238 Verslag- van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. Voortgezet Woensdag 27 October. De heer Feddema wijst er op dat o. a. de scholen van de heeren Hoeneveld en Postma en die van mej. Buis naar binnen opendraaiende deuren hebben. Wel bezit school 4 b.v. een tweede deur, maar het geval kan zich voordoen, dat er midden in de gang brand ontstaat of op het einde bij één der deuren. Dan is één van de deuren afgesneden. Waar de kosten be trekkelijk gering zijn, is het wenschelijk dat deze belangrijke verbetering wordt aangebracht. De heer Schoondermark is van oordeel, dat de hoer Feddema zich de zaak niet al to angstig moet voorstellen. Wanneer er in een school met twee uitgangen brand ontstaat en één uitgang wordt afgesneden, is er wel is waar slechts één over, maar men kan ook zeggen als zij beide worden afgesneden is er geen een uitgang- meer. Spreker had liever dat de heer Feddema een bepaalde school aanwees, waar het gevaarlijk is. De Voorzitter verwijst naar de bouwverordening, waaruit duidelijk blijkt dat de Raad er volstrekt niet zoo over gedacht heeft als de heer Feddema. In art. 29 zijn daar, voor nieuwbouw, voorschriften gegeven ten opzichte van het naar buiten draaien der buiten deuren van gebouwen, bestemd tot verblijf van een groot getal personen, van welke voorschriften, naar art. 50, bij bestaande gebouwen door Burgemeester en Wethouders vrijstelling kan worden verleend. Die vrijstelling is verleend voor enkele scholen, doch niet dan nadat terzake een opzettelijk en nauwgezet onder zoek is ingesteld. Waar van behoud van den be- staanden toestand gevaar te duchten was, is verande ring bevolen waar meer dan één uitgang gelegenheid gaf tot ontruiming van het gebouw, is dispensatie verleend. De Raad moet dus, na deze mededeeling, overtuigd zijn dat niet dan op goede gronden bij die gebouwen do bestaande toestand is gehandhaafd en voor een uitspraak zijnerzijds bestaat dus, naar het spreker voorkomt, niet de minste aanleiding. De heer G. W. Koopmans gelooft aan het ernstig onderzoek van Burgemeester en Wethouders en hij gelooft ook dat de toestand daar, waar Burgemeester en Wethouders gevaar aanwezig achten, is gewijzigd. Wanneer echter voor niet te veel kosten ook bij de andere scholen de gewenschte verandering kon worden aangebracht, zou de Raad gerust zijn, evenals de ouders der schoolgaande kinderen. Onder schooltijd zijn de deuren dicht. Komt er nu een paniek, dan weten Burgemeester en Wethouders, dat 90 van de 100 menschen hun verstand verliezen. Spreker heeft het vorig jaar school no. 1 genoemd. Bij die school mogen nu deuren in den achtergevel zijn, ook deze laatste slaan naar binnen open en zijn dus even ge vaarlijk en spreker zou daarom ook gaarne zien dat gehandeld werd in den geest van het voorstel-Feddema. De Voorzitter wenscht nu toch speciaal een beroep te doen op die leden die, gelijk de heer Feddema, herhaaldelijk met de bouwverordening in aanraking komen. Die leden zullen er toch zeker wel goed van doordrongen zijn, dat het nooit de bedoeling van den Raad is geweest, noch kan geweest zijn, om alle be palingen, die zij voor nieuwbouw wenschelijk heeft geoordeeld, ook toegepast te willen zien voor bestaande gebouwen. Waartoe dan dat telkens herhaalde dis- pensatierecht aan Burgemeester en Wethouders ge geven Spreker zou zich, ware hij Raadslid, zoo hard mogelijk tegen deze nieuwe opvatting verzetten hij vertrouwt dat de heer Feddema dat ook zal doen. De heer Feddema bewondert de vindingrijkheid van den Voorzitter in het bestrijden van sprekers voorstel. De Voorzitter bestrijdt het echter met algemeenheden, Spreker heeft speciaal het oog op openbare gebouwen, waar kinderen verzameld zijn. Burgemeester en Wet houders erkennen dat het van het grootste gewicht is dat de deuren naar buiten draaibaar zijn, want bij verbouw, b.v. van school 7, hebben zij zelf de deuren aldus draaiend laten maken. De Voorzitter geeft te kennen, dat Burgemeester en Wethouders, wanneer de Raad het voorstel mocht aannemen, ongetwijfeld aan 's Raads wensch gevolg zullen geven, omdat het hier gemeentegebouwen be treft. Maar hij blijft er bij dat er niet de minste aan leiding voor den Raad bestaat om hier van zijne wenschen te doen blijken, omdat Burgemeester en Wethouders niet dan na nauwgezet onderzoek hun besluit