152 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Juli 1909. er een veerhuis op na houden, waarvoor zij zich natuurlijk uitgaven moeten getroosten. De kaden lijden echter bij deze schepen lang niet zooveel als die, waarop de zware goederen worden gelost. Het is dan ook niet moeielijk te zien op welke plaatsen de meeste schade aan de kaden wordt be rokkend. Toen er indertijd sprake was van het verplaatsen eener bi'ug heeft de Commissaris van Politie een brief geschreven aan een groothandelaar, met verzoek zijne wagens niet zoo zwaar te beladen. Voor dergelijke menschen gaat het niet aan te zeggen dat zij al be lasting betalen. De wethouder heeft het antwoord op één vraag vergeten, n.l. op deze als de Leeuwarder Stoomboot-Maatschappij vier ligplaatsen aanvraagt, waar moeten dan de andere schepen worden geborgen? Aan de Oosterkade lig gen zij nu al zoo in elkaar gepakt dat de eene schip per soms over drie of vier schepen heen moet om turf te kunnen lossen. Als het open water is gaat dat nog, wanneer het ijs zich echter vastzet wordt het voor die scheepjes, die dikwijls niet in zoo'n besten toestand verkeeren, gevaarlijk. De schipperij bezorgt de ingezetenen der gemeente veel voordeel en nu mag de gemeente er niet meer afhalen dan zij reeds doet. Spreker zal zich dan ook blijven verzetten tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Duparc zegt, dat zeker niemand op een vraag als door den heer Baart de la Faille is gedaan, zal zijn voorbereid geweest. Hij gelooft echter dat geachte lid volkomen te kunnen geruststellen. Art. 287 der Gemeentewet is letterlijk gelijk aan art. 137 der Grondwet, dat werd geschreven met het oog op de heffing van accijnzen, die echter door de in 1865 in de gemeentewet aangebrachte wijziging reeds lang zijn vervallen. Trouwons onder de wer king van art. 237 der gemeentewet werden en wor den nog steeds te Leeuwarden, evenals in bijna alle andere gemeenten, soortgelijke belastingen, zooals kaden-, brug- en walgelden enz. geheven, zonder dat hierin ooit eenige strijd met genoemd wetsartikel is gezien, anders zouden ze zeker ook nooit Koninklijk zijn goedgekeurd geworden. Doch dit alles daarge laten moet er op worden gelet, dat de voorgestelde heffing den doorvoer en den uitvoer in geen enkel op zicht zal belemmeren, alle schepen zullen zich, even als tot nu toe, vrijelijk in de gemeente kunnen be wegen. De belasting zal slechts behoeven te worden betaald door hem, die voor zijn schip doorloopend een vaste ligplaats verlangt. Wie dat niet wil, be hoeft dan ook niet te betalen. De heer Zandstra doet, naar aanleiding van het gezegde van den heer Komter, dat de schippers vrij zijn om al dan niet vaste ligplaats aan te vragen, opmerken, dat ook de handel er belang bij heeft te weten, waar de verschillende schepen te vinden zijn. Het bespaart tijd en kosten. Hot hebben van vaste ligplaatsen is dan ook, welbeschouwd, een algemeen belang. Ook heeft de heer Komter gezegd dat de meeste schippers ook handel drijven. Zij moeten dit wel doen om te kunnen bestaan, maar bovendien moeten zij, als zij van de kaden gebruik maken door er waren op te plaatsen, marktgeld betalen. Waar het hier nu een algemeen belang geldt, blijft spreker er bij dat het geld langs een anderen weg moet gevonden worden. De heer Hartelust begrijpt de berekening niet van den heer Lautenbach, die beweerde, dat 28 kleine schippers 7 maal zooveel betalen als 4 groote Stan- friezen. Ook wil spreker nog eens terugkomen op de uitlatingen van dit raadslid, betreffende het ver nielen van de kaden door de groote bedrijven. Het spreekt van zelf dat zij ruimschoots hun aandeel hebben in de slijtage. Hetgeen echter door den heer Lautenbach wordt gezegd, klinkt bijna als eene uit- noodiging aan die groote bedrijven om zich elders te vestigen. Spreker is er zeker van dat de nabu rige gemeenten ze met open armen zouden ontvan gen. Hoe meer groote bedrijven in de gemeente, hoe meer deze kan bloeien. Laten dan gerust alle straten slijten, spreker heeft daar nog wel wat be lasting voor over. Spreker blijft