226 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. Voortgezet Woensdag 27 October. iets aan toe te voegen. Er wordt n.l. door den heer Zandstra gesproken van volwassen en niet van vol slagen arbeiders. Jonge menschen nu kunnen wel volwassen arbeiders zijn, zonder dat zij aanspraak kunnen maken op het minimum-loon. Soms zijn zij bekwaam genoeg en beschikken zij over de noodige werkkracht, maar spreker acht het niet noodig, dat de gemeente zich aan een bepaald minimum-loon bindt. Spreker vertrouwt dat Burgemeester en Wet houders het wel daarheen zullen leidendat een volslagen arbeider niet op een laag loon blijft staan. Voor jonge mannen, die pas in gemeentedienst zijn, acht spreker het niet noodig een minimum-loon van f 10.20 vast te stellen. De Voorzitter refereert zich aan de Memorie van Antwoord. Burgemeester en Wethoudois achten het niet juist om, nu het werkliedenreglement in uitzicht is, in de loonregeling in te grijpen. Wat het perso neel betreft, dat onder dezen post is begrepen dat bestaat uit 10 man, waarvan de loonen en dit als antwoord op de vraag van den heer Tijsma niet naar anciënniteit zijn geregeld. De oudste plantsoenarbeider is geboren in 1811 en in 1869 in gemeentedienst gekomen. Deze verdient f 10.per week. De daarop volgende, geboren in 1852, in dienst gekomen in 1873, verdient 11. Dan volgen1 met 10.—, 3 met f 10.50, 2 met 10.25 en 2 met 9.50. Het zal den heer Tijsma verklaarbaar zijn dat iemand van 68 jaar niet verhoogd wordt tot boven 10.loon. Bovendien moet bij het loon van/10. nog gerekend worden de bijdrage die de gemeente be taalt voor het ziekenfonds Eendracht maakt macht", welke bijdrage, volgens de bewoordingen der betrek kelijke verordening, als loonsverhooging wordt be schouwd. Voor één werkman, die f 10.verdient is over het 3e kwartaal betaald 16 ct. per week, voor een ander, die eveneens f 10.verdient 28 ct. Voor een ander met een groot gezin wordt 42, voor den volgende 33 en de beide daarop volgende eveneens 33 ct. per week betaald. De Raad moet dit niet over het hoofd zien. Het kan toch gebeuren dat een arbeider tengevolge van loons verhooging boven de gestelde grens komt f 10.50 tengevolge waarvan de gemeente de bijdrage niet meer betaalt, zoodat die werkman achteruit gaat en van de loonsverhooging niet zou profiteeren. Spreker is het met den heer J. Koopmans eens dat de gemeente zich niet moet binden aan een mi nimum-loon, uniform voor iederen werkman, die in gemeentedienst is. Het doet den heer Zandstra genoegen dat de con tributie voor het ziekenfonds door de gemeente wordt betaald; waardoor z. i. het bewijs is geleverd, dat de gemeente het loon niet voldoende acht. Spreker zou wel willen dat de contributie voor de arbeiders die boven 10.50 verdienen, ook door de gemeente werd betaald. Hij kan dit niet afkeuren. De kwestie loopt echter op het oogenblik over hen, die minder dan f 10.20 per week verdienen. Spreker kan zich dan ook niet voorstellen dat de gemeente zich niet moet binden aan een minimumloon voor volwassen arbei ders. Hij spreekt niet over hen die geen 20 jaar en meest ongehuwd zijn, alleen van volwassenen. Loopt er echter eens zoo'n jonge arbeider onder, welnu, het is niet weg, dat die ook f 10.20 verdient. Die denkt wel eens aan een huwelijk en kan dan een spaarpotje daarvoor maken. Als hij het loon kan verdienen, moet hij het hebben. De heer J. Koopmans spreekt over volslagen werk lieden. Spreker vraagtwanneer heeft men te