8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van het bestuur der vereeniging Kin derspeeltuin Rengersparkalhier, om toekenning van een jaarlijksch subsidie uit de gemeentekas. 282 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1909. maar een overwaarde. Een particulier eigenaar neemt genoegen met die overwaarde. Heel moreel is dit niet, maar de meesten ontvangen liever een hooge pacht dan een lagere. De gemeente mag zich niet op dat standpunt stellen. Wanneer de taxatie geschiedt door twee door Burgemeester en Wethouders te benoemen be trouwbare deskundigen, dan komt de Raad beter op de hoogte van de waarde dan door publieke ver pachting. De heer Berghuis kan met het voorstel-Feddema meegaan als er in wordt opgenomen, dat de minimum pacht 575.bedraagt. Geschiedt dit niet, dan zal spreker, daar Plantenga zelf deze som heeft geboden, tegenstemmen, waarom spreker in dien geest een sub-amendement voorstelt. Ofschoon de heer Lautenbach zich had voorgenomen te dezer zake het zwijgen te bewaren, is hij door den heer Hartelust tot spreken uitgelokt. Ook spreker is van oordeel dat de waarde niet bekend wordt door publieke verpachting. Als voorbeeld noemt hij de boerderij „de Magere Weide". Toen indertijd de oude pachter overleed is die boerderij verhuurd voor eene som waarvan alle deskundigen beweerden dat schreit ten hemel. Toen echter de 5 jaren om waren moest er met den huurder eene belangrijke schikking worden getroffen, omdat gebleken was dat er overwaarde werd gegeven. Spreker is het dan ook volkomen eens met den heer Hartelust. De heer Wilhelmij gelooft dat Burgemeester en Wethouders van hun standpunt volkomen gelijk hebben. De Raad echter staat op een ander stand punt. Deze vindt het beter, dat de menschen, die al 40 jaar het land gebruiken, er op blijven. Ook spreker vindt dit het beste en hij kan dan ook wel met het voorstel-Feddema meegaan. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Berghuis een sub-amendement op het amendement-Feddema is ingediend, luidende achter taxatieprijs in te lasschen „doch minstens 575.zijnde de aangeboden huurprijs." Dit sub-amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders en het amendement-Feddema een onderwerp van bespreking uit. De beraadslaging wordt gesloten. Onderdeel I sub 13 van het voorstel van Burge meester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter stelt zich voor het amendement-Fed dema in stemming te brengen zooals het is aangevuld met het sub-amendement-Berghuis. De heer Baart de la Faille kan zich met het sub amendement niet vereenigen. Hij vindt het niet billijk om, wanneer blijkt dat de landerijen niet die waarde hebben, aan H. Plantenga op te leggen 575.te betalen. Hij kan door zijn gehechtheid aan den grond er toe zijn gebracht f 575 te bieden. Wanneer het blijkt dat dit te hoog is, wil spreker het land voor taxatieprijs gunnen. De heer Hartelust heeft geen bezwaar nu den huur prijs op 575.vast te stellen. Het is de prijs door Plantenga geboden naar aanleiding van het taxatie rapport der twee door hem zelf benoemde deskundigen. De Voorzitter vindt ook dat de minimum-huurprijs kan worden gesteld op ƒ575.—Hij zal nu eerst onder deel II van het voorstel van Burgemeester en Wet houders, daarna het amendement-Feddema met het sub-amendement-Berghuis in stemming brengen. Onderdeel II van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt verworpen met 13 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Komter, Schoondermark, Oosterhoff en Burger. Tegen de heerenBeucker Andreae, Fransen, G. W. Koopmans, Zandstra, de Jong, Berghuis, Wil helmij, Lautenbach, Hartelust, van Messel, Tijsma, Feddema en Baart de la Faille. Het amendement-Feddema, gesub-amendeerd door den heer Berghuis, wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren: G. W. Koopmans, Komter, Schoondermark, Zandstra, de Jong, Berghuis, Wil helmij, Lautenbach, Hartelust, Burger, van Messel en Tijsma. Tegen de heeren Beucker Andreae, Fransen, Ooster hoff, Feddema en Baart de la Faille. