116 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1909.
Litt. a wordt, aldus gewijzigd, vastgesteld.
Litt. 6 wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Aan de orde is litt. c.
De heer Besuijen stelt voor dit te doen vervallen.
Hij wijst er op dat er geen enkele vakvereeniging
bestaat, die een dergelijke clausule in hare statuten
heeft, zoodat, zooals de Leeuwarder Bestuurdersbond
reeds heeft gezegd in zijn adres dat, als litt. c blijft
bestaan, het reglement gelijkwaardig is met scheur
papier.
Blijft het bestaan dan zullen de vakvereenigingen,
die landelijk georganiseerd zijn, een congres tot statuten
wijziging moeten bijeenroepen. Op een volgend jaar
kan dan een andere gemeente weer anders ingrijpen
in de statuten en moet er weer een congrespunt van
worden gemaakt. Zoo kan men wel aan het statuten-
wijzigen blijven.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Besuijen
wordt voorgesteld litt. c van art. 7 te doen vervallen
Dit amendement wordt ondersteund en maakt al-
zoo een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Burger doet opmerken dat hetgeen door
den heer Besuijen hieromtrent in het midden is ge
bracht, volkomen juist is.
Deze eisch van Burgemeester en Wethouders kan
groote moeielijkheden opleveren. Spreker vraagt of
het bezwaar niet te ondervangen is. De reden waarom
Burgemeester en Wethouders den eisch hebben gesteld
is, dat zij geen toeslag willen geven aan jongens.
Kan nu in artikel 9 niet eene bepaling worden opge
nomen dat aan werklieden beneden 20 jaar geen bij
slag wordt gegeven en kan dan artikel 7c niet worden
gemist Spreker zou hieromtrent gaarne worden
ingelicht.
De heer Berghuis voelt veel voor het bezwaar van
den heer Besuijen. Deze kwestie kan op eene een
voudige manier worden opgelost en wel door litt. c
te lezen
„niet blijkt, dat, indien bij de vereeniging een af
zonderlijke werkloozenkas bestaat, personen beneden
„20 jaar daartoe niet zijn toegetreden."
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Berghuis
een amendement is ingediend, luidende
litt. c te lezen
„niet blijkt, dat, indien bij de vereeniging eene af
zonderlijke werkloozenkas bestaat, personen beneden I
20 jaar daartoe niet zijn toegetreden."
Dit amendement wordt ondersteund en maakt alzoo
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Besuijen hoopt dat de Raad het eens zal
zijn met de opvatting van den Leeuwarder Bestuur
dersbond.
Nu is er een kwestie dat men geen uitkeering wil
geven aan jongens en om hiertoe te komen worden
twee wegen voorgesteld. De door den heer Berghuis
voorgestelde weg is de gevaarlijkste, want die grijpt
in in het inwendig bestuur der vereeniging. Het gaat
evenwel niet aan te bepalen dat leden der vakver
eeniging beneden de 20 jaar wel mogen betalen maar
geen uitkeering mogen hebben,
Zooals de heer Burger het voorstelt is het wel
mogelijk. Over den toeslag kan de gemeente wel,
over de uitkeering van eigen geld niet beschikken.
Spreker zal echter ook tegen het amendement-Burger
stemmen, want in de vakvereeniging worden jonge
mannen toegelaten van 18 jaar. Dit kunnen nu wel
kostwinners zijn. Welke reden is er dan hun den
toeslag te onthouden
De heer Bsrghuis trekt hierop zijn amendement in
Hij ziet in dat het beter is litt. c te schrappen.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Berghuis zijn
amendement heeft ingetrokken. Het maakt derhalve
geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Oosterhoff doet opmerken dat het bezwaar
van den heer Besuijen tegen litt. c hierin bestaat,
dat de vakvereenigingen landelijk zijn georganiseerd.
