15—
154 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1909.
ook nog slechts enkel in de lasten dor gemeente
bijgedragen door het tractement van de directeuren.
De Rotterdamsche Stoomboot Mij. heeft haar
domicilie in Rotterdam en betaalt hier weinig of niets,
Het amendement-Wilhelmij op art. 2 alinea a wordt
verworpen met 18 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Wilhelmij, G. W. Koop-
mans, Berghuis.
Tegen de heeren Besuijen, J. Koopmans, Fransen,
de Jong, Oosterhoff, Zandstra, Hartelust, Duparc,
Feitz, Lautenbach, Feddema, Schoondermark, Komter,
Beekhuis, Baart de la Faille, Menalda, Haverschmidt
en Beucker Andreae.
Art. 2 alinea a wordt hierna met algemeene stem
men aangenomen.
Aan de orde is art. 2 alinea b met de daarop
ingediende amendementen.
De heer Komter wenscht er op te wijzen, dat het
heel wat moeite en overweging heeft gekost om tot
de voorgestelde cijfers te komen.
De opbrengst is zeer bescheiden en vertegenwoor
digt dan ook slechts een klein deel der kosten. Wan
neer nu van de reeds geringe bedragen nog 25, 30
ja 50 wordt afgenomen, zal er van de verordening
niet veel overblijven.
Spreker vertrouwt dan ook, dat de Raad deze po
gingen van de tegenstanders van het voorstel niet
zal steunen.
De heer Hartelust wil er op wijzen dat door het
amendement alle vaartuigen getroffen worden, kleiner
dan 30 M. Booten, welke die lengte niet bezitten
maar er slechts weinig van afblijven, zullen ook van
die vermindering profiteeren. Dit zal toch de bedoe
ling niet zijn. Spreker wil de zaak in dezen laten
blijven zooals is voorgesteld en haar door het in
voegen van meer klassen niet nog gecompliceerder
maken.
De heer Zandstra is tegen de geheele belasting,
maar wil haar, nu zij niet meer is te keeren, zoo billijk
mogelijk maken.
Het amendement van den heer Zandstra op art.
2 alinea b eerste lid wordt verworpen met 13 tegen 8
stemmen.
Vóór stemmen de heerenBesuijen, Wilhelmij,
Fransen, G. W. Koopmans, de Jong, Zandstra, Berg
huis en Lautenbach.
Tegen de heeren: J. Koopmans, Oosterhoff,Hartelust,
Duparc, Feitz, Feddema, Schoondermark, Komter,
Beekhuis, Baart de la Faille, Menalda, Haverschmidt
en Beucker Andreae.
Het amendement-Wilhelmij op art. 2 alina b, eerste lid
wordt eveneens met 13 tegen 8 stemmen verworpen.
Vóór stemmen de heerenBesuijen, Wilhelmij,
Fransen, G. W. Koopmans, de Jong, Zandstra, Berg
huis en Lautenbach.
Tegen de heerenJ. Koopmans, Oosterhoff, Hartelust,
Duparc, Feitz, Feddema, Schoondermark, Komter,
Beekhuis, Baart de la Faille, Menalda, Haverschmidt
en Beucker Andreae.
De heeren Zandstra en Wilhelmij trekken de overige
op art. 2 alinea b ingediende amendementen in.
Onderdeel b wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Aan de orde is onderdeel c.
Hierop is door den heer Hartelust een amendement
ingediend, luidende
te lezen in plaats van 1.50" ,.f 1.met een
minimum van 10.
Dit amendement wordt ondersteund en maakt alzoo
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Hartelust acht, daar hij bij de algemeene
beschouwingen zijn standpunt duidelijk meent te hebben
uiteengezet, verdere toelichting overbodig.
Het amendement wordt verworpen met 14 tegen
7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: J. Koopmans, Hartelust,
Duparc, Feitz, Baart de la Faille, Menalda en Beucker
Andreae.
