236 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909.
Voortgezet Woensdag 27 October.
stampt. Ook dan nog zal de nu gemaakte oever
beveiliging onmogelijk weerstand kunnen bieden aan
de zetting, tenzij de waterstand altijd hoog is Als
op de nu gevolgde wijze wordt voortgegaan kan men
het geld even goed in de gracht gooien. Spreker
zal zich tegen den post blijven verzetten.
De heer Fransen gaat met het door den heer Feddema
gesprokene accoord. Ook hij zal zich tegen dezen
post verzetten.
De heer G. W. Koopmans hoopt niet dat de Raad
met den heer Feddema zal meegaan. Het geld moet
gevoteerd worden, want het behoort op den dienst
1909, daar al reeds gedeeltelijk over het bedrag is
beschikt. Wanneer deze post wordt afgestemd, komt
de Raad in strijd met de reeds gedane uitgaven.
Spreker zou gaarne willen weten of onder de voor
oeverbeveiliging aangewezen plaatsen ook voorkomt
het terrein van af het koffiehuis van den Prinsentuin
tot het verhoogde bolwerk, tegenover de zwemschool.
Velen, waaronder ook spreker, zouden die plek gaarne
groen willen houden zooals die is. Mocht in de
2000.dit deel begrepen zijn, dan zal spreker ook
tegenstemmen.
De heer Haverschmidt vindt het jammer dat men
de wallen achter den Prinsentuin heeft willen ver
beteren. Het mooie beloop van den groenen wal wordt
er door bedorven en spreker wil dat behouden ook
daar, waar de gracht bij de ijsbaan een soort vijver
vormt.
Toch kan men den post niet geheel schrappen.
Er is geld noodig voor herstel van het defecte deel
en van de pont tot het badhuis zou men den wal wel
op de voorgeschreven wijze kunnen herstellen. Een
voorstel tot verlaging van den post heeft sprekers steun.
De heer Feddema, met verlof van de vergadering
voor de derde maal het woord erlangende, zegt dat
door den heer Haverschmidt is medegedeeld dat een
gedeelte van deze som moet worden gebruikt voor
herstelling van den wal van de pont tot het badhuis.
Spreker heeft in zijn eersten termijn gezegd niemand
een verwijt te zullen maken, want hij weet te goed
dat elk een malheur kan hebben.
Wanneer Burgemeester en Wethouders geld vi-agen
voor eenige herstellingen, zal spreker daaraan zijn
stem geven. Dit is hier niet bedoeld. Hier wordt
geld gevraagd om het begonnen werk voort te zetten.
De oevers van de gracht zijn van dien aard dat zij
door aandemping bedorven worden. Zij behoeven
bovendien niet zoo sterk beveiligd te worden, omdat
de booten niet mot groote snelheid varen. Herstel
lingen behooren niet bij dezen post thuis.
De Voorzitter is het met den heer Feddema eens,
dat de post niet slaat op herstelling alleen. Hij betreft
ook nieuwe uitgaven voor demping of ophooging en
is op de begrooting gebracht naar aanleiding der
correspondentie met Gedeputeerde Staten. In den
hoek bij de Vrouwenpoortsbrug is de gracht toch zeer
ondiep. Gedeputeerde Staten hebben zich bereid ver
klaard aldaar verbetering aan te brengen, nadat de
gemeente daar den wal in orde zou hebben gebracht.
Voor dat werk en ook voor datgene waarop door de
heeren Haverschmidt en G. W. Koopmans is gewezen,
is de gevraagde 2000.noodig.
De heer Tijsma vraagt of de gemeente verplicht
is om als Gedeputeerde Staten hun plicht niet doen,
dat college door eene contra-praestatie daartoe over
te halen. Wanneer toch Gedeputeerde Staten de
gracht in bevaarbaren toestand moeten houden kun
nen zij niet volstaan met het enkel openhouden der
vaargeul. Zij kunnen dan ook niet van de gemeente
vorderen iets te doen, in ruil voor het nakomen van
hun plicht.
