254 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1909.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Hartelust zegt, dat het eindelijk zoover
is gekomen, dat Burgemeester en Wethouders, als
vrucht van een langdurigen arbeid, veel overleg, be
sprekingen en correspondentie met de directie der
Nederlandsche Tramwegmaatschappij, voorstellen ten
opzichte van de lijn LeeuwardenSuameer bij den
Raad aanhangig hebben gemaakt. Het is ontegen
zeggelijk waar, dat de aanleg van deze lijn voor onze
gemeente van het grootste belang is en spreker is
van oordeel dat ieder, die een onderzoek te dezer
zake instelt, overtuigd zal worden dat de tram door
de ingezetenen met vreugde zal worden begroet.
Het zou daarom ook zeer jammer zijn als de kans
op eene spoedige totstandkoming dezer lijn werd
uitgesteld, tengevolge van een adres, dat in de stad
heeft gecirculeerd. In dat adres staat veel wat men
billijk kan noemen en spreker voelt er veel voordat
in het stadsgedeelte, van welks bewoners het adres
uitgaat, meer leven wordt gebracht. Ook zou hij
best kunnen meewerken in de richting van het adres,
onder de uitdrukkelijke voorwaarde echter dat er
geen uitstel plaats hebbe.
Spreker ziet toch met angst en beven de verbinding-
van Drachten met Groningen tegemoet, omdat hij
overtuigd is dat Leeuwarden een groote stap achter
uit is, als deze verbinding het eerst tot stand komt.
Hij stelt zich daarom voor dat de Raad, door eene
spoedige verbinding van Leeuwarden met Drachten
te bevorderen, allen ingezetenen een dienst bewijst en
is daarom van oordeel dat het 's Raads plicht is te
voorkomen, dat Groningen met de voordeelen gaat
strijken.
Dit denkbeeld heeft bij spreker zoo diep wortel
geschoten, dat hij tegen elk voorstel zal stemmen
dat aanleiding geeft tot uitstel. Wanneer er dan ook
sprake van mocht zijn in de discussiën om door het
inwilligen van het adres-Jellema c.s., te trachten het
stadsgedeelte bij de Hoeksterpoort meer levendigheid
te bezorgen, zal spreker alleen daar voor stemmen
als de zaak van den tramaanleg daardoor niet op de
lange baan wordt geschoven. Daardoor zou de Raad
toch de gemeente een zeer slechten dienst bewijzen.
Wanneer, zegt de heer Haverschmidt, in 't geen
voor ons ligt niet 't uiterste is bereikt wat men van
de Tramweg-Maatschappij gedaan kan krijgen, dan
heeft spreker nog twee wenschen een halte aan de
Hoeksterpoort en het vrijmaken van den Harlinger
Singel. Spreker begrijpt de teleurstelling van velen
nu de halte in dit voorstel is weggelaten en ver
wondert zich dat de Kamer van Koophandel geen
prijs stelt op de verbinding Kalverdijkje-Bleek. Het
lijkt spreker vreemd dat de kosten zoo groot kunnen
zijn, want de boog Kalverdijkje-Bleek of Tolhuis
maakt geen verschil en eenmaal op den Rijksweg
is de aanleg niet kostbaar.
Dat de openbare weg langs den Harlinger Singel
steeds als rangeerterrein dienst doet is velen een doorn
in 't oog. Bij de concessie van 1898 was sprake van
een lijn Station-Bontekoe met ombuiging naar Marssum
en toen de bouwcommissie de richting goedkeurde
had men een gedetailleerd plan tot de Bontekoe,
maar nu die lijn is uitgebleven heeft de geheele bocht
geen recht van bestaan. De ligging van het station
behoeft geen reden te zijn om den toestand te laten
voortbestaan. Men kan het inrichten als kopstation
het is trouwens niet expres gebouwd maar eene be
staande herberg, die voor het doel werd ingericht.
Spreker zou gaarne zien dat men over deze punten
nog met de Maatschappij tot overeenstemming kon
geraken.
