280 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1909. vraagd van het aan de gemeente toebehoorende perceel gardeniersland, gelegen bij Krom en Regt aan Oldegalileën. Dit perceel werd in 1905 in pu blieke veiling aangekocht, onder den mits „dat bij expiratie van den huurtijd (1 Januari 1910) door den kooper van den afgaanden huurder op taxatie van wederzijds te benoemen deskundigen, tegen contante betaling zullen moeten worden overgenomen de alsdan op het perceel aanwezige vruchtboomen, hot heester en struikgewas, zoomede het berghok, staande op den noordwesthoek". De tegenwoordige gebruiker biedt aan om, evenals thans, te betalen een jaarlijkschen huurprijs van 240. (later door hem verhoogd tot 281.666) en boven dien 4 °/0 van het bedrag, nader voor bedoelde over name te bepalen en van onzentwege geschat op ruim f 4300. Waar het land nog slechts kort in het bezit dei- gemeente is en dientengevolge een behoorlijke maat staf voor de berekening van den huurprijs hier ont breekt, komt het ons voor, dat op het verzoek van Plantenga niet moet worden ingegaan, doch dat de gelegenheid voor publieke mededinging behoort te worden opengesteld. Op grond van het vorenstaande hebben wij dan ook, onder overlegging der stukken, de eer U voor te stellen te besluiten I. ondershands in huur af te staan 1. aan H. S. Ritman, gardenier, alhier: a. het perceel gardeniersland gelegen bij het Streekje aan Oldegalileën, kad. bekend gemeente Leeuwarden, sectie F no. 2138 als bouwland, ter grootte van 1.32.73 H.A., voor het tijdvak van 5 Maart tot 15 November 1910, tegen een huurprijs van 234. b. do woning, plaatselijk gekwoteerd Oldegalileën nos. 32, 38 en 40, kad. bekend gemeente Leeuwarden, sectie F no. 2079 als huis, ter grootte van 1.34 Are, voor het tijdvak van 12 Mei tot 15 November 1910, tegen een huurprijs van f 39.— 2. aan M. Wiemers, gardenier, alhier, het perceel gardeniersland „het Blokkeland" genaamd, gelegen aan de Dokkumer Ee, kad. bekend gemeente Leeuwar den, sectie F no. 2208 als moestuin, groot 1.59.80 H.A. en no. 1966 als bergplaats, groot 20 c.A., voor den tijd van vijf achtereenvolgende jaren, ingaande 1 Januari 1910 en eindigende 1 Januari 1915, tegen een een jaarlijkschen huurprijs van f 260. 3. aan J. Nieuwenhuis, gardenier, alhier, het per ceel gardeniersland „het Hinneland" genaamd, gelegen aan den Lekkumerdijk, kad. bekend gemeente Leeuwar den, sectie F no. 902 als moestuin, ter grootte van 1.49.00 H.A., voor het tijdvak van 5 Maart 1910 tot 1 Januari 1915, tegen een huurprijs van 232. voor 1910 en een gelijk bedrag per jaar voor den overigen huurtijd een en ander op de hierbij overgelegde voorwaar den, in hoofdzaak met de bestaande overeenkomende; II. Burgemeester en Wethouders te machtigen, het thans bij H. Plantenga in gebruik zijnde perceel gardeniersland, gelegen bij Krom en Regt aan Olde galileën, kad. bekend gemeente Leeuwarden, sectie F nos. 1876 en 1877. samen groot 1.59.00 II.A., in het openbaar te verhuren, voorloopig voor den tijd van vijf achtereenvolgende jaren, ingaande 1 Januari 1910 en onder nader door hen te stellen voorwaarden, in hoofdzaak met de bestaande overeenkomende. (Nader is nog van H. Plantenga en van zijn zoon M. II. Plantenga ingekomen een aan Uwe Vergadering gericht adres, waarbij inhuring wordt verzocht voor den tijd van 5 jaar van het bedoeld gardeniersland aan Oldegalileën tegen een tot 500.verhoogden jaarlijkschen huurprijs. Wij verwijzen te dien opzichte naar de beide daar omtrent door den Directeur der gemeentewerken uit gebrachte hierbij overgelegde adviezen.) Tegelijk met dit voorstel komt in behandeling een nader adres van H. en M. H. Plantenga, inhoudende het verzoek het perceel gardeniersland te mogen huren voor de som van 575.per jaar. