Iflpr JlH"' mm r,v 196 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1909. Burgemeester en Wethouders te machtigen om ter voorziening' in de eventueele behoefte aan kasgeld tot het gaande houden van den geregelden dienst, behalve de reeds toegestane som van 100.000 zoover noodig tijdelijk op te nemen uiterlijk tot 1 Januari 1910 eene som van tachtig duizend gulden togen eene rente, hoogstens gelijk staande met 1/2 °/0 boven de beleeningsrente van binnenlandsche effecten bij de Nederlandsche Bank en verder op de wijze en onder zoodanige voorwaarden en bepalingen, als zij in het belang der gemeente nuttig en noodig achten. De Baad gaat in comité-generaal ter behandeling van 6. jRapport der Commissie voor de reclames omtrent bezwaarschriften tegen aanslagen in den Hoofdclijken Omslag, dienst 1909. Na heropening komt aan de orde 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om het voor de herstelling der Oldehove toegestaan crediet ad f 12,500.ten behoeve van eene meer doelmatige wijze van verankering te verlioogen tot f 15,000.- en, tegen over het Rijkssubsidie ad f 15,000.op de begrooting der inkomsten, op die der uitgaven voor die werken een bedrag van f 30,000.uit te trekken. Dit voorstel luidt In aansluiting aan onze mededeelingen bij schrij ven van 20 Juni 1908 no. 2060/93, afgedrukt op pag. 149 van 's Raads handelingen van 1908, zij thans te Uwer kennis gebracht, dat door Z. E. den Minister van Binnenlandscho Zaken en ons college, op verzoek van den Minister, is benoemd eene commissie, belast met het toezicht op de restauratie van den toren ,,de Oldehove" alhier, in welke commissie zitting hebben de heeren Mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe Slooten, thans afgetreden Commissaris der Koningin in dit gewestJ. van Hasselt, oud-Directeur van Gemeentewerken te Amsterdam, en W. C. A. Hofkamp, Directeur van Gemeentewerken alhier. Deze commissie heeft bij schrijven van 25 Mei 1.1. ons voorgesteld ten behoeve van een betere herstelling de ankers in den toren niet alleen te vermeerderen, maar ook op eene meer doelmatige wijze aan te brengen dan waarop gerekend was bij de raming, die ten grondslag lag aan het bij Uw besluit van 28 Mei 1907 genoemde bedrag ƒ25,000, waarvoor de toren afdoende zou kun nen worden in orde gebracht. De commissie wordt tot dit voorstel geleid door de kennisneming van de wijze waarop dergelijke verankeringen elders met groot succes zijn uitgevoerd en waardoor de duurzaamheid van het werk steeds in hooge mate is bevorderd. De nadere begrootingen van het geheel der reparatie- werken, die de commissie heeft opgemaakt, geven bovendien op de verschillende onderdeden hier hoo- gere, daar lagere cijfers dan die van 1907, zoodat, met inbegrip van een post voor onvoorzien, die des tijds mede buiten aanmerking is gelaten, het slotcijfer thans op f 29,950.of f 5000.hooger komt, waarin de Minister, mits de gemeente de andere f 2,500.alsnog bekostige, bereid is ook hier de helft te brengen ten laste van het Bijk. Waar de voorgestelde, eenigszins afwijkende van de oorspronkelijk voorgenomen, werkwijze ons voor komt te zijn in het belang van het bouwwei'k en van de deugdelijkheid der te treffen voorzieningen en daartegen de hoogere kosten ad f 2,500.wel op wegen, hebben wij de eer U in overweging te geven de voor de herstelling van den toren ,.de Oldehove" toegestane som ad f 12,500.te verlioogen tot f 15,000.en alzoo te besluiten, tegenover het rijks subsidie ad f 15,000.— op de begrooting der inkom sten, op die der uitgaven voor die werken een bedrag van f 30,000.uit te trekken. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra is, als er sprake is van zulko sommen als in het onderhavige voorstel, altijd hui verig. De leden zullen zich dan ook herinneren dat spreker den vorigen koer, toen de verbetering der Oldehove werd behandeld, tegen gestemd heeft. Hij zal dit nu niet doen, maar wenscht een vraag te stellen. Hebben Burgemeester en Wethouders, waar nu alle moeite wordt gedaan om dit bouwmonument sterk te maken en dus voor het nageslacht te bewaren, waar nu zooveel kosten worden besteed, er wel eens over gedacht of het ook mogelijk zou zijn het klokke- spel uit den voonnaligen Nieuwetoren in de Oldehove aan te brengen? Wanneer dat