De heer Feddema voelt, evenals de heer Hartelust
en ook op de door dit raadslid aangevoerde gronden,
veel voor den aanleg van de lijn LeeuwardenSuameer.
Spreker kan echter niet nalaten zijn spijt uit te
drukken over het feit, dat de lijn, zooals die nu is
geprojecteerd, een andere richting heeft gekregen dan
in 1898 de bedoeling was. De oorspronkelijke rich
ting liep langs het tweede Kanaalpand, over de oude
Poppebrug naar den Groninger straatweg met eene
ombuiging naar „de Bleek" en vandaar naar Suameer.
Wanneer de richting zoo was gebleven zouden de
bewoners van het stadsgedeelte „Hoeksterpoort" te
vreden zijn geweest. Spreker vindt het echter ook
een algemeen belang voor de gemeente als deze van
twee kanten wordt gevoed, want de lijn Suameer
Leeuwarden zal de stad evengoed voeden als de lijnen
aan den Westkant. De menschen die van het Oosten
komen en bij „de Bleek" afstappen kunnen, komen
door de geheele stad. Wanneer de lijn wordt aange
legd zooals die nu is geprojecteerd, komt zij bij „het
Tolhuis" op den Groninger Straatweg. Het zal geen
passagier in zijn hoofd komen daar af te stappen,
allen rijden mee naar het station der Staatsspoor.
Spreker zou gaarne zien dat het voorstel om conces
sie te verleenen kan worden aangenomen. Tegen
het bedrag van het voorschot bestaat bij spreker
heelemaal geen bezwaar, hij zou desnoods wel grooter
voorschot willen geven in het algemeen belang.
Spreker vraagt of het niet mogelijk is nu reeds
aan de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij conces
sie te verleenen voor de lijn LeeuwardenSuameer
onder voorwaarde dat de lijn loopt tot aan liet begin
van den Groninger straatweg, om later met die maat
schappij eene regeling te treffen over den te volgen
weg naar het station der Staatsspoor
Spreker wil de Raad de wenschelijkheid laten
uitspreken, dat de tram er komt en de concessie
verleenen zooals door hem is aangegeven. Daardoor
is het noodig de zaak even aan te houden, maar
daarin ziet spreker niet een groot bezwaar, althans
niet het bezwaar, door den heer Hartelust nog al
breed uitgemeten.
De heer Beekhuis kan zich met de plannen, zooals
die daar liggen, in het geheel niet vereenigen. Het
groote struikelblok voor hem is, dat in het voorstel
van Burgemeester en Wethouders wordt gemist een
halteplaats bij de herberg „de Bleek".
Spreker vraagt zich af wat het doel is van de
ontworpen tramverbinding. Is het doel alleen om
Leeuwarden met Drachten te verbinden, dan is de
richting niet goed, want dan zou spreker de lijn, die
toch reeds voor een deel langs de spoorlijn gaat,
verder b.v. tot Hardegarijp die spoorlijn willen laten
volgen. Die weg is de kortste en doorsnijdt niet
de boereplaats door Tijsma bewoond, terwijl dan ook
niet onnoodig de fraaie Groninger straatweg wordt
bedorven.
Is het doel een ander, n.l. om de ingezetenen de
gelegenheid te geven zooveel mogelijk van de tram
te profiteeren, ook dan beantwoordt de lijn niet aan
het doel. Wanneer die menschen toch allen naar
het station moeten en verder door een onbebouwd
deel der gemeente moeten rijden, zal er niet veel
gebruik van worden gemaakt. De eenige oplossing
in deze is gelegen in het terugkeeren tot de oude
concessie, met een station bij „de Bleek."