er echter bij, dat het onbillijk is van die bedrijven het maximum van een groote boot te vragen, die eiken dag een veel vuldig gebruik van den wal maakt. Dit is toch heel wat anders dan dat er zoo nu en dan een groote boot komt lossen of laden. Hierbij komt nog, dat de be doelde bedrijven ook nog de maximum-lengte moeten aanvragen, want als er b.v. 25 M. is aangevraagd en er komt een Stanfries voor van 35 M., zal de politie kunnen zeggendie andere 10 M. moeten ergens anders gaan liggen. De heer Lautenbach, met verlof der vergadering voor de derde maal het woord erlangende, zegt dat hij zich niet duidelijk schijnt te hebben uitgedrukt. Spreker juicht om het gemeentebelang het bestaan van de groote bedrijven toe, maar hij heeft ze willen stellen tegenover de kleine schippers. De eerste toch doen meer schade aan de wallen en kaden dan de laatsten en de eerste betalen niets daarvoor, bovendien hebben laatstgenoemden ook de walgelden te voldoen. Dat zij niet de volle onderhoudskosten der bruggen be talen, is nogal duidelijk, noch op hun verzoek, noch te hunnen gerieve zijn de bruggen gelegd, zij be talen immers voor eene zaak, die de voetgangers en rijtuigen dient. Wat nu de vraag van den heer Hartelust betreft, de bedoeling van spreker is deze. Een groote boot is 30 M. lang, terwijl een massa kleine scheepjes niet langer zijn dan 6 a 8 M. Er kunnen dus 4 schepen liggen op dezelfde plaats van een boot. Daarom be talen zij dus voor dezelfde ruimte zooveel meer dan zoo'n boot. De heer Komter is van oordeel dat de heer Baart de la Faille door het antwoord van den heer Duparc wel bevredigd zal zijn. De heer Lautenbach komt nog eens terug op de turfschippers van de Oosterkade. Spreker herhaalt deze schippers betalen niets. Nog vraagt de lieer Lautenbach hoe het komt met de andere schepen, als b.v. de Amsterdamsche Stoomboot-Maatschappij en de Stanfries-Maatschappij elk 4 ligplaatsen aanvragen. Spreker wijst er op dat, als op zeker oogenblik, van een vaste ligplaats geen gebruik wordt gemaakt, er door de gemeente over kan worden beschikt. Er zal door deze verordening geen vermeerdering van het aantal vaartuigen ontstaan en dus ook geen behoefte aan ruimte. Het standpunt van den heer Zandstra, dat de schip pers alles, de ingezetenen niets betalen, is niet juist. Waar toch de kosten meer dan 10,000.bedragen en de opbrengst slechts 2,000.a ƒ2,500.is, moet nog 8,000.door de burgers worden op gebracht. Het blijkt dus duidelijk dat het niet op gaat te zeggen, dat de schippers alles betalen. Zij betalen slechts een klein gedeelte en hebben daarvoor het voorrecht van een vaste ligplaats. De heer Zandstra, met verlof der vergadering voor de derde maal het woord erlangende, heeft niet gezegd Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1909. 153 dat de burgerij niet betaalt. Integendeel, zij betaalt al te veel. Spreker heeft dit beweerd en hij doet dit nog waar het hebben van vaste ligplaatsen een algemeen belang is, moet het geld er langs een anderen weg komen dan langs den thans voorgestelde. De heer G. W. Koopmans hoeft het einde der dis cussies afgewacht. Er is hem echter nog zooveel duister in deze zaak gebleven dat hij, alvorens eene beslissing te nemen, gaarne een sectie-onderzoek zag ingesteld. Hij heeft daarom de eer voor te stellen „De Baad besluit het ingediende voorstel eener belasting op het hebben van ligplaatsen voor schepen (kadegeld) in de sectiën te onderzoeken." De Voorzitter deelt mede dat door den heer G. W. Koopmans het volgende voorstel is ingediend De Raad besluit het ingediende voorstel eener be lasting op het hebben van ligplaatsen voor schepen (kadegeld) in de sectiën te onderzoeken. De heer Beekhuis zou inplaats van een sectie-onder zoek liever een advies van de Kamer van Koophandel wenschen. De heer Komter begrijpt het voorstel van den heer G. W. Koopmans niet. Als er toch ooit eene kleine eenvoudige zaak zoo ten voeten uit en van alle zijden is bekeken, dan is het wel deze. Niets is onbeproken gebleven. Men kan er voor of tegen zijn, maar spreker kan zich niet