188 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juni 1909. De heer OosterhofF doet den heer G. W. Koopmans opmerken, dat, zooals uit het prae-advies blijkt, de veemarkt voor het beoogde doel bij wijze van proef voor éénmaal werd afgestaan aan het Friesch Rundvee- Stamboek. Wanneer deze proef slaagde en de ver- eeniging daarom een geregeld gebruik van de vee markt wenschte te maken, zou zij daarvan aan Burge meester en Wethouders mededeeling doen, die dan den Raad zouden voorstellen, de gevraagde vergunning- tot wederopzeggens toe te verleenen. Het ligt dus zeker ook thans in de bedoeling van Burgemeester en Wethouders deze bepaling in de door hen te stellen voorwaarden op te nemen, zoodat, indien het mocht blijken dat de omstandigheden dit wenschelijk maakten, het verder gebruik der veemarkt aan de vereeniging kan worden ontzegd. Spreker hoopt den heer G. W. Koopmans hiermede tevreden te hebben gesteld. De heer G. W. Koopmans dankt voor de inlichtingen en vertrouwt dat het voorstel op de door hem aan gegeven wijze zal worden aangevuld. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 7. Voortzetting der behandeling van het'voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van eene verordening op de gemeentelijke Arbeidsbeurs (bijlagen no. 33 van 1908 en nos. 3 en 8 van 1909), met nader voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake de redactie van art. 2 van genoemde ontwerp-verordening. Dit voorstel luidt als volgt In Uwe vergadering van 8 dezer is, in verband met de aanneming in beginsel van eenige verande ringen in art. 2 van de in bijlage no. 33 van 1908 afgedrukte ontwerp-verordening op de gemeentelijke arbeidsbeurs, besloten een voorstel omtrent do nadere redactie van dat artikel van Burgemeester en Wet houders af te wachten en in aansluiting daaraan de definitieve vaststelling van de verordening tot Uwe volgende vergadering aan te houden. Wij stellen U voor art. 2 als volgt te doen luiden Art. 2. Het beheer der beurs wordt gevoerd door Burge meester en Wethouders. Voor de beurs bestaat eene commissie die als volgt is samengesteld een lid-voorzitter en een plaatsvervangend lid-voor zitter twee leden-werkgevers en twee plaatsvervangende leden-werkgevers twee leden-werklieden en twee plaatsvervangende leden-werklieden. De leden en leden-plaatsvervangers moeten ten minste 25 jaar oud en ingezeten der gemeente zijn. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter mogen geen van beiden werkgever of werkman zijn. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter worden door den Raad op aanbeveling van Burge meester en Wethouders benoemd. De leden-werkgevers en -werknemers en de plaats vervangende leden-werkgevers en -werknemers worden door den Raad op aanbeveling van Burgemeester en Wethouders benoemd, die vooraf de te Leeuwarden bestaande Kamer van Arbeid uitnoodigen hun voor iedere benoeming eene aanbeveling van twee personen te doen toekomen. De benoeming geschiedt voor den tijd van drie jaren. De aftredenden zijn dadelijk herbenoembaar. Een tusschentijds benoemde treedt af tegelijk met de overige leden. Het lidmaatschap gaat verloren door vertrek uit de gemeente of als een lid-werkgever ophoudt werk gever, of een lid-werkman ophoudt werkman te zijn. Ieder lid brengt één stem uit. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Er kan geen besluit worden genomen, tenzij de oproepingen voor de vergadering twee maal vier en twintig uur te voren zijn gedaan en de voorzitter of zijn plaatsvervanger en ten minste één lid-werk gever en één lid-werkman of hunne plaatsvervangers aanwezig zijn. Indien buiten den voorzitter of zijn plaatsvervanger meer werkgevers-leden aanwezig zijn dan werklieden leden of omgekeerd, stemt een door het lot aan te wijzen lid-werkman, onderscheidenlijk werkgever, niet mede. De leden en de leden-plaatsvervangers ontvangen voor het bijwonen van eene vergadering een presentie geld van 1. De commissie