kon zouden zij de stad en het algemeen oen grooten dienst bewijzen en zou spreker met meer vrijheid, ja met meer blij heid zijn stem geven aan het voorstel van Burge meester en Wethouders. Do heer G. W. Koopmans zal tegen het voorstel stemmen, niet om den inhoud ervan, maar, omdat hij altijd tegen elko uitgaaf voor de Oldehove heeft gestemd. Spreker meent dat elke cent daarvoor uit gegeven niet ter plaatse komt waar die behoort en hij acht elke uitgave voor de Oldehove ovorbodig. Het geld kan nuttiger worden besteed. De heer Baart tie la Faille vraagt of er uitzicht bestaat dat de luidklok weer in eero wordt hersteld. Het zou toch zeer aangenaam zijn als die klok met haar zilveren klank weer kan worden gehoord. Wat het denkbeeld van den heer Zandstra aan gaat, spreker is van oordeel dat dit geen aanbeveling verdient, althans als het met groote kosten gepaard gaat. Vroeger bevond zich het carillon in den Nieuwe toren, midden in de stad en kon men binnen zekere grenzen de aangename toonen hooren. Spreker wil het echter niet al te veel roemen, want hot kan de vergelijking met beroemde carillons uit andere steden niet doorstaan. De Oldehove nu staat aan het eind der gemeente, zoodat het spel, dat niet bijzonder sterk is, niet tot zijn recht zal komen. Intusschen is spreker er niet tegen, als het aan brengen van het carillon niet met belangrijke uit gaven gepaard gaat, anders wel. Het verwondert den heer Fransen dat de commissie nu pas, twee jaar later, komt met een plan tot ver betering der verankering. Zij had daarmee de eerste maal moeten komen. Het blijkt spreker dan ook dat de commissie de hoofdzaak voor bijzaak, de bijzaak voor hoofdzaak heeft aangezien. Immers hoofdzaak bij deze herstelling was toch om door eene degelijke verankering het metselwerk tot een stevig geheel terug te brengen. Het plaatsen van klokkestoel, uurwerk enz. waren betrekkelijk meer zaken van bij komenden aard. De Commissie komt te laat met dit belangrijkste deel van het geheel. Nu toch wordt de Baad voor het feit gesteld, de meerdere uitgaven toe te staan terwijl, als dit bedrag de eerste maal ware voorgesteld, er misschien nog Avel enkele leden meer zouden hebben tegen gestemd. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1909. 197 De heer Komter doet den heer Fransen opmerken dat de Commissie, waarvan door dit raadslid gespro ken is, pas benoemd is nadat het raadsbesluit tot het restaureeren van de Oldehove was genomen. Zij heeft dus geen schuld. De zaak is deze. De toren van Oirschot was pas gerestaureerd, toen met de herstelling der Oldehove zou worden begon nen. Dit gaf den Directeur der Gemeentewerken aanleiding zich in verbinding te stellen met dengene, die den genoemden toren had gerestaureerd. Van dezen heeft men geleerd op welke wijze de oude muren het best kunnen worden versterkt. Al is dus de les laat gekomen, te laat is zij zeker niet, want de ge meente kan er nu nog partij van trekken. De heer Baart de la Faille heeft over de luidklok gesproken. Ten opzichte van de klokken kan spreker mededeelen, dat deze weer zullen worden opgehan gen aan een nieuwen ijzeren klokkenstoel. Anders staat het met het carrillon. Toen de restau ratieplannen zijn behandeld is er ook over het klokken spel gesproken en is den Directeur der Gemeente werken opgedragen te onderzoeken of het ook mogelijk was hiervoor een plaats te vinden. Door zijn bouw evenwel leent de Oldehove zich niet voor de plaat sing van een klokkenspel. Toen is er gedacht aan de mogelijkheid om boven op de Oldehove een af zonderlijk torentje voor Het carillon te bouwen. Dit ging echter met veel bezwaar gepaard, waarom be sloten is het klokkenspel niet over te brengen. Boven dien is dit door rusten en roesten er in den loop der tijden niet beter op geworden, zoodat het zeer de vraag is of er met de overbrenging zooveel succes zou worden behaald als men zich voorstelt. De heer Fransen repliceert dat door den Wethouder gezegd is dat men in Oirschot een onderzoek naar de verankering van den toren aldaar heeft ingesteld. Het komt spreker echter vreemd voor dat de commissie in de toelichting zegt „de commissie wordt tot dit voorstel geleid door „de kennisneming van de wijze, waarop dergelijke „verankeringen elders met groot succes zijn uitgevoerd „en waardoor de duurzaamheid van het werk steeds „in hooge mate is bevorderd." Spreker acht dit te vroeg gezegd. De tijd om daarover een oordeel te vellen is nog veel te kort. De duurzaamheid toch moet nog bewezen worden, hoewel spreker overtuigd is dat de verankering op een goede manier zal worden aangebracht. De beraadslaging wordt gesloten. De heer Beekhuis is intusschen ter vergadering verschenen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 14 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Beucker Andreae, Zand stra, Fransen, Wilhelmij, Oosterhoff, Komter, Feitz, J. Koopmans, Burger, van Messel, Hartelust, de Jong, Baart de la Faille en Beekhuis. Tegen de heeren G. W. Koopmans, Berghuis en Feddema. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van hun schrijven inzake het verslag der commissie van rapporteurs omtrent het ontwerp-werk liedenreglement (Bijlage no. 24). Dit voorstel luidt als volgt Naar aanleiding onzer in bijlage 24 tot 's Raads handelingen van 1909 opgenomen beschouwingen om trent het over het ontwerp-werkliedenreglement uit gebrachte verslag der sectiën hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten 1. dat de commissie van rapporteurs uit de sec tiën, die het ontwerp-werkliedenreglement hebben onderzocht, als zoodanig blijve gecontinueerd, totdat het in het derde lid van artikel 64 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van den Gemeente raad (gemeenteblad 1907 no. 10) bedoelde voorstel door haar is gedaan 2. aan die commissie op te dragen het sub 1 ge noemde voorstel thans bij den Gemeenteraad in te dienen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Burger wil zich, wat het voorstel betreft, geen partij stellen. Het laat hem, al is hij als rap porteur nauw bij de zaak betrokken, koud wat de Baad doet. Spreker heeft toch nooit zijne meening, dat hij van een sectie-onderzoek geen resultaat ver wachtte, onder stoelen of banken geschoven en het gehouden onderzoek heeft hem in die meening be vestigd. Hij wenscht er echter op te wijzen dat de zaak, al wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen, nog niet in orde is. Spre ker heeft een briefje ontvangen van den heer Be- suijen, rapporteur der le sectie, dat deze wegens ziekte in de eerste maanden niet aan de werkzaam heden kan deelnemen, waarom hij den Baad in overweging geeft in zijn plaats een ander te benoemen. De Voorzitter deelt mede dat de vraag, hoe in deze zaak nu verder moet worden gehandeld, bij Burgemeester en Wethouders een punt van over weging heeft uitgemaakt. De thans door Burgemees ter en Wethouders voorgestelde wijze van handelen leek hun de meest praktische, te meer daar het Reglement van Orde niet verbiedt de commissie van rapporteurs als commissie te laten voortbestaan. Door zoo te handelen is alle gedane werk niet te vergeefs gedaan en kunnen de nu verkregen gegevens tot nadere voorstellen worden uitgewerkt. Wat de schriftelijke mededeeling van den heer Besuijen aan den heer Burger betreft, dat hij voor- loopig geen deel zal kunnen nemen aan de werk zaamheden dier commissie, zoo geeft deze spreker nog geen aanleiding in te gaan op den wensch van hen, die thans reeds een lid ter vervanging van den heer Besuijen willen benoemen. Spreker wil afwach ten tot de heer Besuijen hem daartoe machtigt, door, zoo onverhoopt zijne ziekte van langen duur mocht zijn, hem kennis te geven dat hij uit die commissie ontslag neemt. Door anders te handelen, komt het spreker voor dat men te kort doet aan de beleefd heid, tegenover het afwezige lid verschuldigd. Het komt den heer Beekhuis twijfelachtig voor of de aangegeven weg wel geheel kan worden bewan deld. Het lijkt spreker moeielijk een derde persoon te benoemen. Dit zou toch een rapporteur der sectie moeten zijn en de secties bestaan als zoodanig niet meer. Ware het eene commissie ad hoe, dan zou de zaak heel anders zijn. Het komt spreker voor dat de Raad het in deze zal moeten doen met eene commissie van twee leden. De Voorzitter is het met den heer Beekhuis eens dat eene Commissie van Rapporteurs niet meer be staat. De commissie is eene gewone raadscommissie en door aan deze commissie nu de bevoegdheden te Itsfei ;»f| rfijii. v.-A d I y

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 3