262 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1909. Voortgezet Woensdag 10 November. Gaarne zag hij dat omtrent deze zaak spoedig eene beslissing werd genomeu. Hoewel spreker niet in alles mee kan gaan met den heer Beekhuis, zal hij toch voor de motie stemmen. De heer Haverschmidt zal met de motie-Beekhuis meegaan, maar wenscht nog te verklaren, dat hij beslist tegen een tram door den Arendstuin is, al verspeelt hij daarmee misschien de kans op de ver dwijning van de bocht-Harlingersingel. Er zijn daar in de nabijheid drie scholen met bijna 900 kinderen en voor de 300 kinderen van school 7 is het de eenige speelplaats. Men zou opnieuw vervallen in het kwaad, dat men Achter de Hoven heeft willen vermijden. Overigens deelt spreker de beschouwingen van den wethouder Komter over de Poppebrug, het fabrieks terrein aan het Kanaal en de strook aan de Willem Lode wijkstraat ter waarde van 25 mille, die door geringe diepte onverkoopbaar en waardeloos zou worden. Spreker is niet tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders, wanneer daaraan wordt ver bonden de halte, maar niet als eindpunt van een zijlijn. De heer van Messel heeft gisteren en heden de debatten met belangstelling gevolgd en het is hem ten duidelijkste gebleken, dat men het er over eens is dat het belang van Leeuwarden meebrengt het hebben van een halte bij de herberg „de Bleek". Zelfs van eenige bestrijding heeft spreker niets ver nomen. Alleen de heeren Burger en Hartelust hebben te kennen gegeven, dat zij alleen dan bezwaar zou den hebben, indien ten gevolge van mogelijke be sprekingen over deze zaak, de hoofdzaak, n.l. het verleenen van concessie, moest worden uitgesteld. Spreker wijst er op, en het is reeds gisteren gezegd, dat de tramzaak al 11 jaar hangende is, zoodat spreker van oordeel is, dat het er nu toch niet op aan zal komen indien de onderhandelingen twee of drie maanden langer zullen duren. Dit bezwaar kan weggenomen worden, indien door Burgemeester en Wethouders den termijn van één jaar waarbinnen de concessionaris zich moet verklaren of hij de concessie al dan niet aanneemt, wordt bekort. Waar nu de Raad op den voorgrond stelt, dat hij door eene verbinding te verkrijgen van Leeuwarden met de tramweg DrachtenVeenwouden, de belan gen van alle ingezetenen wil dienen, gaat het naar sprekers meening toch niet aan om die van een deel der ingezetenen niet alleen ter zijde te stellen, maar die personen zelfs schade te berokkenen. Spreker beweert dat in de motie-Beekhuis alles is belichaamd hetgeen de Raad wenscht en wil, n.l. hij wil de concessie verleenen, wil 40,000.ren teloos voorschot geven, mits er een halte komt bij de herberg „de Bleek". Nu heeft zich wel eenig debat ontsponnen langs welken weg men aan de halte zal komen. Spreker meent dat de Raad zich alleen moet verklaren voor het hebben eener halte, dan zijn Burgemeester en Wethouders volkomen vrijgelaten om met den con cessionaris over de te nemen route nadere bespre kingen te houden. Voor den Raad is het bepaald onmogelijk nu reeds een uitspraak te doen omtrent de te volgen route, want juist daardoor zouden moeilijkheden kunnen ontstaan het is daarom dat spreker aan Burgemeester en Wethouders in deze de vrije hand wil laten. Door den heer Komter is in het midden gebracht, dat door de onderteekenaars van het adres, „een Dritte im Bunde" is gekomen. Spreker beweert dat dit onjuist is, want zoo dit waar was, zoude deze ook een stem in het kapittel hebben. Wat is echter het geval? Een deel der ingezetenen heeft in een adres aan den Raad het verzoek gericht, bij de herberg „de Bleek" een halteplaats te vestigen. De Raad kan, zoo hij dat wenschelijk acht, daarmede rekening houden. Spreker dringt op aanneming der motie aan. De heer Tijsma meent dat de motie, zooals die daar ligt, zich moeilijk eigent voor beschouwingen. In die motie toch wordt enkel geconstateerd dat er een halte moet zijn. Hoe dan verder de richting van de lijn moet worden, het is mogelijk dit in korten tijd te bespreken. Spreker meent dan ook dat alle beschouwingen gerust achterwege kunnen blijven. Spreker zal voor de motie stemmen, maar wenscht daarin nog te zien opgenomen de volgende zinsnede r en de lijn GroningenDrachten niet eerder in exploitatie worde gebracht dan die van Suameer naar Leeuwarden. Daardoor zullen alle bezwaren zijn weggenomen. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Tijsma een amendement is ingediend, strekkende om de motie aan te vullen met deze zinsnede en de lijn GroningenDrachten niet eerder in exploitatie worde gebracht dan die van Suameer Leeuwarden. Dit amendement wordt niet ondersteund en maakt alzoo geen onderwerp van beraadslaging uit. De heer Baart de la Faille doet opmerken dat na het door hem op het 3e lid der motie ingediend amendement, de slotclausule der motie moet vervallen. Dit zal ieder duidelijk zijn. Verder wijst spreker er op dat het verschil tusschen hem en den heer Fed- dema slechts gering is. Dit raadslid wenscht „de Bleek" als eindpunt. Dit is spreker wel, maar de hoofdzaak moet zijn de aansluiting aan het station der staatsspoor. Spreker heeft nu de eer, behalve de zooeven voor gestelde amendementen, voor te stellen de slotalinea van de motie te laten vervallen. De Voorzitter deelt mede dat de heer Baart de la Faille een amendement heeft ingediend, strekkende om de slotalinea der motie-Beekhuis te doen vervallen. Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met de motie een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Hartelust heeft uit het door den heer Feddema gesprokene, noch uit de motie-Beekhuis begrepen, wat het eindpunt van de tram zal zijn. Hieromtrent wenscht spreker gaarne te worden ingelicht. Wel heeft de heer Feddema gezegd dat, als er maar een halte kwam aan ,,de Bleek", de rest van ondergeschikt belang was. Het is voor spreker niet van ondergeschikt be lang of de tram zal loopen langs de begraafplaats of langs den door Burgemeester en Wethouders voorgestelden weg, waarvan de Wethouder zoo dui delijk de voordeelen in het licht heeft gesteld. Spreker verzoekt echter beleefd, dat het uitstel, dat mocht ontstaan, tot een minimum worde gereduceerd. De heer G. W. Koopmans zegt dat het doel in Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1909. 263 Voortgezet Woensdag 10 November. 1898 was station Staatsspoor, Nieuwe Kanaal, Pop pebrug, achter Tijsma langs, naar „de Bleek" en zoo naar Quatre-Bras. Het spijt spreker dat er wijziging in dit plan is gebracht. De strijd gaat nu om een halte bij „de Bleek". Spreker heeft de verandering in het plan van Burgemeester en Wethouders niet hooren verdedigen. Gisteren heeft de Raad van den heer Tijsma ge hoord, dat de route achter de stadsplaats om ge vaarlijk was, omdat den heer Tijsma als jongen de kogels daar wel om de ooren zijn gevlogen. Toen de heer Tijsma nog jong was, zegt spreker, waren er nog schutters, die zijn er nu niet meer. In de tweede plaats wees de heer Tijsma er op dat de plaats door de tramlijn in twee stukken werd ge sneden wat aanleiding zou kunnen zijn tot waarde vermindering. Spreker zou daar tegenover kunnen stellen deze meening, dat terrein aan spoor of tram gelegen, in wraarde rijst. De heer Baart de la Faille wil Burgemeester en Wethouders volgen en dan een apart lijntje laten leggen van af „het Tolhuis" tot „de Bleek". Tegen dit idee meent spreker te moeten waarschuwen. Des tijds is aan de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij concessie verleend en een van de voorwaarden was een lijn naar de „Groote Bontekoe". Tot nu toe is daar niets van gekomen en er zal ook niets van komen. Spreker zou vreezen, dat het hier precies eender zou gaan. Spreker herhaalt, dat het hem spijt dat de route van 1898 is gewijzigd. Do heer Lautenbach heeft er geen oogenblik aan gedacht de moeite en inspanning van Burgemeester en Wethouders te kleineeren, maar hij is er wel van overtuigd dat eene overeenkomst tusschen twee partijen, waarvan een sterke en een zwakke, in waarde verliest. Burgemeester en Wethouders ver klaren immers zelve, dat zij die richting verlangden. Wat het algemeen belang aangaat, dit schijnt te genwoordig te groeien aan het Kanaal en bij het station. Wanneer nu met verschillende voorbeelden is aan getoond, dat het stadsdeel „Hoeksterpoort" reeds veel geleden heeft tengevolge van den aanleg van de Noord-Friesche Locaalspoor, zou het de genade slag krijgen, indien het voorstel van Burgemeester en Wethouders werd aangenomen. Wanneer dit deel gevoed werd door een tram, komt dit zeer zeker de gemeente ten goede. En als dat geen algemeen belang is, begrijpt spreker er niets meer van. Bloeiende bedrijven, drukke zaken, zijn toch niet alléén persoonlijke voordeelen, zij verhoogen ook de algemeene welstand en