wordt terzijde gestaan door een directeur. Het voorlaatste lid is geformuleerd overeenkomstig de bepaling van dezelfde strekking in de verorde ning op het werkloozenfonds. Een exemplaar van het ontwerp II (bijlage 33 van 1908) met rooden inkt bijgewerkt volgens Uwe be sluiten van 8 dezer, met blauw, zooals wij U in overweging geven art. 2 te doen luiden, leggen wij hierbij over, met het voorstel de ontwerp-verordening op de gemeentelijke arbeidsbeurs aldus gewijzigd thans tot üw besluit te verheffen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is de eindstemming over het voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de oprichting van een arbeidsbeurs. De heer Besuijen deelt mede, dat hij tegen het voorstel zal stemmen op grond van het door den Raad aangenomen art. 7 van het ontwerp. Spreker heeft wel vóór genoemd artikel gestemd, maar hij heeft dit gedaan, om het gevaar te voorkomen, dat van de zijde der werkgevers dreigde en waardoor de beurs nog minder neutraal zou worden. De verorde ning herbergt tengevolge van art. 7 een gevaar voor de arbeiders, terwijl het voordeel van een arbeids beurs in dezen geest voor hen zeer gering mag worden geacht. Leeuwarden is klein en in betrekkelijk korten tijd zijn de verschillende werkgevers af te loopen door een werkloozen arbeider. Waar nu het nadeel voor de arbeiders grooter is dan het voordeel, zal spreker tegen stemmen. De heer J. Koopmans daarentegen zal vóór het ont werp stemmen ondanks zijne bezwaren tegen art. 7, dat inderdaad in de verordening niet thuis behoort. Hij is echter te zeer overtuigd van het groote belang, voor eene gemeente als Leeuwarden in het hebben Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juni 1909. 189 van eene arbeidsbeurs, dan dat hij tegen zoude zijn. In de eerste plaats is ze in het belang van den werkman. Indien deze werkloos is, verkeert hij reeds jn treurige omstandigheden, die nog verzwaard worden door het individueel zoeken naar werk en het daarbij moeten afloopen der werkgevers. Ook geeft dit veel tijdverlies, een tijd die productief zal zijn, als hij door bemiddeling van de beurs spoediger aan werk zal zijn geholpen. Met 20 tegen 3 stemmen wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen. Vóór stemmen de heerenSchoondermark, Ooster- hoff, Beucker Andreae, Berghuis, Wilhelmij, Hartelust, G. W. Koopmans, Feitz, Duparc, Lautenbach, Komter, Feddema, van Messel, J. Koopmans, Burger, Beekhuis, Menalda, Haverschmidt, Fransen en Baart de la Faille. Tegen de heerenZandstra, de Jong en Besuijen. 8. Voorste! van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van verordeningen op de heffing en op de invordering van belasting onder den naam van kadegeld in de gemeente Leeuwarden. (Bijlage no. 11). Hierbij komt in behandeling het adres van H. Th. van Ek en G. H. Pot, verzoekende de behandeling van dit voorstel tot de volgende vergadering te ver dagen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilhelmij waardeert het zeer, dat Burge meester en Wethouders alles in het werk stellen om de inkomsten der gemeente te vergrooten. Het punt, dat nu aan de orde is gesteld, gaat spreker echter te vlug. Spreker kan zich voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders, met het oog op de begrooting voor 1910, het punt nu wenschen te be handelen, maar, waar de invoering der voorgestelde belasting pas zal plaats hebben op 1 Januari a.s. acht spreker eenig uitstel van behandeling niet zoo schadelijk. Voor slechts enkele dagen is bijlage no. 11 in het bezit der raadsleden gekomen, terwijl Zaterdag ;j.l. de betrekkelijke stukken pas disponibel zijn gesteld, zoodat het spreker, en met hem zeker velen zijner medeleden, aan den tijd ontbroken heeft zich op de hoogte te stellen. Hij heeft daarom de eer voor te stellen de behandeling tot de volgende vergadering uit te stellen. De heer Lautenbach is het geheel met den heer Wilhelmij eens, te meer daar spreker van