tot het verleenen van vrijstelling hebben ge nomen. Het wil den heer Feddema voorkomen dat de Raad door het voorstel aan te nemen, een voorzorgsmaat regel neemt. Wanneer gezegd moest worden daar of daar is reeds gevaar geweest, zou het zijn: de put dempen als het kalf verdronken is. Om dit te voor komen is aanneming van sprekers voorstel noodzakelijk. De heer Baart de la Faille is intusschen ter vergadering verschenen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Feddema wordt aangenomen met 17 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren: de Jong, Wilhelmij, Lautenbach, J. Koopmans, O. W. Koopmans, Feddema, Fransen, van Messel, Burger, Hartelust, Zandstra, Berghuis, Beekhuis, Tijsma, Menalda, Feitz en Baart de la Faille. Tegen de heeren Oosterhoff, Beucker Andreae, Komter, Schoondermark en Haverschmidt. Volgnos. 222231 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 232. Bijdragen in de kosten van school- reisjes f 200. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra heeft gisteren reeds aangekondigd dat hij verhooging van dezen post zou voorstellen. Het is algemeen bekend dat schoolreisjes, als aan- schouwingsonderwijs, zeer nuttig zijn. Die school reisjes zou spreker dan ook willen zien beschouwd als leermiddel, want het is een middel om de kinderen te ontwikkelen en als zoodanig zou de gemeente natuurlijk de volle kosten op zich moeten nemen. De 200.voor 4 scholen uitgetrokken, is een gering bedrag, want voor ieder kind moet er nog 70 cent bijkomen, die sparender wijze verkregen moeten worden. Deze spaarmethode bevalt spreker niet, daar de ouders niet in staat zijn schoolgeld te betalen, zelfs niet in staat zijn de kinderen be hoorlijk te voeden of te kleeden, zoodat ze ook maar eenigszins toonbaar zijn om een schoolreisje mede te maken, 't Is dan ook meer dan eens gebeurd, zelfs dit jaar nog, dat onderwijzers genoodzaakt waren, zouden de kinderen het schoolreisje kunnen mede maken, middelen te beramen om voor die kinde ren de noodige kleeding bijeen te scharrelen. Hoe moeilijk het dan ook is de ontbrekende centen bij elkaar te krijgen, is voor buitenstaanders bijna niet te begiijpen. Armoede is daarvan de oorzaak, ook wel eens on- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. 239 Voortgezet Woensdag 27 October. verschillighoid, doch meest onmacht. Do kinderen moeten de centen zelf verdienen door het doen van boodschappen enz. Soms is het een oom of tante die de centen offert. Kinderen sparen niet, hebben niets te sparen, ouders of familieleden betalen de bijdragen. Waar de zaak zoo staat, meent sproker, dat de gemeente, zooals voor de andere leermiddelen, ook hier de volle kosten dient op zich te nemen. Spreker stelt daarom voor dezen post met ƒ600.— te verhoogen. Uit het voorstel-Zandstra blijkt, zegt de heer Haverschmidt, hoe gevaarlijk het is met dergelijke subsidiën te beginnen. Nu men eenmaal het denkbeeld aanvaard heeft, dat men de gemeentekas voor dit doel kan aanspreken, ligt het voor de hand, dat men thans vraagt, of 200.niet wat weinig is. Spreker heeft zich het vorig jaar hiertegen reeds verzet. Hij vindt de schoolreisjes veel aardiger, wanneer ze evenals vroeger worden bekostigd uit de bespaarde snoepcenten van de kinderen en is nog altijd van meening, dat men goed doet het sparen in de hand te werken. Verhooging van den post vindt spreker onnoodig. De heer J. Koopmans heeft verleden jaar het voor stel Krijgsman, dat de strekking had om 800. uit te trekken, geamendeerd, zoodat de post tot 200.word teruggebracht. Toen werd spreker toegevoegd denk om de consequentie. Hij heeft er nog geen spijt van gehad dat hij die consequentie hoeft aangedurfd. Spreker acht schoolreisjes nuttig, zeer nuttig en de bedoeling van zijn voorstel was dan ook niet zoozeer om een bedrag uitgetrokken te krijgen, waarvan op ruimer schaal aan dat doel kon worden besteed, dan wol om den Raad zich te laten uitspreken, dat hij in deze aangelegenheid be lang stelde. Van 200.