216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. deze school een eigenaardig stadium zijn ingetreden. De wethouder Schoondermark toch geeft de Com missie voor de Openbare Werken een les over hare wijze van adviseeren. Spreker is van oordeel dat do Commissie volkomen vrij is in de wijze, waarop zij wenscht te adviseeren. Wanneer de les juist was, zou spreker gaarne bereid zijn haar te aanvaarden, maar de heer Schoondermark schijnt niet nauwkeurig kennis te nemen van de adviezen der Commissie voor de Openbare Werken, die naar spreker durft be weren altijd op motieven gebaseerd zijn, wat ook het geval is met het onderhavige. De Commissie meent dat het gymnastieklokaal bij deze school niet noodig is, omdat het gymnastiekonderwijs evengoed elders kan worden gegeven. Verder zegt de heer Schoondermark dat de Raad aan het advies van de Commissie niets heeft. Ook deze bewering is naar sprekers meening geheel on juist. De Commissie van Openbare Werken adviseert aan Burgemeester en Wethouders. Deze raadplegen het bij het uitbrengen van hun prae-advies, en leggen toch in de meeste gevallen het advies der Commissie bij hun prae-advies aan den Raad over. Wanneer nu de Raad beide adviezen kent is hij vrij welk ad vies hij wil volgen. De critiek van den heer Schoon dermark is dan ook zeer misplaatst. De heer Burger geeft toe, dat Burgemeester en Wethouders, door de wijze waarop het voorstel be streden wordt door den hoor Fransen, in een moeilijk parket komen. Zij kunnen echter niet den eisch stellen, dat deze eene eigen begrooting tegen over die van den directeur zal stellen en de Raad zou ook dan nog moeilijk kunnen oordeelen. Doch ook de Raad staat voor een moeilijk geval. Hem wordt op naar het schijnt goede gronden aan getoond, dat het werk goedkooper kan worden uit gevoerd en zoolang spreker nu niet blijkt, dat de beweringen van den heer Fransen onjuist zijn vindt hij geene vrijheid om de voorgestelde buitensporig hooge uitgaaf te voteeren. De heer Fransen wijst er op, dat de heer Zandstra bezwaar maakt de begrooting te beknibbelen uit vrees dat het onderwijs daaronder zou kunnen lijden. Spreker heeft daaraan zelfs niet gedacht. Hij heeft toch gezegdwaar gebrek aan ruimte is moet er ruimte worden gemaakt. De heer G. W. Koopmans heeft gezegd, dat hij gehoord heeft dat het werk goedkooper kan worden uitgevoerd. Hij vraagt of spreker het er voor leveren wil en of het dan degelijk is. Spreker antwoordt dat hij indien het mocht het werk gaarne voor den door hem genoemden prijs zou aanvaarden en dat hij dan zeker is door al zijn collega's benijd te zullen worden. De heer Baart de la Faille vraagt waar hot aan te wijten is, dat de begrootingen van den Directeur der gemeentewerken zoo kostbaar zijn. Spreker antwoordt daarop ditals men aan een particulieren architect een plan en begrooting vraagt voor een huis en men zegt er niets bij, dan krijgt men eene be grooting b.v. van 20000.Wijst men echter den architect op een zeker huis, dat f 14000.- heeft ge kost, dan krijgt men ook eene begrooting van ƒ14000. Alle luxe wordt dan weggelaten, waardoor het goed kooper komt. De heer Baart de la Faille zegt verder dat de Directeur der gemeentewerken als de be grooting verlaagd wordt zal zeggen, dat hij de verantwoording niet wil dragen. Spreker is daarvoor niet bevreesd, en zou ook de veronderstelling niet durven doen dat de Directeur der gemeentewerken hier niet zou kunnen wat zijn ambtgenooten in al de andere plaatsen wel kunnen, daarvoor staat bij spreker de Directeur als bouwkundige veel te hoog 't zit alleen in de wijze van werken. Waar door den Voorzitter is gezegd dat spreker niet heeft aan gegeven waarop bezuinigd kon worden, daar zou spreker willen antwoorden, dat dit niet mogelijk is, zonder het gehecle werk uit te rekenen. Spreker blijft er bij dat het werk roijaal kan worden uitgevoerd voor de door hem voorgestelde som van 32000.