Tegen de heerenBesuijen, Wilhelmij, Fransen,
G. W. Koopmans, de Jong, Oosterhoff, Zandstra,
Berghuis, Lautenbach, Feddema, Schoondermark,
Komter, Beekhuis en Haverschmidt.
Onderdeel c wordt hierna met algemeene stemmen
aangenomen.
Aan de orde is onderdeel d.
Door den heer Wilhelmij is een amendement inge
diend, luidende: te lezen in plaats van 50.ƒ75.
De heer Wilhelmij is tot het indienen van het
amendement gekomen, omdat er jaar in jaar uit vier
winkelschepen in de gracht liggen. Voor de bewoners
der kade is het niet prettig tegen zoo'n schip aan
te zien, doch erger is het dat deze schepen gebruikt
worden als woning en pakhuis, zonder dat er eenige
belasting van wordt betaald.
Deze schippers zijn voor de ingezetenen zware
concurrenten, wijl deze er winkels en pakhuis op na
moeten houden, waarvoor veel huur en lasten moeten
worden betaald.
Hierom wenscht spreker het bedrag tot f 75.te
verhoogen.
De heer G. W. Koopmans wenscht voor te stellen
in dit lid van art. 2 achter „winkel" te lezen
„magazijn of daarmee overeenkomstige inrichting."
Het amendement wordt ondersteund en maakt alzoo
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Lautenbach vraagt of onder winkelschepen
ook worden begrepen de matten-, groenten- en turf
schepen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1909. 155
De heer Komter antwoordt dat dit van de schippers
zelf zal afhangen. Indien zij een vaste ligplaats aan
vragen, betalen zij daarvoor, anders niet.
De heer Lautenbach doet opmerken dat na deze
inlichting zijne houding tegenover het amendement
is bepaald. Hij heeft nu de eer een ander amende
ment in te dienen, n.l. om f 50.te veranderen in
Dit amendement wordt niet ondersteund en maakt
alzoo geen onderwerp van beraadslaging uit.
Het amendement-Wilhelmij wordt verworpen met
18 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heerenWilhelmij, Baart de la
Faille en Haverschmidt.
Tegen de heeren Besuijen, J. Koopmans, de Jong,
Fransen, G. W. Koopmans, Oosterhoff, Zandstra,
Hartelust, Duparc, Berghuis, Feitz, Lautenbach,
Feddema, Schoondermark, Komter, Beekhuis, Menalda
en Beucker Andreae.
Het amendement-G. W. Koopmans wordt aange
nomen met 11 tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Besuijen, J. Koopmans,
Fransen, G. W. Koopmans, de Jong, Zandstra, Lau
tenbach, Feddema, Beekhuis, Baart de la Faille en
Haverschmidt.
Tegen de heeren Wilhelmij, Oosterhoff, Hartelust,
Duparc, Berghuis, Feitz, Schoondermark, Komter,
Menalda en Beucker Andreae.
De heer Zandstra wenscht de slotalinea van art. 2
te verplaatsen naar het begin van het artikel.
De heer Besuijen acht dit niet goed. Spreker stelt
daarom voor
te lezen in de plaats van alinea d eene nieuwe alinea,
die aan hot slot wordt geplaatst, terwijl de voorge
stelde slotalinea daarboven komt te staan.
De nieuwe slotalinea moet dan aldus luiden
„Het recht bedraagt voor niet of in den regel niet
in de vaart zijnd,e vaartuigen," enz.
Dit voorstel wordt door Burgemeester en Wethou
ders overgenomen en met algemeene stemmen aan
genomen.
De heer Schoondermark was in het begin der ver
gadering niet tegen het verplaatsen van punt 2 naar
het eind der agenda. De discussie over het kade-
geld duurt echter zoo lang, dat spreker, aan wien
het bekend is dat enkele leden moeten vertrekken,
voorstelt de discussie over dit onderwerp te schorsen
en over te gaan tot de behandeling van punt 2 dei-
agenda.
