vindt om 500.tot 750.te wij
zigen in 600.tot 1000.Spreker zou het
maximum liever op 900.willen stellen. Als echter
Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn dat dit
op 1000.moet worden bepaald, zal spreker zich
niet tegen verklaren.
De heer Beekhuis kan zich met het maximum heel
goed vereenigen. Hij vraagt echter waarom Burge
meester en Wethouders het minimum niet hebben
laten blijven op 500.
Ook de heer Burger heeft het voorstel met instem
ming begroet. Hij gelooft ook niet dat de heer
Wilhelmij in de door hem aangevoerde feiten een
reden kan vinden om tegen te stemmen. Spreker
wenscht echter een enkel woord te spreken over het
slot van de toelichting. De commissie van beheer
beveelt aan om de elders doorgebrachte dienstjaren
te laten meetellen. Burgemeester en Wethouders
achten dit niet wenschelijk omdat het niet past in
■jiet systeem, dat gevolgd is bij de regeling der jaar-