doen met een volslagen werkman? Z. i. nooit. Hij is van oordeel dat iemand, die zijn volle werkkracht, hetzij lichamelijk, Hetzij geestelijk aan de gemeente geeft, goed moet worden beloond en dan acht spreker 10.20 niet te hoog. Spreker weet wel dat velen het met minder moeten doen, maar met het oog op de stijgende prijzen der noodzakelijke levensbehoeften mag de gemeente geen lager loon uitkeeren. De Voorzitter wijst er den heer Zandstra op dat diens betoog zuiver theoretisch is. Wanneer de werklieden gedurende vaste tijden vasten arbeid verrichtten, zou het opgaan te redeneeren ik krijg een zeker kwantum arbeid, en geef daarvoor een zeker loon. De arbeid en de duur ervan loopen echter bij de verschillende categorieën zoo zeer uiteen, dat er geen sprake kan zijn van een uniform minimum loon. Een uniform minimumloon toch moet gepaard gaan met eene uniforme arbeidsprestatie of arbeidsduur. Men kan alle werklieden niet over een kam scheren. De plantsoenarbeiders werken 's winters 7 uren per etmaal. Moeten deze nu hetzelfde loon verdienen als een timmermau, die alsdan W/2 uur werkt Boven dien is alle arbeid niet even zwaar, noch eischt gelijke bekwaamheid. De heer Zandstra antwoordt, dat het niet de schuld is van de plantsoenarbeiders, dat deze in den winter om 5 uur naar huis gaan. Dit is de schuld der natuur. Maar zij moeten het geheele jaar leven. Bij de zaak, waar spreker aan verbonden is, wordt gerekend dat de arbeiders even lange dagen maken en er wordt gezorgd dat het minimumloon boven dat der gemeente is. Zij worden dan ook betaald naar hetgeen zij noodig hebben voor hunne huishouding. Een kortere werktijd verlicht de levenszorgen niet. In den winter toch wordt meer gevraagd voor vuur en licht, voe ding enz. De Voorzitter hoeft niet gedebatteerd over het bo- drag van het loon, maar hij heeft willen doen uit komen dat het niet aangaat een uniform minimum loon vast te stellen. Spreker komt tegen de ver dediging op van de stelling, dat een uniform minimum loon moet worden vastgesteld voor alle volwassen arbeiders in gemeentedienst. De heer Zandstra is er van overtuigd dat f 10. het minste loon is, dat een arbeider moet hebben om behoorlijk te kunnen rondkomen. De heer Hartelust is eveneens van oordeel, dat het in de praktijk niet opgaat een minimumloon vast te stellen als uniform loon. Spreker gelooft ook niet dat men den arbeiders een dienst zou bewijzen door van gemeentewege een uniform minimumloon vast te stellen. Dan zullen toch bij de gemeente niet meer kunnen worden aangesteld jongelieden, die zich nog in hun vak moeten bekwamen en dus voor lager loon moeten werken om langzamerhand op te klimmen. Die gelegenheid zou dan aan de jonge arbeiders worden ontnomen. Uit economisch oogpunt zou de gemeente aan die jongelieden geen 10.20 kunnen uitkeeren. De heer Zandstra zegt dat die f 10.20 bij zoo'n jonge man goed op zijn plaats is, want dat hij ze zal kunnen gebruiken voor een huwelijksspaarpotje. In de praktijk echter zal, wanneer de gemeente die jongelieden op één lijn stelt met de ervaren arbeiders, spoedig een conflict ontstaan. Die arbeiders zullen dan zeer spoedig zeggen als die jonge menschen f 10.20 verdienen, moeten wij f 11.20 of f 12.20 hebben. Spreker is een tegenstander van de motie-Zandstra. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. 