verschillende zijden gehoord heeft, dat de schipperij door het voor stel als het ware overrompeld is. Hierbij komt nog dat die categorie van schippers, die slechts een enkelen keer n.l. Donderdags hier komen en niet anders dan juist dien avond in de gelegenheid zijn om hunne belangen met elkander te bespreken, van het voorstel nog geen kennis hebben kunnen nemen. Wanneer het voorstel wordt aangenomen, wordt het voor de schipperij een groot financieel bezwaar. Als voorbeeld hiervoor kan spreker noemen de Drachtster boot. De ondernemer van dit veer betaalt nu aan walgeld 63.20. dit zal dan volgens deze verordening worden 87.20. Er wordt zelfs beweerd dat de kleine schipperij, die al een zwaren strijd om het bestaan heeft te voeren, nu reeds van elke gulden vracht in Leeuwarden 40 cent kwijt is aan wal- en brug geld. Dit mag overdreven zijn, maar spreker acht het billijk dat zij in de gelegenheid wordt gesteld hare bezwaren kenbaar te maken. Hij zal dan ook vóór uitstel van behandeling stemmen. De heer Besuijen is het geheel met den heer Wil helmij eens, evenals de heer Lautenbach, hij ziet daarom van het woord af. De Voorzitter doet opmerken dat het Burgemeester en Wethouders voorkomt dat deze zaak niet overhaast wordt behandeld, want bijlage 11 is al bijna 14 dagen in druk, zoodat zij, die bezwaren tegen de voorgestelde regeling hadden, tijd genoeg hebben gehad die te formuleeren. Wat overigens de zaak zelve betreft, Burgemeester en Wethouders zouden gaarne de voorgestelde ver ordening zien aangenomen vóór de begrooting voor 1910 in behandeling komt. De goedkeuring der regeering moet ook nog worden gevraagd en hiermee is nog al wat tijd gemoeid. Wanneer evenwel door leden van den Raad wordt verklaard, dat zij zich niet voldoende op de hoogte hebben kunnen stellen, dan kan dit argument voor uitstel van behandeling- pleiten, beter dan de door den heer Lautenbach aan gevoerde gronden. Spreker stelt voor tot stemming over te gaan over het voorstel van den heer Wilhelmij, om de behandeling van punt 11 uit te stellen tot de volgende vergadering. De heer Lautenbach wijst er op dat het den Voor zitter schijnt te zijn ontgaan, dat spreker heeft gezegd dat de beurtschippers, die des Donderdags en nog niet altijd aankomen en alleen dan in de gelegenheid zijn om hunne belangen te bespreken, geen kans hebben gehad om over het onderhavige voorstel te raadplegen, derhalve ook de gelegenheid misten, hunne belangen aan anderen op te dragen. Spreker acht het billijk, dat ook dezen menschen den tijd wordt gegeven om hunne belangen kenbaar te maken en daarom acht spreker het èn in het gemeentebelang èn in dat dezer schippers, de behandeling uit te stellen. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van den heer Wilhelmij. 9. 1 oorstel van de Commissie voor het ontwerpen van Strafverordeningen tot herziening der verordening van politie op het begraven en de begraafplaatsenals mede voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wij ziging der instructie voor de doodgravers op de alge meene begraafplaats (Bijlage no. 12). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Berghuis acht het verstandig dat de Raad de behandeling van dit voorstel ook aanhoudt. Spre ker had gedacht dat het voorstel wijzigingen van administratieven aard betrof. Toen hij echter de stuk ken had ingezien begreep hij niet, hoe van Burge meester en Wethouders een dergelijke ontwerp-ver ordening kan komen. Er komen toch bepalingen in voor, die te belache lijk zijn om voor uitvoering in aanmerking te kun nen komen. In art. 2 b.v. staat, dat het vervoer van lijken alleen mag geschieden met uitsluitend voor dat doel ingerichte rijtuigen. Nu zijn er wel plaatsen in de gemeente, waar een lijk noch per rijtuig kan worden vervoerd, noch kan worden gedragen. In art. 3 is bepaald dat de kisten niet grooter mogen zijn dan twee meter. Er zullen tene-evolee O O

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 3