Dit doet er echter niet toe, want het is niet de vraag
of de vakvereenigingen uniforme statuten hebben,
maar of zij eene uniforme regeling bezitten ten opzichte
van de werkloozenverzekering en dit is, voor zoover
spreker weet, nog maar alleen het geval met de
typografen. Iedere vakvereeniging kan dus te dezen
opzichte afzonderlijke bepalingen treffen, zonder dat
statutenwijziging noodig is. De verwarring kan zijn
ontstaan doordat men gemeend heeft dat „daartoe"
slaat op vereeniging, het slaat echter op werkloozenkas.
Iedere vereeniging nu is vrij om te bepalen dat
aan die kas geen werklieden beneden 20 jaar mogen
deelnemen. Zij toch loopen de grootste risico werk
loos te worden, want bij slapte krijgen de allerjongsten
het eerst gedaan. Daarom alleen willen Burgemeester
en Wethouders hen uitsluiten.
De heer Besuijen blijft er bij, dat zooals het er nu
staat, aan de vereeniging verboden wordt uitkeering
te geven. Dat kan niet. De eenige oplossing, dat
n.l. geen toeslag wordt gegeven, wordt aan de hand
gedaan door het amendement-Burger. Spreker is
daar echter ook tegen.
De heer Burger is het met den heer Besuijen eens.
Als Burgemeester en Wethouders kunnen besluiten
het amendement-Besuijen over te nemen, zal spreker
straks bij art. 9 een amendement voorstellen.
De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wet
houders het amendement overnemen onder voorwaarde
dat straks bij art. 9 een amendement zal worden
ingediend, tengevolge waarvan Burgemeester en Wet
houders hun doel bereiken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten litt. c van
art. 7 te schrappen.
Aan de orde is litt. d.
Dit wordt nu litt. c en met algemeene stemmen
aangenomen.
Aan de orde is litt. e.
Dit wordt nu litt. d.
De Voorzitter deelt mede dat het door den heer
Besuijen ingediende amendement is ingetrokken.
Het maakt derhalve geen onderwerp van beraad
slaging uit.
Met algemeene stommen wordt litt. d vastgesteld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1909. 117
Aan de orde is art. 8.
De Voorzitter zal de op dit artikel ingediende
amendementen tegelijk met het artikel in behandeling
brengen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Besuijen wenscht de intrekking der toe
lating facultatief te stellen. Het amendement zag op
daling tot beneden 20 leden. Nu dit cijfer gedaald
is meent spreker het te moeten handhaven, want het
geval kan zich voordoen dat het ledental tijdelijk
tot beneden 14 daalt. Daarom wil spreker de intrek
king facultatief stellen.
De heer Burger is van oordeel dat als eene beper
kende bepaling wordt gesteld, men die ook aan de
oommissie imperatief moet opleggendit geldt althans
voor de meeste in dit artikel genoemde gevallen.
Alleen voor het geval onder a voelt spreker wel iets
voor de redeneering van den heer Besuijen. Men
kan echter op dit punt het doel ook bereiken door
achter „doel" toe te voegen aan het artikel de zinsnede
„tenzij naar het oordeel der commissie deze daling
„slechts tijdelijk is".
De heer Besuijen wijst er op dat zijne redeneering
ook voor andere gevallen geldt. Moet de commissie
eene vereeniging direct loslaten als de secretaris door
ziekte of iets dergelijks niet voldoet aan het bepaalde
in sub b Spreker meent dat men beter doet dit
voorschrift facultatief, niet imperatief te stellen.
De heer Oosterhoff is van oordeel dat Burgemeester
en Wethouders niet met den heer Besuijen kunnen
meegaan. Waar wij hier te doen hebben met posi
tieve eischen, is het niet goed de intrekking facul
tatief te stellen. Het zou aanleiding kunnen geven
tot willekeur.
De heer van Messel is het met de beschouwingen
van den heer Oosterhoff volkomen eens. De heer
Besuijen doet het voorkomen alsof zijn amendement
zoo hoogst onschuldig is en hoegenaamd geene be-
teekenis heeft. Spr. waarschuwt den Raad dan ook
voor dat amendement, omdat daardoor het artikel
zijne kracht mist en de deur voor willekeurige hande
lingen der commissie wordt opengezet.
