200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1909.
De beraadslaging wordt goopend.
De heer de Jong veronderstelt, dat het wel over
bodig zal zijn op te merken, dat hij het met Burge
meester en Wethouders volmaakt eens is, dat we in
onze stad flinke breede straten moeten trachten te
krijgen. Uit een practisch en schoonheidsoogpunt
is dit zeer zeker wenschelijk. Doch wij moeten ons
wachten voor overdrijving en den burgers geen on-
noodigen last en onaangenaaamheden veroorzaken.
Dit gebeurt wanneer de bepaling van 12 Meter
wordt gehandhaafd. De ingezetenen, die daar wenschen
te bouwen, worden door die bepaling genoodzaakt
voor hunne huizen lange smalle tuintjes te maken en
houden achter huis geen ruimte over, terwijl ieder
weet dat men aan een tuin eigenlijk alleen iets heeft,
als die zich achter huis bevindt. Het gemeentebelang
eischt een dergelijke straffe bepaling niet.
Spreker meent, dat ook uit een schoonheidsoogpunt
het voorstel van Burgemeester en Wethouders ver
werpelijk is. Die lange smalle tuintjes, nogintweëen
gescheiden veelal door een straatje vanaf de huisdeur
tot de openbare straat, staan leelijk. De afstand van
6 Meter, die door adressanten wordt gevraagd, kan
spreker echter ook niet bekoren. Dit lijkt hem te
kort. Daarom zal hij een poging doen om dien te
bepalen op 9 Meter.
Spreker meent het best zijn doel te kunnen be
reiken door tegen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders te stemmen, om na verwerping hiervan
te komen met een nieuw voorstel om de 12 Meter
te veranderen in 9.
De heer Feddema zegt dat hij niet zal medewerken
om het verzoek van den heer Bijlsma en anderen,
strekkende om de rooilijn te bepalen op 6 M. uit
de eigendomsgrens, in te willigen.
Spreker deelt echter mede, dat met de kleine
minderheid, waarvan in het rapport der Commissie
voor Openbare werken sprake is, spreker wordt be
doeld, die in die commissie het idee, door den heer
de Jong nu voorgestaan, heeft verdedigd. De meer
derheid der Commissie voor Openbare Werken en het
Dagelijksch Bestuur hebben evenwel gemeend dat op
het verzoek afwijzend moet worden beschikt, omdat
er reeds een paar huizen zijn gebouwd in de rooilijn
op 12 M. uit de eigendomsgrens.
Oppervlakkig gezien is het niet van onbillijkheid
vrij te pleiten om de menschen, die reeds op die
rooilijn hebben gebouwd, achteruit te zetten. Het
toeval wil echter, dat die gebouwen precies in de
bocht staan, zoodat dit bezwaar wordt ondervangen
door die bocht iets grooter te nemen. De eigenaren
en spreker zelf ook weten bij ondervinding dat de
reden, waarom deze terreinen zoo slecht van de
hand gaan, juist ligt in den grooten afstand tusschen
do rooilijn en de eigendomsgrens.
Het is toch een groot bezwaar zoo ver achteruit
te bouwen. De grond is duur en men betaalt niet
zooveel geld voor grond, dien men niet gebruikt.
Spreker heeft destijds gezegd dat er geen andere
dan billijkheidsgronden waren aan te voeren voor
inwilliging van hot verzoek, en weet geen meer
pakkend motief aan te wijzen.
Wanneer de rooilijn wordt aangegeven op 9 M.
uit de eigendomsgrens, dan wordt de afstand tot de
as van den weg 17 M., zoodat de geheele breedte
tusschen de rooilijnen dan nog 34 M. wordt. Wan
neer overeenkomstig het verzoek op 6 M. zou wordon
gebouwd, zou de Spanjaardslaan al te scheef tusschen
de bestaande en nog te bouwen huizen komen, wat
evenwel bij bouwen op 9 M. uit de grens niet merk
baar is. En de Spanjaardslaan moge een drukke
wandelweg zijn, een drukke verkeersweg in eigen
lijken zin is zij nietmaar al ware dit zoo, dan zou
een breedte van 18 M. nog meer dan voldoende zijn.
Waar nu de gemeente niet wordt benadeeld
en de billijkheid tegenover de aanvragers wordt be
tracht, heeft spreker de eer hij hoopt dat de heer
de Jong hem dit niet kwalijk zal nemen voor te
stellen de rooilijn vast te stellen op 9 M. uit de
eigendomsgrens, voor het gedeelte langs de Span
jaardslaan vanaf de Transvaalstraat tot den Noorder
singel, met geleidelijk verloop noordwaarts van de
Transvaalstraat tot op hot eerstvolgend huis.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Fed
dema wordt voorgesteld de rooilijn vast te stellen
op 9 M. uit de eigendomsgrens.
Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Hartelust wenscht het voorstel te steunen,
omdat het hem voorkomt voordeelig voor de ge
meente te zijn, daar het een spoedigen verkoop der
perceelen in de hand kan werken.
Na do uiteenzetting van den heer Feddema, die
er op wijst dat het bezwaarlijk gaat de perceelen te
verkoopen omdat er zulke groote terreinen voor de
huizen moeten blijven liggen, zal de Raad het met
spreker eens zijn dat het, waar terreinen beschikbaar
worden gesteld voor bouwterreinen, wenschelijk is
dat deze zoo spoedig mogelijk worden bebouwd. De
gelegenheid wordt dan geschapen tot vestiging van
bewoners, die wij met vreugde zullen begroeten.
Spreker zal vóór het voorstol-Feddcma stemmen.
Het komt den heer Beekhuis voor dat de Raad
een verkeerd besluit neemt als hij op het denkbeeld
van de heeren de Jong en Feddema ingaat. Uit het
betoog van den heer de Jong zou men kunnen op
maken, dat de Raad staat voor de vraaghoe zal
de rooilijn worden vastgesteld. De zaak is echter
heel anders. De rooilijn toch is na ingewonnen ad
viezen reeds vroeger vastgesteld op 12 M. uit do
eigendomsgrens. Wanneer nu de Raad in dezen ge
heel vrij was, zou spreker wijziging van hot besluit
daarlaten, als hij tot oen beter inzicht gekomen was.
Op de aangegeven rooilijn is echter reeds gebouwd,
zoodat de Raad tegenover de menschen die dat
hebben gedaan, eone groote onbillijkheid zou begaan
als de rooilijn nu werd bepaald op 9 M. uit do
eigendomsgrens. De Raad mag dit niet doen. Waren
O O O
er nu nog zeer bijzondero, voor de gemeente over
wegende, gronden om de rooilijn te wijzigen, dan
stond de kwestie nog anders, maar dit te doen enkel
om het motief dat de gronden door ceno wijziging
der rooilijn voor de aanvragers beter verkoopbaar
zijn, gaat niet aan.
De heer de Jong is er wel mee bekend dat do
rooilijn was vastgesteld op 12 Meter uit do eigendoms
grens.
Spreker ziet echter niet in, dat de Raad, als hij ziet
dat dit besluit verkeerd is. daarin geen wijziging mag
aanbrengen. Do redeneering gaat toch niet op omdat
enkelen er het nadeel van hebben ondervonden, moeten
er meer het nadeel van hebben of nog sterkeromdat
enkelen het slachtoffer zijn geworden, moeten er meer
deren onder lijden.
Spreker kan niet zeggen, dat hij paf is van hot
prompte der argumentatie van den heer Beekhuis.
Hij blijft van meening, dat do Raad een besluit,
dat verkeerd blijkt te zijn, mag wijzigen en zal dus
stemmen vóór het amendement-Feddema.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1909. 201
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Feddema wordt aangenomen met 11
tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen de heerenG. W. Koopmans,
Zandstra, Fransen, Wilhelmij, Berghuis, Feitz, Feddema,
Burger, Hartelust, de Jong en Baart de la Faille.
Togen do heerenBeucker Andreae, Oosterhoff,
J. Koopmans, Komter, van Messel en Beekhuis.
16. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
omtrent het voorstel van curatoren van het Gymnasium
om over te gaan tot vaststelling van eene nieuwe regeling
van het getal en de jaarwedden der leeraren enz. aan
die inrichting (Bijlage no. 22).
De algemeene beraadslagingen wordt geopend.
De heer Baart de la Faille behoeft niet te zeggen
dat hij met veel ingenomenheid heeft gezien, dat
Burgemeester en Wethouders bijna geheel het voorstel
van curatoren hebben overgenomen om de jaarwedden
der leeraren opnieuw te regelen en hen te doen
deelen in de voorrechten van periodioke verhoogingen.
Het heeft spreker echter getroffen, dat Burgemeester
en Wethouders niet geheel met het voorstel van
curatoren zijn meegegaan en wel in betrekking tot
de jaarwedde van den rector. Curatoren toch hebben
voorgesteld de aan vangs jaarwedde te laten op
3500.en als maximum vast te stellen op 4000.
Spreker stemt Burgemeester en Wethouders toe
dat in abstracto beschouwd de jaarwedde, vooral
voor den tegenwoordigen rector, voldoende zou zijn.