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans kan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders meegaan wat betreft de onderhandsclie verhuring van de perceelen land aan Ritman en Wiemers. In het algemeen is het wel gewenscht om, wanneer de waarde van iets dat verpacht wordt, aan schommelingen onderhevig is, eene publieke verpachting te houden. Waar men echter een stuk land heeft midden in de stad, dat wel honderd maal getaxeerd wordt en waarvan ieder de waarde wel weet, kan het in sommige gevallen als men een goeden huurder heeft, van belang zijn, dien te behouden. Spreker veronderstelt nu dat de tegenwoordige huurder een goede huurder is en spreker is tot de conclusie gekomen, dat het in hoofdzaak gaat om den huurprijs. Wanneer nu Burgemeester en Wet houders meenen dat er meer in zit, zouden zij het door deskundigen kunnen laten taxeereu en het aan Plantenga voor dien taxatieprijs aanbieden. Het is den hoer Tijsma opgevallen dat deze ver huring zoo laat geschiedt, waar de huur op 1 Januari expireert. Aan bouwland nu moet in elk jaargetijde wat gebeuren, terwijl de huurders die niet weten of zij kunnen blijven, zich niet de noodige zaden kunnen aanschaffen, zoodat zij, wanneer zij eindelijk wTeten dat zij het land behouden, zich met het restant tevreden moeten stellen. Sprekor acht daarom tijdige verhuring, speciaal van gardeniersland, gewenscht. In de tweede plaats zou sprekor het zeer onbarm hartig vinden dat Plantenga, die zooveel jaren op het land heeft geleefd en gewerkt, door een ander werd verdrongen. Het is ieder, die met land bekend is, ook niet onbekend, dat vele huurders bij eene publieke verhuring te veol bieden. Waar nu Plantenga f bib.Leeft geboden, stelt spreker voor aan dien huurder het land voor dezen prijs te gunnen voor den tijd van 5 jaar. Evenwel wil hij in overweging geven den huurtijd niet op 1 Januari, maar op 15 Maart te laten eindigen, opdat de huurder in de gelegenheid zij de vruchten, die er in dat tijdvak zijn, te kunnen plukken. Spreker heeft daarom do eer voor te stellen ondershands in huur af te staan aan H. en M. H. Plantenga het gardeniersland, sectie F Nos. 1876 en 1877, voor het tijdvak van 1 Januari 1910—15 Maart 1915 voor een jaarlijkschen huurprijs van f 575. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Tijsma wordt voorgesteld ondershands in huur af te staan aan H. en M. H. Plantenga het gardeniersland, sectie F Nos. 1876 en 1877 voor het tijdvak van 1 Januari 191015 Maai t 1915 voor een jaarlijkschen huurprijs van 575. Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Feddema doet opmerken dat de gemeente eenige jaren geleden het land heeft gekocht voor f 6000.In de verkoopsvoorwaarden kwam toen eene eigenaardige bepaling voor n.l. deze, dat bij expiratie van den huurtijd do kooper verplicht was tegen taxatie van twee deskundigen over te nemen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1909. 281 alle op het land staande boomen. Dit is eene eigenaardige bepaling, want in de meeste gevallen neemt de opvolgende huurder die van den voorgaanden over. Spreker geeft nu eens een prijsje aan Burge meester en Wethouders, die getracht hebben deze overname met den afgaanden huurder als het ware met gesloten beurs te regelen. Nu was het voor Plantenga gemakkelijk geweest door aanplanting het bedrag der overname tot het dubbele te doen stijgen. Hij heeft dit niet gedaan en daardoor bewezen een fatsoenlijk man te zijn. Plantenga heeft spreker bezocht en hem over zijn bod van f 500.gesproken. Spreker heeft hem geantwoord dat hij niet bevoegd was over de huur- som te oordeelen, en hem in overweging gegeven een taxatie-rapport van 2 bevoegde deskundigen over te leggen. Dit is geschied. Spreker is van oordeel dat de heeren Aalbers en ter Horst twee mensclien zijn, die de Raad voldoende kan vertrouwen. Hij zou daarom wel met het voorstel-Tijsma mee kunnen gaan, maar wil het Burgemeester en Wethou ders wat gemakkelijker maken, door hun de gelegen heid te geven het land zelf te laten taxeeren, om het daarna voor dien taxatieprijs aan Plantenga aan te bieden. Spreker gelooft dat, dus doende, de positie van Burgemeester en Wethouders meer recht blijft en dat bereikt zal worden wat de sprekers, die tot nu toe hebben gesproken, wenschen. Spreker geeft dit idee voorloopig aan de hand en zal, als het noodig blijkt, er een voorstel van maken. De heer Hartelust heeft ook bezoek gehad van Plantenga. Spreker wil zich aan de zijde van den heer Feddema scharen en diens voorstel, waarmee hij zich volkomen kan vereenigen, steunen. De heer Tijsma gelooft dat Burgemeester en Wet houders niet veel bezwaar meer zullen hebben om het land aan Plantenga te verhuren, nu deze zijn bod heeft verhoogd. Wat het denkbeeld van den heer Feddema betreft, spreker acht dit niet wel uitvoerbaar. Plantenga, wien het mes op de keel stond, heeft ge zegd 575.is het hoogste waartoe ik kan gaan. Gesteld nu dat het land door de