234 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. Voortgezet Woensdag 27 October. scheidene zaken in betrekking tot de veemarkt bij Burgemeester en "Wethouders in behandeling zijn, als: de uitbreiding, verbetering der standplaatsen voor de kalveren enz. Wie den last heeft gegeven om de ossen vastge bonden op de markt te geleiden De Baad zelf, want hij heeft deze bepaling in de politie-verordening opgenomen. De Voorzitter geeft den heer G. W. Ivoopmans in overweging zijn voorstel in te trekken, aangezien een gelijkluidend voorstel in handen is van Burgomeester en Wethouders ten fine van prae-advies. De heer G. W. Koopmans constateert, dat Burge meester en Wethouders dan zelf jaren lang de verordening hebben overtreden. Hij wil in over weging geven deze verordening te herzien. De voor zitter geeft spreker in overweging z'n voorstel in te trekken. De Kamer van Koophandel heeft na de sectievergadering een brief ingezonden, waarin zij in overweging geeft eene veemarkt-commissie te be noemen. Is het nu voor Burgemeester en Wethou ders niet veel beter dat zij weten of de Baad eono commissie wil? Wil hij een dergelijke commissie niet, dan behoeven Burgemeester en Wethouders geen prae-advies uit te brengen. De heer Hartelust is van oordeel dat de Baad, nu de heer Koopmans zijn voorstel wil intrekken, op den goeden weg is. Spreker wil de verzekering geven dat de Kamer van Koophandel er geen prijs op stelt de primeur van deze gedachte te hebben gehad, maar dat zij de gelegenheid, aangeboden om te adviseeren, heeft aan gegrepen. Hij is het met den heer G. W. Koopmans eens, dat eene commissie voor de veemarkt in eene bepaalde behoefte zal voorzien. De heer Beekhuis is verbaasd over de redeneering van den heer G. W. Koopmans. Deze is bang dat een eventueel voorstel van Burgemeester en Wet houders zal worden verworpen, als de Baad de mo tieven kent en wil daarom zijn voorstel nu maar eventjes laten aannemen. Spreker is van oordeel dat, waar een prae-advies te dezer zake is te wachten, de Baad ook dient te wachten met het nemen van een besluit teneinde met kennis van zaken te kunnen oordeelen. Ook de heer de Jong wenscht, alvorens eene be slissing te nemen in deze zaak, alle gegevens te hebben en begrijpt niet wat de heer Koopmans hierop tegen kan hebben. De heer G. W. Koopmans is van oordeel dat de Baad de zaak geheel verwart. Spreker heeft niet gesproken over de uitbreiding van de veemarkt, alleen over het instellen van eene commissie. Daarover nu zullen Burgemeester en Wethouders prae-advies uit brengen. Spreker heeft de voordeelen aangegeven, laat Burgemeester en Wethouders daar maar tegen opkomen. Hij zal zijn voorstel echter wel in trekken als de loop van zaken daardoor kan worden vergemakkelijkt. De heer Tijsma is inmiddels wederom ter vergade ring verschenen. De Voorzitter deelt mede, dat de heer G. W. Koopmans diens voorstel heeft ingetrokken. Het maakt alzoo geen onderwerp van beraadslaging moer uit. De heer Tijsma is uit eene procedure, die hij moet voeren, tot eene eigenaardige wetenschap gekomen, n.l. tot deze, dat de marktmeester wel eens autocra tisch en onrechtmatig optreedt. Het is voor een week of drie gebeurd, dat koop man A. koeien aan de markt plaatste. Later kwam koopman B, eveneens met koeien en nu werd door den marktmeester aan koopman A gelast met zijn vee elders te gaan staan. Toen deze daaraan niet voldeed, maakte do marktmeester zelf de beesten los. Spreker acht zulk een optreden niet gerechtvaardigd. Allen hebben toch, daar zij dezelfde rechten betalen, evenveel recht. De marktmeester mag den een niet boven den ander bevoordeeien. Hij heeft het recht den handelaren een plaats aan te wijzen, niet echter tot een dergelijk optreden. De heer OosterhofF antwoordt, dat de zaak waarop de heer Tijsma doelt, bij Burgemeester en Wethou ders bekend is. Het komt spreker echter voor dat, waar de marktmeester is belast met de regeling, men niet in diens recht moet ingrijpen. Het is be kend, dat er op de markt plaatsen zijn die geprefe reerd worden en dat