De Voorzitter heeft niot gezegd dat Gedeputeerde
Staten hun plicht niet doen. De gracht is in onder
houd en beheer bij de Provincie. Nu kan er verschil
van opvatting bestaan over de vraag wat is onder
houd en beheer. Gedeputeerde Staten achten het
openhouden van de vaargeul voldoende, terwijl Burge
meester en Wethouders meenen clat zoo noodig van
oever tot oever zou moeten worden gebaggerd. Dit
is dus eenvoudig een verschil van opvatting, waarbij
van plichtsverzaking van eene der partijen geen
sprake kan zijn.
De heer G. VV. Koopmans heeft hooren spreken over
de ondiepte bij de Vrouwenpoortsbrug. Dit is ook
een verzamelplaats van allerlei vuil zoodat het nuttig
is daar verbetering aan te brengen. Wanneer nu
Burgemeester en Wethouders de f 2000.voor de
uitdieping noodig meenen te hebben, acht spreker
zich niet competent een lager bedrag voor te stellen.
De heer Feddema, met verlof der vergadering voor
de vierde maal het woord erlangende, begint te be
grijpen dat het alleen de bedoeling is om de oevers
te beveiligen. Is dit het geval, daartegen zal hij
zich niet verzetten, wel tegen aandemping en mits
die beveiliging niet de gracht ontsiert.
De heer Beekhuis doet opmerken dat er eene groote
verwarring blijkt te heerschen. Hij stelt daarom voor
dezen post voor memorie uit te trekken en den post
onvoorzien met 2000.te verhoogen. Dan kunnen
Burgemeester en Wethouders met een zelfstandig
voorstel bij den Raad komen.
De beraadslaging wordt gesloten en met algemeene
stemmen besloten overeenkomstig het voorstel van
den heer Beekhuis.
Volgno. 173 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 174 is van de begrooting afgevoerd.
Volgnos. 175187 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 187a. Kosten van den gemeentelijken keu
ringsdienst van voedingsmiddelen en gebruiksartikelen
f 3000.—.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Messel vraagt hoever de zaak van den
keuringsdienst gevorderd is.
De Voorzitter antwoordt dat Donderdag a.s. de
ontwerp-verordening op de gemoentelijke keuring van
voedingsmiddelen en verbruiksartikelen door de com
missie voor de strafverordeningen zal worden be
handeld.
De beraadslaging wordt gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. 23<
Voortgezet Woensdag 27 October.
Volgnos. 187a196 worden ongewijzigd goedge
keurd.
Volgno. 197. Kosten van politie f 50409.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Berghuis wijst er op dat men uit het ant
woord op het sectieverslag- zou kunnen opmaken, dat
spreker de regeling der salarissen niet goed begrijpt.
Spreker heeft willen laten uitkomen dat het minimum
te laag is. Toevallig is spreker met enkele huishou
dingen zeer van nabij bekend en daardoor overtuigd,
dat het totaal onmogelijk is met dit bedrag rond te
komen. Spreker weet wel, dat alle begin moeilijk is,
maar als men al moet beginnen met een tekort dan
is dat niet goed. De eerste verhooging moet dan
ook in den regel worden gebruikt voor delging van
schuld. De agenten, die hun prestige hebben te be
waren, moeten eene onafhankelijke positie hebben.
Spreker is van oordeel dat dit niet mogelijk is met
f 5UU.- salaris. Hij wenscht het minimum dan ook
op 550.te zien gebracht.
De heer Hartelust heeft het eerste onderdeel van
dezen post met ingenomenheid begroet, want hij heeft
gezien dat het salaris van den inspecteur Ie klasse
verhoogd is tot 1700.Het is spreker aange
naam te kunnen constateeren dat de burgemeester
den titularis deze verhooging waardig keurt.
De hoer Feddema wijst er op dat het stadsdeel
„Waagsplein" Vrijdags van de kippenmarkt ontlast
is en dat het Wilhelminaplein daarmede is begunstigd.