—. De heer Feddema doet opmerken dat door den Voorzitter is gezegd dat de begrooting er lag met goedkeuring van Burgemeester en Wethouders. Dat is natuurlijk. Spreker heeft meermalen gewezen op het dure bouwen van den Directeur der Gemeen tewerken. Eens heeft spreker zelf een plan mot eene begrooting van een bouwwerk ingezonden, maar Burgemeester en Wethouders hebben daaraan niet de minste aandacht geschonken. Spreker zal het daarom niet ten tweeden male probeeren. Zooals de begrooting er ligt, staat er geen cent te veel op, maar de wijze, waarop wordt gebouwd blijkt pas uit het bestek. Wanneer dit aanwezig ware geweest, zou de Raad de zaken, die anders gemaakt konden worden, hebben kunnen aangeven. Spreker blijft erbij dat deze schoolbouw hem te duur is. Hij acht het wel goed, dat voor de gemeente beter wordt gebouwd dan een particulier meestal kan doen, maar het behoeft niet zoo te geschieden dat het geld onnoodig wordt uitgegeven. De heer Zandstra heeft niet bedoeld dat door het lager worden der begrooting het onderwijs slechter zou worden. Hij heeft alleen betoogd, dat aan Bur gemeester en Wethouders een crediet was toegestaan voor het nemen van een proef gedurende een jaar. Van het resultaat zal het afhangen of op den in geslagen weg zal worden voortgegaan. Is liet resul taat bevredigend, dan is spreker niet tegen het bouwen van een dergelijk lokaal, nu echter nog niets van dat resultaat bekend is, zou hij willen wachten. De heer Tijsma, die voorstelt het gymnastieklokaal achterwege te laten, heeft zich van de klacht van den heer Schoondermark niets aan te trekken, omdat hij voor de eerste maal in de gelegenheid is in don Raad daaromtrent van zijne opinie te doen blijken. Spreker heeft zich echter verwonderd over het op treden van den Wethouder van Onderwijs. In het prae-advies toch vindt spreker niets van de door den heer Schoondermark gegeven becijfering alleen wordt er in gezegd dat het lokaal er moet komen, omdat de afstand naar andere lokalen te groot is en deze te veel bezet zijn. Op grond van het prae-advies zelf heeft spreker gemeend te moeten ageeren tegen dezen post van 7000.Spreker is nog niet over tuigd hij kon niet nagaan of de cijfers juist zijn en of er eene bezuiniging ligt in den bouw van het gymnastieklokaal. Het spijt den heer Schoondermark, dat de heer van Messel zijn sprekers opmerking over de Commissie voor de Openbare Werken heeft opgevat op de wijze zooals hij zich daarover uitliet. De op merking moet der Commissie onaangenaam zijn ge weest, anders had spreker niet het verwijt behoeven te hooren dat hij hare adviezen niet leest. Spreker zou eerder willen concludeeren dat de heer van Messel het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet heeft gelezen. De motieven der Commissie worden toch in het prae-advies weerlegd, welke motieven dus wel moeten zijn gelezen. Wat de proef aanbelangt, waarover door den heer Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. 217 Zandstra is gesproken, spreker kan dat raadslid de verzekering geven, dat deze proef, die nu een half jaar geduurd heeft, in alle opzichten voldoet. Dat de heer Tijsma de cijfers niet kende ligt in den aard der zaak hij is toch pas lid van den Raad maar de overige leden konden de bereke ningen wel degelijk kennen. Bij het besluit tot het nemen eener proef aan school no. 7 toch is uitgere kend, dat aan die school 110.bezuinigd wordt. Nu wenscht spreker er op te wijzen, dat het er weinig toe doet of men vóór- of tegenstander van gymnastiek is. De sterkste tegenstander moet een voorstander worden van den bouw van een lokaal, omdat vak j moet worden onderwezen en dat kan niet geschieden in een lokaal, gelegen op 1/2 uur' afstand van de school. Wanneer het niet gebeurt zouden er spoedig klachten komen van den districts-school- opziener, die het geven van gymnastiekonderwijs op deze wijze niet langer volgens sprekers oordeel zal kunnen toestaan. De heer de Jong staat ten opzichte van deze zaak op hetzelfde standpunt als de heer Burger. Hij kan niet oordeelen over hetgeen door den heer Fransen op oogenschijnlijk goede gronden is gezegd en ook niet over het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Waar echter spreker den heer Fransen hoort zeggen dat duizenden kunnen worden bespaard en dat toch eene goede inrichting kan worden verkregen, is het zeer moeielijk om zich een oordeel te vormen. Spreker heeft de eer voor te stellen do Raad besluit het voorstel tot verbouwing van school 6 naar Burgemeester en Wethouders terug te zenden en noodigt Burgemeester en Wethouders uit met eene nieuwe begrooting te komen. De Voorzitter doet den heer de Jong opmerken, dat diens voorstel in stemming kan komen, na dat van den heer Fransen. Spreker heeft echter hooren beweren, dat de heer Fransen op goede gronden heeft aangetoond, dat de plannen