deskundigen hooger wordt geschat. Dan zal de Raad over 14 dagen voor het bezwaar staan dat op 1 Januari het land onver- huurd is. Dit lijkt spreker wel eenigszins gevaarlijk. De heer de Jong is het eens met de heeren Feddema en Hartelust dat het gewenscht is, dat Burgemeester en Wethouders het land zelf laten taxeereD. Dan zijn de belangen der gemeente en die van Plantenga het best gediend. De heer Tijsma is bevreesd dat dit zoo lang zal duren. Waar de Raad echter den volgenden Dinsdag weer vergadert, kan hij ook dit punt in behandeling nemen en is dus het bezwaar, geopperd door den heer Tijsma, vervallen. De heer Tijsma wil, als de heer Feddema zijne gedachte tot een voorstel formuleert, het zijne wel intrekken. De heer van Messsl verklaart dat Plantenga ook hem heeft bezocht en dat deze heeft verklaard het land te willen huren voor den taxatieprijs, vastge steld door deskundigen vanwege Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Tijsma heeft gewezen op den langen tijd dat Plantenga huurder van het land is geweest. Als het land echter opnieuw aan hem verhuurd wordt, zal niet de oude heer Plantinga de eigenlijke huurder zijn, maar wel zijn zoon. Wat de huurders betreft, die zullen wel goed zijn. Burgemeester en Wethouders hebben den indruk gekregen dat zij het goed onderhouden. Het is echter uiterst moeielijk om van dit land, waarop zoo'n mooie en uitgebreide collectie vrucht boomen staat, de juiste waarde te bepalen. Waar het bovendien in geen veertig jaar publiek is ver pacht en de toestand geheel is veranderd, meenden Burgemeester en Wethouders dat er voor de ge meente slechts één middel was om de waarde te bepalen, n.l. publieke verpachting. In den regel heeft alleen onderhandsche verpachting plaats, als het vast staat, dat het belang der gemeente er mee gebaat is. Burgemeester en Wethouders nu kunnen zich niet voorstellen, dat dit hier zou zijn aan te toonen. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Feddema een amendement is ingediend, luidende de Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders onderdeel 2 van hun voorstel omtrent huur van garde- nierslanden terug te nemen, het land bij Krom en Regt te laten schatten en het tegen dien taxatie prijs aan H. en M. H. Plantenga voor vijf jaar in huur aan te bieden. Dit amendement wordt ondersteund en maakt te gelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Feddema is van oordeel dat de Raad de taxatie van de heeren Aalbers en ter Horst wel kan vertrouwen. Spreker acht het echter niet volkomen juist van Burgemeester en Wethouders te vragen op die taxatie in te gaan, maar acht zijn voorstel een uitweg, om het doel te bereiken wat blijkbaar de Raad, ziet hij de sprekers eens langs, wel wil. Wat de taxatie zelf betreft, die hangt telkens af van den kijk dien de taxateur op de zaak heeft. Ook brengen de vruchtboomen het eene jaar meer, het andere minder op en ook daar dient rekening mee te worden gehouden bij de taxatie. Een goede regel acht spreker de tegenwoordig vrij algemeen geldende maatregel, dat vele groot grondbezitters bij expiratie van den huurtijd tegen woordig hun eigendom laten taxeeren door de pacht- commissie. De uitslag daarvan wordt den huurder medegedeeld en hem gevraagd of hij voor den taxatie prijs wil blijven. De bedoeling van sprekers voorstel is eene soortgelijke overeenkomst in de hand te werken. De Voorzitter wijst er op dat door den heer Fed dema juist is gezegd waar de moeielijkheid zit, n.l. in de taxatie. Een stuk land met vruchtboomen is moeielijk te taxeeren. Die moeielijkheid is dan ook de oorzaak dat Burgemeester en Wethouders openbare verpachting hebben voorgesteld. De Voorzitter deelt mede dat de heer Tijsma diens amendement heeft ingetrokken. Het maakt alzoo geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Hartelust is het niet met den Voorzitter eens dat men door publieke verpachting de juiste taxatie krijgt. Door de verschillende inschrijvers wordt ook slechts een gissing gemaakt, die deerlijk kan tegenvallen en spreker is dan ook van oordeel dat de Raad ook na de publieke verpachting even ver is als nu. De tijd leert het dagelijks dat er een enorm verschil bestaat in inzicht betrekkelijk de waarde van land. Wanneer de concurentie en de vraag groot is, krijgt de eigenaar niet de waarde,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 5