De heer Besuijen heeft niet beweerd dat zijn amen
dement zoo onschuldig is. Het is niet onschuldig,
integendeel als hanwordt ingelast, wordt er iets
veranderd. Spreker begrijpt niet hoe de heer van
Messel, die, als spreker zich niet vergist, voor het
amendement-Lautenbach heeft gestemd, zich hiertegen
kan verzetten. Er kan zich toch een geval voordoen
dat van de 15 leden 2 tijdelijk buiten de gemeente
werken. Dan loopen alle anderen gevaar zonder bij
slag op de uitkeering te kunnen komen. Ook kan
het voorkomen dat door omstandigheden buiten zijn
wil de secretaris niet in staat is te voldoen aan art. 86.
Dan zou de commissie de vereeniging moeten loslaten.
Dit gaat toch niet aan.
De heer van Messel wijst er op dat de heer Besuijen
erkent, dat zijn amendement niet onschuldig is en
wel eenige beteekenis heeft. Dat geachte lid heeft
echter de handigheid spoedig te kunnen verdraaien.
Eerst heeft hij gezegd er verandert niets, nu daaren
tegen zegt hij dat dit wel het geval is. Spreker
blijft den Raad waarschuwen voor het amendement-
Besuijen, daar hierdoor aan de commissie te veel
macht wordt gegeven om willekeurig te handelen.
Sprekers voorstemmen voor het amendement-Lauten
bach en zijne bestrijding van dit amendement staan
in geenerlei betrekking tot elkaar. De heer Besuijen
vergeet echter dat door den heer Burger een amen
dement in uitzicht is gesteld op artikel 9 litt. a.
Over dat amendement heeft de heer Besuijen sprekers
oordeel nog niet vernomen en of hij voor of tegen
zal stemmen. Hij had dat moeten afwachten. Het
geheele betoog van den heer Besuijen van heden
middag over de aanhangige verordening berust weder
geheel op sociaal-democratische gronden. Van het
standpunt waarop de heer Besuijen zich plaatst is dat
niet kwalijk te nemen, doch de Raad heeft daarmede
geene rekening te houden hij heeft de belangen der
geheele gemeente te behartigen en niet alléén die
der sociaal-democratie.
De heer Besuijen doet opmerken dat, als de heer
van Messel zich opwerpt als essayeur van sociaal
democratische beginselen, er niet veel van terecht
komt. Spreker had de woorden facultatief en impéra-
tief moeten vertalen, dat ware misschien voor den heer
van Messel duidelijker geweest. Spreker dan wil de
intrekking der toelating niet bindend voorgeschreven
hebben, maar aan de commissie overlaten.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Besuijen wordt verworpen met
13 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong, Zandstra, G.
W. Koopmans, Lautenbach, Besuijen, Feitz en Baart
de la Faille.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Schoondermark,
Menalda, Komter, Wilhelmij, Oosterhoff, Burger,
Berghuis, van Messel, Beekhuis, Duparc, Feddema en
Haverschmidt.
Art. 8 litt. a wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Aan de orde is art. 8 litt. 6.
Het op dit artikel door den heer Besuijen inge
diende amendement om te lezen in de plaats van
„een week", „twee weken" wordt door Burgemeester
en Wethouders overgenomen.
Art. 8 litt. 6 wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Art 8 sub c vervalt.
Art. 8 sub d, e, f, g, die nu respectievelijk worden
c, d, e en worden met algemeene stemmen aange
nomen.
Aan de orde is art. 9.
De heer Burger stelt voor de beraadslaging te
schorsen.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen
besloten.
De Voorzitter doet opmerken dat Burgemeester en
Wethouders nu het door den heer Burger aangekon
digde amendement tegemoet zien.
Verder komt het spreker goed voor om, waar ge
sproken wordt van „ter beoordeeling der commissie",
daaraan toe te voegen„bedoeld in art. 3".
De heer Burger voldoet aan het verlangen van
den Voorzitter, terwijl verder overeenkomstig het
voorstel van den Voorzitter wordt besloten.
Daarop sluit de Voorzitter de vergadering.