227 Voortgezet Woensdag 27 October. De heer de Jong vraagt of het een noodzakelijk gevolg van de aanneming van de motie-Zandstra is, dat de gemeente de bijdrage voor het ziekenfonds niet meer betaalt. In 1907, bij de behandeling der begrooting voor 1908, is door den heer Besuijen een minimum-loon van f 10.voorgesteld. Door de hoeren Oosterhoff en Duparc werd toen gezegd, dat binnen kort het werkliedenreglement aan de orde zou komen. Dit is nu al 2 jaar geleden. De arbeiders hebben dus al 2 jaar schade gehad en nu weten wij nog niet wanneer het werkliedenreglement er komt. Dat er verschillende arbeid wordt gepresteerd, die redeneering wordt nooit gehoord wanneer het geldt de salarissen van leeraren. Dan wordt nooit over minderwaardige leerkrachten gesproken. De kwestie is zoo. Het is spreker bekend dat sommige arbeiders niet zoo zwaar en niet zoo lang werken als anderen, dat zij dus minder presteeren. De gemeente mag echter niet minder betalen dan 10.omdat het eenvoudig niet mogelijk is een beetje schappelijk rond te komen met minder inkomen. Om tegen de motie-Zandstra te kunnen stemmen zal men moeten aantoonen dat het mogelijk is van een loon beneden f 10.een beetje schappelijk te kun nen leven. Dat heeft nog niemand der heeren gedaan en niemand zal dit ook kunnen doen. Niemand der heeren kan leven van 10.zonder gezin, laat staan met een huishouding. Zoolang zij dat niet kunnen, zoolang hebben ze niet het recht te zeggen dat anderen er wel van kunnen leven met een gezin. Spreker blijft er bij, dat de gemeente niet minder mag betalen dan 10.20 per week. Wanneer er verschil moet zijn, laat men dan degenen die langer en zwaarder werken beter beloonen. De Voorzitter antwoordt den heer de Jong dat de gemeente de bijdrage voor het ziekenfonds betaalt voor die arbeiders, wier vast weekgeld niet meer dan 10.50 bedraagt. Bij een loon van 10.20 zal dus de gemeente de contributie ook betalen. De heer Fransen is in beginsol een voorstander van de motie-Zandstra. Hij zou echter gaarne zekerheid hebben dat Burgemeester en Wethouders de vrije hand hielden voor jonge arbeiders en dat half of kwart invaliden in dienst der gemeente bij de vaststelling- van een minimum loon niet zouden worden ontslagen. Spreker zag gaarne het minimum-loon voor eiken tak van dienst afzonderlijk vastgesteld. De heeren Burger en Beucker Andreae zijn intus- schen ter vergadering verschenen. De heer Tijsma wijst er op, dat er wel eens ver beteringen worden ingevoerd, die in de practijk ver slechteringen blijken. Wanneer de gemeente aan een minimum-loon gebonden is, zal dit voor sommige arbeiders tot verslechtering kunnen leiden, want de gemeente zal geen halfsleten werkkrachten op het volle loon handhaven. Spreker zal oen voorbeeld noemen. Bij de wet op het arbeidscontract is bepaald, dat de patroon voor inwonend personeel de dokters kosten moet betalen. Een der eerste vragen van den patroon tot een sollicitant zal daarom zijnben je goed gezond? Wordt die vraag ontkennend beant woord, dan wordt de gegadigde niet geaccepteerd. Wanneer nu door de gemeente een minimum-loon wordt vastgesteld, gaat het moeilijk sommige men schen te handhaven, die de gemeente nu laat door wei ken. De gemeente is geen philantropische inrichting. Wat de cijfers van den heer Zandstra betreft, daar valt niet veel tegen te zeggen. Het beste bewijs echter dat zij onjuist zijn levert de practijk, die be wezen heeft dat het overgroote deel van ons volk zich met minder loon moet behelpen. Spreker zal stemmen tegen de motie-Zandstra. De heer Zandstra heeft niet over jonge werklieden