voorstellen, dat er nog iets onduidelijks in dit voorstel is. De heer Hartelust wijst er op dat door den heer Komter is gezegd, dat het aanwezige lid van de Kamer van Koophandel wel zoo vriendelijk zal willen zijn de opinie dier Kamer mede te deelen. Nu echter de heer Beekhuis voorstelt de kwestie aan het oordeel van dit college te onderwerpen, wil spreker er op aandringen dit niet te doen. In de Kamer van Koop handel is de zaak besproken en commissoriaal gemaakt. Spreker heeft zelf deel uitgemaakt van de commissie, de zaak van alle kanten bekeken en de opinie van anderen gehoord. Hij is van oordeel dat er geen nieuw licht meer ten opzichte dezer zaak kan worden ontstoken. De heer Beekhuis trekt hierop zijn voorstel in. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer G. W. Koopmans wordt verworpen met 18 tegen 2 stemmen. Vóór stemmen de heerenG. W. Koopmans en Berghuis. Tegen de heeren Besuijen, J. Koopmans, Wilhelmij, Fransen, de Jong, Oosterhoff, Zandstra, Hartelust, Duparc, Feitz, Lautenbach, Feddema, Schoondermark, Komter, Beekhuis, Baart de la Faille, Haverschmidt en Beucker Andreae. De heer Menalda was bij deze stemming niet aan wezig. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Aan de orde is artikel 1. Dit artikel wordt aangenomen met 10 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren J. Koopmans, Hartelust, Duparc, Feitz, Schoondermark, Komter, Beekhuis, Baart de la Faille, Haverschmidt en Beucker Andreae. Tegen de heerenBesuijen, Wilhelmij, Fransen, G. W. Koopmans, de Jong, Zandstra, Berghuis, Lautenbach en Feddema. De heeren Menalda en Oosterhoff waren bij deze stemming niet aanwezig. Aan de orde is artikel 2. Door den heer WiIh81m ij worden de volgende amen dementen ingediend te lezen in artikel 2 aliea a éénmaal per week, niet langer dan één etmaal 50 cent meermalen per week of langer dan een etmaal achtereen ƒ1. in artikel 2 alinea b éénmaal per week niet langer dan één etmaal 35 cent tweemaal per week of langer dan één, doch korter dan twee etmalen achtereen 50 cent meermalen per week óf langer dan twee etmalen achtereen 0.75 in artikel 2 alina d voor niet, of als regel niet in de vaart zijnde vaartuigen, die uitsluitend of hoofdzakelijk, ter beoor deeling van Burgemeester en Wethouders, worden gebruikt als winkel, voor het geheele vaartuig, onge acht de lengte, 75. Deze amendementen worden ondersteund en maken alzoo een onderwerp van beraadslaging uit. Door den heer Zandstra wordt een amendement ingediend, luidende te lezen in artikel 2b éénmaal per week, niet langer dan één etmaal 25 cent tweemaal per week of langer dan één doch korter dan twee etmalen achtereen 50 cent meermalen per week of langer dan twee etmalen achtereen 75 cent. Ook dit amendement wordt ondersteund en maakt alzoo een onderwerp van beraadslaging uit. Den heer Feddema komt het voor, dat deze vergade ring het amendement van den heer Wilhelmij niet moet aannemen. In het geheele debat is immers duidelijk uitgekomen, dat het de wensch is van den Raad, hen te belasten van wie met gerustheid eene heffing kan worden gevraagd, met andere woorden, dat de finantieel krachtigsten in de eerste plaats er too aangewezen zijn te betalen voor de voorrechten, die hun op aanvraag worden geschonken. Het komt spreker voor dat het allerminst de bedoeling kan zijn, nu het principe der heffing is aangenomen, al dadelijk voor de groote lichamen vermindering der voorgestelde heffing te trachten te verkrijgen. Spreker ontraadt ten sterkste aanneming van dit amendement. De heer J. Koopmans had ongeveer hetzelfde willen zeggen als de heer Feddema. Het ligt bovendien in de lijn van de discussiën om de grootere schepen niet te ontlasten. En waarom zou dit ook Direct verband houdt het nu wel niet met deze verordening, maar toch kan de beschouwing van invloed zijn, dat de meeste groote stoombooten behooren aan naam- looze vennootschappen, waarvan enkel de Stanfries- booten der Nieuwe Leeuwarder Stoomboot Mij. hier haar domicilie hebben. En door haar wordt dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 6