— kunnen niet veel reisjes worden gemaakt, maar sprekers bedoeling was dat de hoofden pogingen in het werk zouden stellen, om van particulieren eene bijdrage te krijgen. Spreker zou gaarne van Burgemeester en Wethouders verne men of dat ook is geschied. Wat de heer Haverschmidt nu heeft gezegd, is verleden jaar ook al in het midden gebracht zegt de heer Schoondermark. Spreker was toen al overtuigd dat, wanneer 200.werd toegestaan, de heeren socialisten dit jaar meer zouden vragen. In de ver wachting dat de Raad in deze zaak wel eenig belang zou stellen, heeft spreker eens bij de hoofden geïn formeerd. Hij heeft hun in de eerste plaats gevraagd "was het reisje een pleizier- of een leerreisje Spreker beschouwt het in hoofdzaak als een pleizierreisje en het antwoord der hoofden luidt in gelijken zin. Wel erkennen zij dat de schoolreisjes hun nut hebben. De heer Zandstra wil ze beschouwen als oen leer middel. Spreker heeft verleden jaar al gezegd dat ze dan op het leerplan moeten worden gebracht en dat het dan oen zeer duur leermiddel zal worden. Verder heeft spreker gevraagd acht gij de toelage voldoende Deze hoofden hebben geantwoord ja, één vond het niet voldoende want, zei hij, de onder wijzer moet niet in een financieel verband staan tot zijne leerlingen. Spreker hoopt dat de Raad zal vasthouden aan het principe dat de vorige keer heeft gegolden, n.l. dat de gemeente een bijslag geeft op de spaarcenten van de kinderen. Laat dat zoo blijven, tomeer daar het gebleken is voldoende te zijn. De heer Zandstra wijst er op dat door don heer Haverschmidt is gezegd dat het zoo gevaarlijk is dergelijke posten op de begrooting te brengen. Spreker wil er op wijzen dat hij en zijne partijgenooten het gevaar niet inzien, want als de post niet op de be grooting stond, zouden zij trachten hem er op te krijgen. Waar door den heer Schoondermark is be weerd dat de socialisten zeggen dat zij op den goeden weg zijn, gelooft spreker dit wel, maar hij is tevens van oordeel, dat er op den bescheiden stap een groo- tere zal moeten volgen. Wat de schoolreisjes zelf aangaat, zij worden gemaakt door de hoogste klassen en strekken deels tot pleizier, deels tot leering. Dezen zomer heeft een klasse een reisje naar Hattum gemaakt en de Geldersche steenbakkerijen bezien. Zulko reisjes scherpen het verstand. Het doet spreker dan ook leed van den heer Schoondermark te hooren dat de Raad consequent moet zijn en niet meer moet toestaan dan 200.Spreker hoopt van harte dat de Raad in deze inconsequent is. De heer Schoondermark heeft bij de hoofden geïn formeerd. Spreker heeft daar niets tegen, maar zou gaarne zien dat de wethouder ook eens bij de onder wijzers om inlichtingen vroeg. Dan zou hij wel wat anders hooren. Dat de onderwijzers niet in een financieel verband tot de kinderen moeten staan, wil zeggen dat het niet moet gebeuren dat de onderwijzers soms genood zaakt zijn bij te passen. Spreker dringt op aanne ming van zijn voorstel aan. De heer J. Koopmans heeft van den heer Schoon dermark geen volledig antwoord gekregen. Spreker heeft n.l. niet gehoord dat de hoofden pogingen in het werk hebben gesteld om van particulieren bij dragen te krijgen. Dit zou hij nog gaarne willen weten. Overigens wenscht hij er den geachten Wet houder op te wijzen, dat schoolreisjes wel niet onder de leermiddelen behooren te worden opgenomen, dat ze zelfs geen les moeten zijn, doch dat ze ontegen zeggelijk tot leering zullen strekken, al neemt men aan dat ze hoofdzakelijk als pleizierreisjes moeten worden beschouwd. De heer Schoondermark had gedacht dat de heer J. Koopmans het antwoord op zijn vraag wel tusschen de regels door had gelezen. Spreker heeft gezegd dat de hoofden de bijdrage der gemeente voldoende achten dus bijdragen van particulieren niet noo- dig hadden. Spreker heeft hen bovendien nog ge vraagd of zij het verkieselijk vinden dat de kinderen zelf in de onkosten voorzien en daarop een bevesti gend antwoord gekregener is zelfs bij gezegd dat zulks de waarde van het genoegen verhoogt. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 18 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren de Jong, G. W. Koop mans, Zandstra en Berghuis. Tegen de heeren Wilhelmij, Lautenbach, Ooster hoff, J. Koopmans, Feddema, Fransen, van Messel, Burger, Beucker Andrete, Hartelust, Beekhuis, Tijsma, Komter, Menalda, Feitz, Schoondermark, Baart de la Faille en Haverschmidt. Volgnos. 232238 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 239. Kosten van rechtstreeks van gemeente wege verstrekte voeding en klecding aan behoeftige school kinderen 400.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 16