Het adres, dat door een belangrijk getal ingezete
nen is geteekend, is niet met de noodige attentie
door Burgemeester en Wethouders bekeken. In het
voorstel toch treft men weinig argumenten aan tegen
het adres. Al beweert nu de heer Hartelust, dat
deze zaak geen uitstel kan lijden en al is spreker het
eens met een vroeger lid van den Raad, die eens
zeide wij moeten niet langer remmen, maar thans
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1909. 255
trammen, zoo wil spreker toch de zaak heden niet
afdoen en hij meent dat eenig uitstel niet zooveel zal
schaden. Hij is dus van oordeel, dat er vandaag geen
beslissing moet worden genomen. Hij heeft zich afge
vraagd of de zaak niet in de secties moet worden behan
deld. Dan echter zou hij voor te lang uitstel vreezen.
Kan zij niet commissoriaal worden gemaakt, of kan de
Commissie voor de Openbare Werken, die ook in
1898 praeadvies heeft uitgebracht, haar niet eerst nog
ondor de oogen zien, opdat ook de plannen dei-
ingezetenen nader kunnen worden onderzocht Of
moet het voorstel aan Burgemeester en Wethouders
worden gerenvoyeerd Spreker weet nog niet juist
wat hij zal voorstellen en zal vooralsnog, teneinde
de discussies niet te smoren, geen voorstel doen.
Hij zal echter trachten te verkrijgen dat de zaak op
de een of andere wijze nader onder de oogen wordt
gezien.
De heer Lautenbach doet opmerken, dat de ont
worpen tramlijn naast de belangstellimg veel bewe
ging veroorzaakt bij zeker 1/3 van de ingezetenen.
Dit is ook geen wonder, want de bewoners van de
Voorstreek, Kelders en aanliggende straten hebben
van lieverlede hunne gewone bezoekers verloren. De
aanleg van den Locaalspoorweg naar Dokkum toch,
om maar alleen te noemen eene gebeurtenis der
laatste jaren, heeft den bewoners van genoemd stads
deel veel schade veroorzaaktbijna geen enkele be
woner uit de door dit spoor doorsneden streek pas
seert er meer. Alle beweging is schier verdwenen.
Wel laten de feestcommissieën voor volksfeesten
hunne lijsten ook daar circuleeren, maar het feest
wordt in een ander deel der stad gehouden, dat op
alle manieren wordt bevoordeeld. Zelfs het stedelijk
muziekkorps schijnt het muziekkorps voor het be
voorrechte deel te zijn. Dat nu de bewoners van
het gedeelte „Hoeksterpoort" alles aanwenden om
aan den genadeslag te ontkomen, is geen wonder.
Wanneer toch de richting van de lijn werd aange
nomen, zooals die door Burgemeester en Wethouders
wordt voorgesteld, zal het inderdaad een genadeslag
zijn. Immers alleen de bewoners der z.g.n. Wouden
passeeren nog de Hoeksterpoort. Als nu de tramlijn
mocht worden aangenomen, zooals die thans wordt
voorgesteld, zal ook dit tot het verledene behooren.
Bestaat er nu inderdaad een reden om een belang
rijk deel der ingezetenen schade toe te brengen Is
de ontworpen tramlijn de eenige goede
Spreker is van oordeel dat zijniet alleen niet goed,
maar zelfs de allerslechtste is, omdat zij van af den
Groninger straatweg duur weiland doorsnijdt om daar
door den nutteloozen Poppeweg althans schijnbaar een
reden van bestaan te geven. Bovendien is de lijn
onnoodig lang en daardoor enorm duur, wat zeer
zeker van grooten invloed is op het bedrag van het
subsidie.
Is het nu voor den Raad te verantwoorden een
lijn vast te stellen, waarvan de voordeelen onzeker
zijn, met de wetenschap er bij dat een groot deel
der gemeente wordt benadeeld
Spreker meent van niet.
En wat is nu de lijn zooals Burgemeester en Wet
houders die zich voorstellen voor de N. T. M. De
tramlijn naar Franeker is volgens spreker voor de
maatschappij zeer leerzaam. Verreweg het grootste
getal reizigers kiest den trein, die zooveel sneller loopt.
Zoo zal het ook hier gaan.