De heer Baart de la Faille is dankbaar voor het
door den Raad genomen besluit om de behandeling-
van punt 2 te verdagen tot na afhandeling der agen
da. Hij wenscht dus thans het voorstel van den
heer Schoondermark te ondersteunen.
Met algemeene stemmen wordt besloten de beraad
slagingen te schorsen.
De heer Schoondermark heeft nog een vraag te
beantwoorden, hom in de vorige besloten zitting gedaan
en verzoekt den Voorzitter beleefd de deuren te
willen sluiten.
De deuren worden gesloten.
Na heropening is aan de orde
Benoeming van een Directeur der Burgeravondschool
vacature 8. Baron).
Hierbij komen in behandeling de missives genoemd
onder de mededeelingen II sub 3 en 5 tweede ge
deelte.
De heer Beekhuis zegt, dat het, toen in de laatste
raadsvergadering de heer Michell met algemeene
stemmen was benoemd tot leeraar aan de Burger
avondschool, en de Voorzitter daarop verklaarde op
deze benoeming te hebben gewacht met het doen
van eene aanbeveling voor Directeur dier inrichting,
op spreker en zeker ook op vele leden van den Raad
een zonderlingen indruk maakte, dat op die aanbeveling
de naam Michell niet voorkwam.
Te zonderlinger leek spreker reeds aanstonds deze
aanbeveling, omdat, zoowel uit het advies der Com
missie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs als
uit het advies van den Inspecteur van dat onderwijs,
welke adviezen beide bij de stukken hebben gelegen,
bleek, dat die twee adviseurs het zoo zeer van over
wegend belang achtten, dat het directoraat van de
avond- en dat van de ambachtsschool in ééne hand
zouden komen, dat zij reeds nu, hoewel de benoeming
van een Directeur nog niet aan de orde was, met
klem wezen op de noodzakelijkheid van die combinatie.
Oogenschijnlijk lijkt de wenschelijkheid van die com
binatie ook zóó natuurlijk en van zelf sprekend, dat
er wel gewichtige redenen mogen zijn bij Burgemeester
en Wethouders, waarom zij in casu daarvan willen
afwijken.
Zooals de lange geschiedenis van de opheffing van
de dagschool en de reorganisatie van de avondschool
leert, is er ook vroeger nooit anders gedacht dan dat
de beide directoraten in ééne hand zouden zijn.
Reeds in het advies van den arrondissements-school-
opziener (den heer ten Bruggencate) van 8 Oct. 1897
(bijlage 24) treffen wij dezen zin aan
,,In alle steden van ons land (zonder uitzondering
„naar ik meen) waar ambachtsscholen zijn, is de
„Directeur dezer inrichting tevens Directeur der Bur
geravondschool en even algemeen wordt in die
„plaatsen de burgeravondschool in de ambachtsschool
„gehouden."
Ook de commissie van rapporteurs over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders van 27 Augustus
1901, waarvan de heer Duparc algemeen rapporteur
was, schijnt reeds toen de wenschelijkheid te hebben
gevoeld, dat de beide scholen vereenigd zouden
worden.
Waar Burgemeester en Wethouders voorstelden
de Burgeravondschool te behouden, daar stelden zij
voor de school voorloojrig op den bestaanden voet te
te behouden. Zij motiveeren dit aldus
»Wij hebben meer bepaald op het oog eene nadere
„regeling zoover die reeds in enkele (zij hadden moeten
„zeggen in alleplaatsen van ons land tot stand is
„gebracht, n.l. haar vereenigen met de bestaande
„ambachtsschool".
Verder lezen wij in het advies der Commissie van
Toezicht op het Middelbaar Onderwijs van 24 Fe
bruari 1903 (bijlage 5) omtrent reorganisatie der Bur
geravondschool
„en het voorts zoo mogelijk daarheen te leiden