er bij de handelaren neiging bestaat die plaatsen in te nemen. Waar evenwel de marktmeester het recht van regeling heeft, moot men hem dit recht laten behouden. Hij zal er naar zijn beste weten gebruik van maken, maar hij zou groote moeielijkheden krijgen als hij aan alle wenschen zou moeten voldoen. De heer Tijsma is niet bevredigd. De marktmeester heeft pretense rechten in de hand gewerkt. Waar gelijke rechton worden betaald, ontstaat ook gelijk recht. Is er een die meer recht meent te hebben dan een ander, dan is het de plicht van den marktmeester hem er op te wijzen dat dit niet zoo is. De heer Baart de la Faille heeft intusschen de vergadering verlaten. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnos. 159163 worden ongewijzigd goedgekeurd. De vergadering wordt geschorst van 's namiddags 123/4 tot l1/2 uur. Te D/g uur des namiddags wordt de behandeling der gemeentebegrooting voortgezet. Alsdan zijn afwezig de heeren Baart de la Faille, Burger, Menalda, Beucker Andreae en Feitz. Volgno. 164 wordt ongewijzigd goedgekeurd. Yolgno. 165. Uitkeering aan den eigenaar van de zwem- en badinrichting wegens aansluiting aan die inrichting en voor onderhoud, van getimmerten ƒ600. De Voorzitter deelt mede naar aanleiding der in de sectie gedane vraag dat uit het op heden van den heer Deutgen ontvangen bericht blijkt, dat er 1477 sproeibaden zijn genomen, en wel van 1 Juli 1 Augustus 476 1 Augustus 1 September 561 1 September1 October 289 1 October 23 151 Volgnos. 165—169 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 170. Verbetering der bestrating in de Nieuwe Oosterstraat, f 1963.20. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. 235 Voortgezet Woensdag 27 October. De beraadslaging wordt geopend. Het wil den heer Fransen voorkomen, dat de toe stand der bestrating in de Nieuwe Oosterstraat van dien aard is, dat de voorgestelde verbetering niet gewettigd is. Slechts pl.m. 30 M. zou voor verbete ring door verstrating in aanmerking komen. Spreker had bovendien liever gezien dat de straat werd aan gelegd als de Oude Oosterstraat, maar dit stuit af op den onwil van het grootste deel der bewoners om de stoepen af te staan. Burgemeester en Wet houders zeggen dat de verbetering noodzakelijk is omdat het verkeer zich uitbreidt. Wanneer dit het geval is, is eene bevloering van de grootst mogelijke hardheid gowenscht en dan is een keibestrating beter dan een van klinkers. De heer Burger is intusschen ter vergadering ver schenen. De Voorzitter doet opmerken dat de kwestie der verstrating van de Nieuwe Oosterstraat door de Commissie voor de Openbare Werken is besproken tegelijk met die der Oude Oosterstraat. De klacht is geuit dat de Nieuwe Oosterstraat te rond lag, waardoor het voetgangers- en rijwielverkeer bemoei lijkt werd. Uitwijken is in zoo'n rond liggende straat gevaarlijk. Nu de bestrating met klinkers in de Oude Oosterstraat zoo zeer is toegejuicht, meenden Burgemeester en Wethouders dat ook de Nieuwe Oosterstraat aangenamer kon worden gemaakt voor het verkeer. Er kunnen toch klinkers van voldoende hardheid worden genomen. De heer Fransen antwoordt dat de straat, om eene goede afwatering te krijgen, niet minder rond mag liggen dan nu het geval is. Spreker heeft gehoord dat de keien wel op een andere plaats kunnen wor den gebruikt. Spreker zou om kosten te besparen daarom in overweging willen geven, de verstrating niet eerder te doen plaats hebben dan wanneer die keien direct op eene andere plaats kunnen worden gebruikt. Dan zou spreker voor het voorstel te vinden zijn. De heer Haverschmidt zou de voorkeur geven aan asphalt, wanneer deze wijze van bestrating niet zoo verbazend kostbaar ware het eindje Doelesteeg zou 3400 gulden kosten en de bouwcommissie vond geen vrijheid dit aan te bevelen. Maar voor nauwe drukke straten als de Oosterstraat vindt spreker eene goede klinkerbestrating eveneens voldoende en duurzaam. De heer Fransen ga de mooie klinkerstraat eens zien in de Doelesteeg. De vorige klinkers lagen er sedert 1899 ze waren nog niet versleten, maar zijn ontijdig door graafwerk vernield. De heer Beekhuis is van oordeel, dat de lieer- Fransen er op heeft gewezen, dat er tegenstrijdigheid is tusschen de uitbreiding van het verkeer en het gebruiken van zwakker materiaal. Die verkeersuitbreiding moet echter in dien zin worden opgevat, dat niet het rijtuig- maar het voet gangers- en rijwielverkeer zich sterk uitbreidt. De Oosterbrug is immers alleen voor dit verkeer geschikt en niet voor rijtuigen. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnos. 170—171 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 172. Voortzetting van de aandemping der gracht in de nabijheid van den Noordersingel en den Prinsentuin f 2000. De beraadslaging wordt geopend. De heer Feddema heeft zich in de sectie verzet tegen de voortzetting van de demping der gracht, zooals die is aangevangen bij de Noorderbrug en den Prinsentuin. Hij heeft dit gedaan omdat hij weet dat het in de bedoeling ligt de aandemping voort te zetten op dezelfde manier als die waarop zij bij den Prinsentuin is geschied. De aandemping met losse modder toch vordert zeer veel van den wal, die er voor staat. Dat er een malheur heeft plaats gehad achter den Prinsentuin, spreker zal daar niemand een verwijt van maken, maar de wijze waarop daar is gewerkt verdient geen aanbeveling. En eene walbeschoeiïng, die den daarachter geworpen grond kan houden, spreker zal niet te hoog ramen, kost zeker f 50.per Meter. Er is gezegd dat de aanslibbing der gracht een gevolg is van het feit, dat Gedeputeerde Staten niet anders willen openhouden dan de vaargeul. Is dit werkelijk do reden, dan is het Provinciaal Bestuur volgens spreker in mora, want het moet de gracht schoon en op diepte houden. Wanneer een particulier de hem toebehoorende slooten niet behoorlijk schoon houdt, dwingen Burgemeester en Wethouders hem, zijn plicht na te komen. Wanneer nu het Provinciaal Bestuur in deze niet aan zijne verplichtingen voldoet, moet er op worden aangedrongen dat het hiertoe overgaat. Spreker zal zich dan ookomdat het onderwerp zijne sympathie niet heeft, tegen dezen post verzetten. De heeren Feitz en Menalda zijn intusschen ter vergadering verschenen. De Voorzitter heeft niet veel meer te zeggen dan reeds in de Memorie van Antwoord is medegedeeld. Over deze zaak is meermalen gecorrespondeerd tusschen Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders. Op tal van plaatsen zijn de wallen langs de gracht in zoodanigen toestand, dat oeverbeveiliging en ver betering gewenscht zijn. Deze is nu op een enkele plaats aangebracht op een zeer eenvoudige manier, waarvan verwacht mag worden, dat zij op den duur goed en goedkoop zal blijken. Er zijn nu nog bepaalde punten, die ver beterd moeten worden, aangewezen, waarbij overleg is gepleegd met den Provincialen Waterstaat. Daaromtrent is overeenstemming gekregen. De wijze van beschoeiing, die de heer Feddema schijnt te wenschen, is zoo kostbaar, dat Burgemeester en Wethouders huiverig zijn daartoe voorstellen te doen. De heer Feddema antwoordt dat Burgemeester en Wethouders f 2000.vragen voor de vooitzetting der aandemping. Hiertegen heeft spreker zich ver zet. Door den Voorzitter wordt gezegd dat het eene goedkoope en goede overbeveiliging zal blijken te zijn. Dit zal het geval zijn, als het gebeurt op de wijze als aan den Noordersingel is geschied, waar de beschoeiing in den vasten wal kon worden geslagen. Thans echter vragen Burgemeester en Wethouders f 2000.voor aandemping en oeverbeveiliging. Spreker herhaalt hot dat de manier, waarop dit is gebeurd, onvoldoende is. Burgemeester en Wethouders hebben gezegd dat de grond zich niet voldoende heeft kunnen zetten. Deze uitdrukking is zeer onzaak kundig. Als men toch modder in water stort, krijgt men een brijpap, die zich nooit kan zetten. Wil men den grond zich laten zetten, dan moet er een dam worden geslagen, waar het water vóór de aanvulling achter weg gehaald kan worden. Daarna moet de ontstane opening met droge aarde worden aange- I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 14