Wanneer nu de richting wordt gevolgd zooals adres
santen zich die voorstellen, dan zullen de volgende
voordeelen worden behaald
1°. een kortere weg, daardoor veel goedkooper
2°. zal het gebruik der tram veel grooter zijn,
omdat zij gebruikt zal worden door die ingezetenen,
die Zwartewegsend tot uitspanning kiezen. Dit aan
tal is niet gering.
3°. Zal het subsidie belangrijk lager kunnen zijn,
omdat onteigening van weiland onnoodig is en de
kostbare brug over het Vliet eveneens.
4°. Worden de bewoners uit de Wouden door de
stad geleid, wat aan alle ingezetenen ten goede komt.
Is nu de richting zooals adressanten die vragen,
n.l. door den Arendstuin, over de Noorderbrug, door
de Spanjaardslaan naar het station der N. T. M. inder
daad te bezwaarlijk Spreker meent van niet. Wan
neer wij toch letten op de groote steden in ons
vaderland met hunne electrische trams, die menigmaal
per dag de straten zonder hinder doorkruisen, dan zal
men toch toch kunnen constateeren dat die hinder
hier bij zooveel geringer gebruik niet overwegend
kan zijn.
Wij behoeven niet naar elders te gaan. Willems
kade en Sophialaan bewijzen de uitvoerbaarheid van
het plan van adressanten. Nu mag het niet wenschelijk
worden geacht onze straten en singels van tramlijnen
te voorzien, maar dit bezwaar vervalt toch, als handel
en verkeer het noodzakelijk maken. Stille rustige
straten mogen voor den rentenier aantrekkelijk zijn,
voor de nijverheid en het verkeer zeker niet. Nijver
heid en verkeer toch is de voorwaarde voor welvaart.
Wanneer nu het leggen van de tramlijn door den
Arendstuin de voorwaarde is voor een blijvend ver
keer, dan is de prijs daarvoor zeker niet te hoog.
Spreker heeft de eer voor te stellen mede namens
zijn medelid, den heer Berghuis
de richting van de tramlijn te bepalen langs den
Groningerstraatweg met een halte bij de herberg
„de Bleek",
over de Rijksbrug, verder over eene te maken brug
tegenover de gasfabriek en den Arendstuin, door den
Arendstuin, achter het Gymnasium, over de Noorder
brug, Kerkhofslaan tot het Kerkhof, door het weiland
over den straatweg, achter de Landbuurt langs over
het weiland, aansluitende bij de bestaande lijn aan
den Harlinger weg.
De Voorzitter zou dit voorstel van den heer Lau
tenbach willen beschouwen als een amendement op
art. 1, Litt. B, Ontwerp I.
Dan kunnen de algemeene beraadslagingen doorgaan.
De heer Burger begrijpt de redeneering van den
heer Beekhuis niet, die onderscheid maakt tusschen
het belang der gemeente en dat der ingezetenen.
Dit is in sprekers oog juist hetzelfde. Het belang
zit zijns inziens voornamelijk in de verbinding met
den Zuid-Oosthoek van Friesland. Wordt deze niet
alleen met Assen en Groningen, doch ook met Leeu
warden verbonden, dan kan Leeuwarden concurreeren
en behoeft het niet met zekerheid ten achter te
geraken. Gelukkig voelt de Zuid-Oosthoek nog steeds
wat voor Friesland en voor Leeuwarden, zoodat,
wanneer er eene behoorlijke verbinding bestaat, er
kans is, dat een belangrijk deel van het verkeer over
onze stad zal worden geleid. Dit komt ten goede
aan de ingezetenen, wier belang het gemeentebelang
is. Daarom moet er voor gezorgd worden, dat de
Nederlandsche Tramweg-Maatschappij nog heden con
cessie krijgt.
Spreker heeft het betreurd, dat Groningen reeds
een voorsprong heeft en dat de lijn Groningen
Drachten kans heeft eerder klaar te zijn dan de
verbinding van onze gemeente met Drachten.
Wanneer dit geschiedt, is Leeuwarden ontegen
zeggelijk een stap achter. Het is noodig te zorgen,
dat die stap zoo klein mogelijk zij.
Spreker erkent dat Burgemeester en Wethouders