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan O. Bergman vergunning te verleenen tot het maken en hehhen van een stankvrije kolk in gemeentegrond in de Reigerstraat ten behoeve van zijn perceel Wirdumerdijk 43. Dit voorstel luidt als volgt Bij het hierbij overgelegd adres verzoekt de heer O. Bergman, bewoner en eigenaar van het perceel Wirdumerdijk no. 43, ten behoeve van zijn pand voor den afvoer van menagewater, in de Reigerstraat een stankvrije kolk te mogen plaatsen, met aansluiting aan het gemeenteriool in den Wirdumerdijk. Alvorens op dit laatste gedeelte van het verzoek door ons eene beschikking kan worden genomen, zal door U aan den adressant de vergunning voor de plaatsing der stankvrije kolk moeten zijn verleend. Bij ons bestaat daartegen geen bezwaar, waarom wij, in overeenstemming met het door ons ingewonnen, mede hierbij overgelegde, advies van den Gemeente lijken Inspecteur voor het Woningtoezicht, de eer hebben U voor te stellen te besluiten aan O. Bergman en zijne rechtverkrijgenden ver gunning te verleenen tot het plaatsen en tot weder- opzeggens toe hebben van een stankvrije kolk in de Reigerstraat voor den afvoer van menagewater van het perceel Wirdumerdijk no 43 naar het gemeente riool in die straat, onder voorwaarde a. dat de kolk worde voorzien van een voldoend sterk deksel, ten genoegen van Burgemeester en Wet houders h. dat de kolk overigens worde geplaatst, onder houden en schoongehouden ten genoegen van Burge meester en Wethouders, op kosten van den adressant of zijne rechtverkrijgenden c. dat bij intrekking der vergunning de kolk worde verwijderd en de bestrating in gelijken toestand worde gebracht als waarin deze zich bevond op het tijdstip Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1909. 283 waarop de vergunning werd verleendeen en ander ter beoordeeling en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders en op kosten van den adressant of zijne rechtverkrijgenden d. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente op den grond, waarin de kolk is geplaatst, door den adressant of zijne rechtverkrijgenden, jaar lijks vóór of op 2 Januari, het eerst vóór of op 3 Januari 1910, ten kantore van den gemeente-ontvanger worde betaald eene recognitie van 0.50. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Baart de la Faille heeft intusschen de vergadering verlaten. Dit prae-advies luidt als volgt Het bestuur van de vereeniging „Kinderspeeltuin Rengerspark" alhier, heeft bij aan Uwe Vergadering gericht uitvoerig gemotiveerd adres verzocht haar een jaarlijksch subsidie uit de gemeentekas toe te kennen. Volgens de statuten die het bestuur ons op ons verzoek heeft toegezonden, heeft de vereeniging ten doel „volksgezondheid te bevorderen en het zedelijk peil te verheffen door aan kinderen van leden de gelegenheid te geven zich in hun vrijen tijd onder toezicht in de open lucht te vermaken en hun tevens gelegenheid, aanmoediging en leiding te verschaffen tot het aanleeren van verschillende spelen". Zij tracht dit doel te bereiken a. door het inrichten en in stand houden van een kinderspeeltuin b. door het vormen van leiders bij het spel; c. door het organiseeren van voordrachten of praatavonden met ouders, in het algemeen de opvoe ding van het kind rakende en gezellige bijeenkomsten voor kinderen in den winter. Uit het huishoudelijk reglement blijkt nog dat de leden, voor wie een contributie van ƒ1.20 is vastge steld, het recht hebben hunne kinderen van den speeltuin te doen gebruik maken en uit het tuin- reglement dat de tuin is geopend van April tot en met September van 's middags 2 tot 's avonds 7 uur, of tot zonsondergang, in de schoolvacantiën ook 's morgens van 1012 en dat de tuin voor geen ander doel mag worden gebruikt dan om de ter school gaande kinderen een geschikte plaats tot spelen te verschaffen. De overgelegde stukken toonen aan dat is ont vangen Aan Aan bijdragen van T0taal contributiën. donateurs enz. volgens de rekening over 1907/8 171.72B 255.95 427.675 volgens die over 1908/9 148.05 197.345.05 volgens de begroo ting over 1909/10 104.45 311.315.45 id. 1910/11 140.