De functionaris zelf is er ook mee tevreden en hij
heeft ook geen andere regeling gewekcht. Spreker
wenscht er echter op te wijzen, dat er bij eene
eventueele vacature een rector kan solliciteeren, die
een gezin heeft. Dan wordt de toestand anders.
Men moet toch niet vergeten dat voor velen de
lust om naar Leeuwarden te komen, dat zeer exen-
trisch gelegen is, niet zoo groot is, zoodat ook bij
de vorige vacature het getal sollicitanten klein was.
Iemand met een gezin heeft echter de door curatoren
voorgestelde jaarwedde wel noodig en spreker wenscht
dan ook voor het voorstel van curatoren een lans te
breken. Burgemeester en Wethouders hebben eene
vergelijking gemaakt tusschen de jaarwedden hier en
die in andere gemeenten. Zij vergeten echter, dat
Leeuwarden door zijn exentrieke ligging en hooge
belastingen bij die andere gemeenten achter staat.
Spreker stelt voor de jaarwedde voor den rector te
bepalen van 3500.tot 4000.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Baart
de la Faille wordt voorgesteld de jaarwedde van den
rector vast te stellen van 3500.op 4000.
Spreker zal dit voorstel bij artikel 2 in behandeling
brengen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Artikel 1 wordt met algemeene stemmen vastge
steld.
Aan de orde is artikel 2.
In stemming komt het voorstel van den heer
Baart de la Faille.
Het wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Burger,
Hartelust, Baart de la Faille en Beekhuis.
Tegen de heerenG. W. Koopmans, Zandstra,
Fransen, Wilhelmij, Berghuis, Oosterhoff, Komter,
Feitz, Feddema, J. Koopmans, van Messel en de Jong.
De artikelen 28 worden achtereenvolgens met
algemeene stemmen vastgesteld en daarna de veror
dening in haar geheel.
17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging der verordening, regelende het meten en wegen
van granen, zaden en peulvruchten in de gemeente
Leeuwarden. (Bijlage no. 23).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer J. Koopmans wenscht zijne ingenomenheid
te betuigen met het werk dat door Burgemeester en
Wethouders, voorgelicht door de verschillende cor-
poratiën, is geleverd. Zonder breedvoerig te zijn
wil hij op twee punten wijzen en wel ten eerste, dat
de wijze van meten en wegen, geregeld bij art. 16,
in hoofdzaak is gelijk gebleven en ten tweede, dat
in de verordening thans een artikel is opgenomen,
waarbij eene pensioenregeling voor de meters en
wegers met hun commandeur mogelijk is geworden.
Al is het in de verre toekomst, toch zal het nu
kunnen gebeuren, dat aan oude of invalide personen
bij deze instelling een zeker pensioen kan worden
gegeven.
Behoudens enkele wijzigingen van meer onderge
schikt belang kan hij zich dan ook met het inge
diende ontwerp volkomen vereenigen.
De heer Zandstra constateert dat het ontwerp op
spreker en zijne partijgenooten een gunstigen indruk
heeft gemaakt.
Waar echter in art. 2 sprake is van de benoeming
van meters en wegers door Burgemeester en Wet
houders, zouden zij die liever aan den Raad zien
opgedragen.
Gaarne zou spreker nog eenige inlichtingen hebben
in verband met de benoemingen voor één en voor
drie jaar, met het oog op een eventueel te stichten
pensioenfonds. Spreker kan zich niet voorstellen hoe
men de storting wil regelen voor menschen, die voor
zoo'n korten tijd benoemd worden en niet eens van
eene herbenoeming zeker zijn.
Nog wenscht spreker er op te wijzen dat in art.
5 de verplichtingen der betrokken beambten scherp
omschreven zijn. Hij vindt dit goed, maar zou daar
om echter in dat artikel ook hunne rechten duidelijk
omlijnd willen zien.
De heer Oosterhoff dankt den heer J. Koopmans
voor diens vriendelijke woorden en zal den heer
Zandstra van antwoord dienen. Het is dit raadslid
niet duidelijk hoe het komt met het pensioen voor
de wegers en meters. Burgemeester en Wethouders
weten dit zelf ook nog niet. In art. 23 der veror
dening staat echter„de bepalingen, waaronder aan
„den Commandeur en de meters-wegers pensioen
„wordt verleend, omtrent de stortingen der pensioens-
bijdragen en het beheer van een eventueel pensioen
fonds worden door de beurscommissie onder goed
keuring van Burgemeester en Wethouders vastge
steld".