gesproken, alleen over een minimum-loon voor vol wassen arbeiders. Dat dit minimum-loon gevaarlijk is, ziet spreker niet in. Meer loon waarborgt ons, dat een arbeider niet beneden een zeker peil daalt en de gemeente heeft daar in de eerste plaats voor te zorgen, daar het zinken beneden peil van de arbei ders ernstige gevolgen kan hebben. Dat een groot aantal menschen met minder dan 10.toe moet is een feit. Men moet echter niet vragen hoe zij er komen. Spreker is niet in den Raad om schrikbeelden op te hangen, maar hij wil den heer Tijsma den raad geven, de menschen die minder dan 10.verdienen eens op te zoeken en spreker is er van overtuigd, dat de heer Tijsma spoedig zal inzien dat die menschen niet kunnen krijgen Avat zij voor hun lichaam noodig hebben, Die menschen verdierlijken, veizinken in een poel van ellende. Dit zijn geen paupers, de oorzaak zit in het lage loon. Het is dan ook in het belang der gemeente dat zij overtuigd is hoogstaande arbeiders in haren dienst te hebbende gemeente moet er trotsch op zijn daar op te kunnen wijzen en moet anderen ten voorbeeld strekken. Daarom zou het rechtvaardig zijn, dat hunne loonen hooger waren dan bij particulieren. Het gras is den heer Lautenbach voor de voeten weggemaaid. De bezwaren, dat de gemeente invalide werklui zou krijgen, die weggezonden moesten worden, zijn ondervangen door het geneeskundig onderzoek. Dit is nu wel geen waarborg, dat zoo'n werkman geen ongeluk krijgt, maar dan bestaat er nog een pensioenfonds. De gemeente staat niet op dezelfde lijn als een particulier patroon. Spreker gaat mee met de motie-Zandstra. De eenige eisch van den arbeider is, dat hij van zijn arbeid moet kunnen leven. De gemeente behoeft niet, zooals particuliere patroons, die door de con currentie worden gedwongen, minder loon te betalen. Integendeel, zij moet een voorbeeld geven. De heer de Jong hoort fluisteren dat de sociaal democraten, om consequent te zijn aan de hand van het staatje van den heer Zandstra moeten voor- stellen f 12.te geven. Welnu die 10.20 die nu wordt voorgesteld zal niet het laatste voorstel in dezen geest zijn, omdat spreker en zijne partijge- nooten weten, dat f 10.20 bij lange na niet een behoorlijk loon is te noemen zij willen direct echter niet te veel eischen, omdat zij dan weten geen kans van slagen te hebben. Wat zij nu krijgen wordt op afbetaling aanvaard. Den heer Tijsma wil spreker aanraden, kennis te nemen van het leven van den arbeider. Moet dan eerst de arbeider physiek en geestelijk ten ondergaan voor men hem meer geeft? Omdat een Javaan leeft van 8 cent per dag, gaat het toch niet aan te zeggen men kan leven van 8 cent per dag. Zeker, de heer Tijsma heeft gelijk. Vele menschen verdienen niet meer dan f 10.en toch leven ze nog. Maar men moet vragen hoe leven ze En als men daarvan kennis neemt, dan blijkt het, dat dit leven een zeer treurig leven is. Een mensch is een taai ding. Hij sterft niet zoo gauw, maar mag het feit alleen, dat hij niet sterft, ons tot de conclusie brengen van den heer Tijsma Spreker had van den heer Tijsma een dergelijke hartelooze opmerking niet verwacht. De heer OosterhofF zal niet in theoretische be schouwingen treden over de vraag wat is een goed loon. Het antwoord op deze vraag hangt toch geheel Ai m I vT- - ■ifj| p.V'- 'AA, V" igtpl JÉfej, ygM'ii 1 if I AW? .I». j :;V ril'VJ .TV,.'/ ,/i V' V:' Tv 1/ 4' H* i'i Vr: Pf A/

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 10