— 245.— 385.— terwijl in de beide eerste rekeningjaren te korten waren respectievelijk van 67.72 en ƒ143.225 en het vermoedelijk te kort over 1909/10 25.en over 1910/11 ruim 146.zal bedragen. Nog moet worden opgemerkt dat onder de bijdragen in het jaar 1909/10 voorkomt een gift ineens van 100.en dat in 1910/11 100.— is gereserveerd voor het plaatsen van een verandadie in totaal 500.zal moeten kosten. Uit symphatie met het streven van de vereeniging heeft de gemeente reeds dadelijk bij den aanleg van het Rengerspark het voor speeltuin gereserveerde gedeelte te harer beschikking gesteld en ook later voor de inrichting enkele voorwerpen, als banken enz. kosteloos ten gebruike afgestaan, terwijl mede voor hare rekening een hoeveelheid zand voor den tuin is verstrekt en een afzonderlijke toegang van de zijde der Bleekerstraat is aangelegd. Er kan dus niet worden gezegd dat de gemeente zich op den achtergrond heeft gehouden waar het gold mede te werken om te helpen hetgeen de vereeniging zich voor oogen heeft gesteld, te verwezenlijken. Iets anders is het echter van haar te eischen ook geldelijk bij te springen de fondsen behooren toch zeker door belanghebbenden in de eerste plaats te worden bijeen gebracht en waar de contributie voor de leden per jaar op het ongetwijfeld zeer matige bedrag van 1.20 is gehouden, dat zelfs in sommetjes van 15 ets. kan worden betaald, kan zeker niet worden volgehou den dat ten dezen te zware eischen zijn gesteld. Had de vereeniging dan ook niet in de toekomst gerekend op het aanbrengen eener veranda, die daar op den duur niet zal kunnen worden gemist, dan ware er voor de gemeente geen aanleiding geldelijk te steunen, waar de gewone inkomsten volstrekt geen onrust barende daling vertoonen. In aansluiting evenwel aan wat harerzijds voor de outilleering van den speeltuin tot dusver is gedaan, komt het ons voor dat, in verband met de geldmiddelen der vereeniging, een tegemoetkoming in de kosten van den bouw der veranda te rechtvaardigen is en wij geven U, onder overlegging der stukken, dan ook in overweging te besluiten aan de vereeniging „Kinderspeeltuin Rengerspark" voor de jaren 1910, 1911 en 1912 een subsidie uit de gemeentekas toe te kennen van telkens 100. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra is, hoewel hij Burgemeester en Wethouders dankbaar is voor hun voorstel en de daaruit gebleken sympathie met den kinderspeeltuin, niet voldaan. Spreker verheugt zich over de sympathie, die Burgemeester en Wethouders voelen voor het streven der vereeniging, en is overtuigd dat alle raadsleden hetzelfde gevoel van sympathie bezitten. Wie zou ook niet met zulke inrichtingen sympathi- seeren Zij zijn toe te juichen omdat zij leiding geven aan de ontwikkeling der kinderen. Zij zijn van niet te berekenen nut voor de toekomst van het jonge geslacht. Men klaagt dikwijls en zeer terecht over de verwildering der jeugd. Kinderspeel tuinen en daarmee gelijk staande inrichtingen zijn middelen om die tegen te gaan. Men laat de kin deren niet aan hun lot over, opgroeiende in leed en zonde, om ze later, als zij lastig worden, op te zenden naar tuchtscholen of nog later om ze op te sluiten in gevangenissen. Men spreekt wel eens van stads- en gemeentebemoeiïng of het teren op kosten der gemeenschap, maar zijn tuchtscholen dan geen inrichtingen, die op kosten der gemeenschap -worden onderhouden Het heeft dikwijls de schijn, dat men aan laatstgenoemde inrichtingen de voorkeur geeft boven inrichtingen als kinderspeeltuinen en daarmede gelijk te stellen inrichtingen, die voor de opvoeding der jeugd van onschatbare waarde zijn. Spreker meent dan ook dat de gemeenschap het op richten en in stand houden van dergelijke inrichtingen tot taak heeft en de volle kosten daarvoor moet dragen. Spreker zal nu in dezen geest geen voorstel doen, hij hoopt er later op terug te komen. Naar aanleiding van dit adres heeft spreker echter de eer het volgend voorstel in te dienen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 6