voeden het algemeen belang. Men mag nu utopieën koesteren en groote ver wachtingen hebben van de zich ontwikkelende in dustrie aan het Kanaal, spreker heeft er wel eens van gehoord dat men een baarsje uitsmeet om een schelvisch, nooit dat men een schelvisch uitwierp om een baarsje te vangen. Dit laatste zou men gaan doen door het voorstel van Burgemeester en Wet houders aan te nemen en ter wille van luchtkasteelen een groot deel van de gemeente prijs te geven. Dat de lijn niet langs de Willemskade moet loo pen omdat het daar dan Vrijdags te druk wordt, het is mogelijk, maar de bewoners van het gedeelte „Hoeksterpoort" kunnen zich geen overstelpende drukte voorstellen. Men zou die menschen dus een grooten dienst bewijzen door de drukte eenigszins te verleggen. Het zijlijntje, door den heer Baart de la Faille voorgesteld, is erger dan de kwaal. Spreker wil geen tweede vrijster, hij wenscht er slechts ééne en die met volle sympathie. Wanneer de menschen uit de Wouden niet wilden afwijken van hunne gewoonte om de Hoeksterpoort binnen te komen, dan was de zaak klaar, maar de heer Baart de la Faille kan de verzekering niet geven, dat zij niet door zullen trammen tot het station. Het zijlijntje zou een onzijdig lijntje worden. Spreker is niet bevreesd voor een weinig uitstel, dat de motie-Beekhuis zal veroorzaken. De heer van Messel heeft gezegd dat het, waar deze zaak reeds 11 jaar hangende is, niet op twee of drie maanden aankomt. Het Friesch karakter waarborgt spreker dat Leeu warden niet zal worden vergeten, om voor Groningen plaats te maken. Overal waar het „Fryslan boppe" geldt, laat men Ljouwert niet in den steek, ook de taal geeft daarvoor waarborg. Spreker is verder van oordeel dat, hetgeen door adressanten wordt gevraagd, geen persoonlijk belang is en hij moet dan ook protesteeren tegen de wijze, waarop de onderteekenaars door den heer Schoon- dermark gekleineerd zijn. Die geachte spreker be weerde gisteren dat de 1900 onderteekenaren van het adres niet het algemeen belang, maar persoonlijke voordeelen beoogen, en dat menig onderteekenaar onbewust zijn naam plaatst. Nu zou de wethouder bij onderzoek kunnen weten hoe bloeiende bedrijven de algemeene welvaart ver hoogen. Het „algemeen belang" is toch geen afgetrokken begrip, het verklaart zich zeiven, het is het belang van allen. Nu, dat beoogen ook de onderteekenaars bij ver wezenlijking van hun adres zullen de reizigers toch niet bij de Hoeksterpoort blijven zitten, maar van daar uit de stad ingaan en verlaten, terwijl Burge meester en Wethouders alles op één punt willen concentreeren. De heer Burger wenscht de stem te motiveeren, die hij vermoedelijk voor de motie zal uitbrengen. Spreker staat er eenigszins anders tegenover dan gisteren, toen hij zeide een groot voorstander te zijn van een halte bij „de Bleek", maar dat het be lang der gemeente zwaarder bij hem woog dan de belangen van het oostelijk deel der stad. Gisteren leek het in den Raadzooveel hoofden, zooveel zinnen. De nacht schijnt raad te hebben gebracht. Spreker kan dan dientengevolge ook wijzen op niet onbelangrijke resultaten. Hij weet zeer goed welk een verbazende moeite Burgemeester en Wethouders bij de verschillende onderhandelingen hebben gehad en ook hoe moeielijk het voor hen geweest moet zijn, verschillende belangen te vereenigen. Burge meester en Wethouders wisten bij voorbeeld niet, of de Raad genegen zou zijn, een hooger subsidie of voorschot te voteeren dan de vroeger toegekende 20,000.—. Op dit punt is het eerste groote resultaat bereikt. De Raad is het er blijkbaar over eens, dat tegenover het groote belang, dat het hier geldt, een offer van f 40,000.niet te hoog is. Het tweede resultaat is dit, dat men vrij algemeen een halte aan „de Bleek" wenscht te hebben. En een derde, dat men, indien die halte er komt, over de verdere richting wel geen strijd zal willen voeren. Door dit een en ander hebben Burgemeester en Wethouders, wanneer nu geene beslissing wordt ge nomen, een beteren grondslag voor verdere onderhan delingen, waardoor tevens de kans is vergroot, dat groote vertraging zal zijn te voorkomen. Hiermede is sprekers bezwaar tegen uitstel groo- tendeels vervallen. De thans door Burgemeester en Wethouders ge voerde bestrijding der motie laat dan ook ruimte voor de opvatting, dat van die zijde de aanneming

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 9