goedkooper kunnen worden uitgevoerd. Hij heeft die goede gronden niet gehoord. Wel heeft spreker van den heer Fransen vernomen dat er in verschillende plaatsen lokalen zijn gebouwd, die minder hebben gekost. Van de gronden hiervoor vernam hij echter niets en weet hij niets. Hij zou dan moeten weten of de materialen goedkooper en de arbeidsloonen lager waren of er bij de aanbe steding meer concurrentie is geweest dan hierof men ginds lagere oischen aan schoollokalen stelt dan hier, enz. Zonder die gegevens zijn de cijfers moeielijk te herleiden. Wanneer spreker toch rekening houdt met de stijging der loonen en der prijzen van de materialen in het tijdvak tusschen den bouw der scholen 8 en 12, dan blijkt daaruit dat, mogen de eindcijfers uiteenloopen, het gemiddeld bedrag met elkaar overeenkomt. Spreker zou dus, ware hij raadslid, op goede gronden niet voor verlaging kunnen stemmen. De heer Burger doet opmerken, dat mogen er geen goede gronden zijn, waarop de Raad over deze kwestie kan oordeelen, er voor Burgemeester en Wethouders wel zoodanige gronden zijn, om van den Directeur der Gemeentewerken te eischen, dat deze zich uit- spreke over hetgeen hier is medegedeeld. De heer Fransen geeft ons zeer sprekende voorbeelden, die schijnen aan te toonen, dat het werk veel goedkooper moet kunnen worden uitgevoerd. Het zou daarom wenschelijk zijn, heden niet over het voorstel te stemmen. Spreker zou den heer Fransen dan ook willen uitnoodigen zijn voorstel terug te nemen, daar hij mede namens de heeren Menalda en Tijsma de eer heeft het volgend voorstel te doen het voorstel aan Burgemeester en Wethouders te renvoyeeren en hen uit te noodigen den Directeur der Gemeentewerken te verzoeken na kennisneming van het in den Raad verhandelde, hetzij eene be grooting gewijzigd tot een lager bedrag in te dienen, hetzij te motiveeren, waarom door hem niet kan worden gebouwd tegen de bedragen, waarvoor volgens de door den heer Fransen medegedeelde cijfers elders wordt gebouwd. De heer De Jong heeft gezegd, dat de heer Fransen op oogenschijnlijk goede gronden heeft aangetoond, dat goedkooper kan worden gebouwd. Hij wil, daar in het voorstel-Burger c.s. beter wordt omschreven wat hij bedoelt, zijn voorstel wel intrekken. De Voorzitter deelt mede dat de heer de Jong diens voorstel heeft ingetrokken en dat door de heeren Burger, Menalda en Tijsma een voorstel is ingediend, strekkende om het voorstel aan Burgemeester en Wethouders te renvoyeeren en hen uit te noodigen den Directeur der Gemeentewerken te verzoeken na kennisneming van het in den Raad verhandelde, hetzij eene gewijzigde begrooting tot een lager bedrag in te dienen, hetzij te motiveeren, waarom door hem niet kan worden gebouwd tegen bedragen, waarvoor volgens de door den heer Fransen medegedeelde cijfers elders wordt gebouwd. De heer J. Koopmans vraagt of het de bedoeling is dat het gymnastieklokaal niet zal worden afgevoerd. De Voorzitier zal den Raad zich laten uitspreken over het al of niet bouwen van een gymnastieklokaal. De heer Fransen doet opmerken dat in zijn voor stel is begrepen meubileering, herstelling enz. Hij heeft alleen van den post voor de lokalen afgenomen en deze gesteld op een prijs, waarvoor ze in Rotter dam, waar zooals spreker reeds deed opmerken, het arbeidsloon pl.m. 40 °/0 hooger is, zijn gebouwd. Bovendien zijn alle door spreker genoemde werken van het jaar 1909, zoodat de prijs der materialen niet van invloed kan zijn. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Burger c.s. wordt aangenomen met 15 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren: de Jong, Wilhelmij, Lautenbach, J. Koopmans, G. W. Koopmans, Burger, Beucker Andreae, Hartelust, Zandstra, Berghuis, Tijs ma, Komter, Menalda, Feitz en Baart de la Faille. Tegen de heerenOosterhoff, Feddema, Fransen, van Messel en Schoondermark. Het voorstel-Fransen is hierdoor vervallen. Aan de orde is de vraag of al dan niet een gym nastieklokaal zal worden gesticht. Met 15 tegen 5 stemmen wordt besloten tot de stichting over te gaan. Vóór stemmen de heerende Jong, Wilhelmij, Oosterhoff, J. Koopmans, Fransen, Burger, Beucker Andreae, Hartelust, Zandstra, Berghuis, Komter, Menalda, Feitz, Schoondermark en Baart de la Faille. Tegen de heeren Lautenbach, G. W. Koopmans, Feddema, van Messel en Tijsma.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 5