De ondervinding heeft geleerd dat daar 's morgens
om 5 uur al menschen met karren komen, die er
blijven tot 12 uur. Voor eiken wagen zijn tweo of
meer honden gespannen, die het oversteken over het
plein bepaald onveilig maken. Aan den eenen kant
hebben de bewoners last van blaffende en bijtende
honden, aan den anderen kant van het geloei van de
beesten achter de veemarkt. Spreker vraagt of de
politieverordening de politie niet het recht geeft te
eischen dat de honden behoorlijk worden gestald.
De Voorzitter zal een onderzoek instellen en met
don commissaris van politie bespreken op welke wijze
de last tot een minimum is te beperken.
Den heer Berghuis geeft spreker in overweging,
diens voorstel heden niet in te dienen, maar een
voorstel tot wijziging der verordening bij den Raad
aanhangig te maken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnos. 197202 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 203. Kosten van gaardering der brug
gelden f 6296.
De beraadslaging wordt geopend.
Den heer Feddema is ter oore gekomen dat een
brugwachter, die 's nachts een schip doorlaat, dit
schip moet begeleiden tot de laatste brug in de
gemeente.
Dit is eene proefneming tegen welke spreker niet
wil opkomen. Hij zou nu Burgemeester en Wet
houders willen verzoeken om de brugwachters, die
genoodzaakt kunnen worden om 's nachts een paar
uren langs do straten te wandelen, van eene water
dichte kleeding te voorzien.
De Voorzitter antwoordt dat de brugwachtors voor
zien zijn van winterjassen, doch niet van waterdichte
kleeding. Zooals door den heer Feddema terecht is
opgemerkt, is de besproken maatregel een proef, ge
nomen met het doel om te voorkomen dat soms drie
brugwachters in touw zijn voor één schip. Bevalt
zij, dan kan de maatregel definitief worden ingevoerd,
maar daartoe ontbreken alsnog de gegevens.
Het kleedingvraagstuk zal spreker bij Burgemeester
en Wethouders ter tafel brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnos. 203—219 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 220 wordt goedgekeurd, zooals het bij
nota van wijziging is voorgesteld.
Volgno. 221 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 222. Lager onderwijs.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Feddema vraagt of het geen tijd wordt
dat het gemeentebestuur de hand houdt aan de be
paling der bouwverordening, dat de buitendeuren der
openbare gebouwen naar buiten moeten opendraaien.
De opmerking, door een bezorgd vader gemaakt,
n.l. deze dat, wanneer er in sommige scholen door
een of andere oorzaak een paniek ontstaat, de kans
groot is dat er ongelukken komen, maakt spreker tot
de zijne. De buitendeuren van onze gemeentescholen
moeten buitenwaarts draaien.
De Voorzitter antwoordt dat deze zaak reeds vroeger,
in 1907, door den heer G. W. Koopmans is ter sprake
gebracht. Diens opmerking heeft aanleiding gegeven
tot het instellen van een onderzoek en tengevolge
daarvan zijn de deuren van enkele scholen o. a. van
no. 7, de meisjes H. B. S. en van de bewaarschool
aan de Eestraat naar buiten draaibaar gemaakt. Voor
de andere scholen, waar Burgemeester en Wethouders
het niet noodzakelijk achtten, hebben zij zich zelf
van het voorschrift dat voor bestaande gebouwen
niet imperatief is, dispensatie verleend. Dit is gebeurd
voor die scholen, waar een tweede uitgang aanwezig is.
De heer Feddema doet opmerken, dat de Raad bij
de vaststelling der bouwverordening heeft gemeend
dezen nuttigen maatregel imperatief te moeten maken.
Spreker vindt het dan ook jammer dat Burgemeester
en Wethouders zich zelf vrijstelling van deze bepaling
hebben verleend. Hij dient het volgende voorstel in
de Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders
alle buitendeuren van de openbare scholen naar buiten
draaibaar te maken.
De heer Schoondermark zou gaarne willen dat de
heer Feddema een school aanwees, waar gevaar is.
Er is een onderzoek door Burgemeester en Wethouders
ingesteld en het is hun gebleken dat het naar buiten
draaien der deuren niet noodzakelijk is. Wanneer de
Raad het voorstel van den heer Feddeina aanneemt,
zullen er eenige verbouwingen moeten plaats vinden.