j De heer Schoondermark beweert dat er 100.
in kas is voor de veranda. Die 100.— bestaat
echter alleen op papier, er is geen specie voor.
Spreker zou dan ook niets op het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders hebben aan te merken, als
284 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1909.
„de Raad
kennis genomen hebbende van het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders
overtuigd van het nut der kinderspeeltuinen
sympathiseerende met het streven der vereeniging
besluit aan genoemde vereeniging voor het aan
brengen van een veranda voor den kinderspeeltuin in
het Rengerspark toe te kennen eene som van ƒ500.
uit te betalen in drie gelijke termijnen in de jaren
1910, 1911 en 1912."
Spreker doet dit voorstel omdat hij overtuigd is
dat de veranda er niet komt als de vereeniging niet
meer krijgt dan 300.
De waranda moet 500.kosten en de balans
der vereeniging sluit met een tekort van 146.
Wanneer de gemeente 100.stort wordt dit ge
reduceerd tot 46.—. Er is groote behoefte aan
een veranda en de speeltuin kan zonder deze niet
voldoen aan de eischen, die men er aan mag stellen.
Kapitaal is er niet en wie zal crediet verleenen op
een balans, die telkens sluit met een tekort? De
bouwondernemers zullen zekerheid willen voor de
betaling. Wanneer nu de gemeente 500.geeft
zal die zekerheid er zijn. Spreker beveelt zijn voorsel
dan ook warm aan.
Alleen wanneer dit middel ook niet baat, dan kan
men zeggen dat het particulier initiatief te kort schiet
j en eerst daarna kan de gemeente helpen.
Het was den heer Schoondermark bekend dat het
voorstel van Burgemeester en Wethouders den heer
Zandstra aangenaam was. Wanneer echter de heer
Zandstra nu 500.wil geven, dan geeft hij al
100.te veel, want voor de te bouwen veranda
is al j 100.gereserveerd. Spreker heeft een onder
houd gehad met het bestuur der vereeniging, welk
bestuur spreker mededeelde, dat de zaak, als zij werd
behandeld zooals Burgemeester en Wethouders voor
stellen, in kalk en cement zou komen en de speeltuin,
speelfahig zou worden. Spreker begrijpt dan ook
niet waarom de heer Zandstra niet tevreden is, want
Burgemeester en Wethouders hebben toch tusschen
de regels door duidelijk laten voelen, dat zij willen
helpen om den speeltuin speelfahig te maken. Spreker
is dan ook overtuigd dat de gemeente genoeg doet
met het geven van 300.toelage voor de veranda,
te meer daar voor dezen aanbouw, die ƒ500.kost,
reeds 100.in kas is.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Zand
stra een amendement is ingediend luidende als volgt
de Raad
kennis genomen hebbende van het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders
overtuigd van het nut der kinderspeeltuinen
symphatiseerende met het streven der vereeniging
besluit aan genoemde vereeniging voor het aan
brengen van een verande voor den kinderspeeltuin
in het Rengerspark toe te kennen eene som van
500.uit te betalen in gelijke termijnen in de
jaren 1910, 1911 en 1912.
Dit amendement wordt ondersteund en maakt te
gelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Hartelust wijst er op dat het zoo lang
zamerhand een gewoonte wordt, dat vereenigingen,
die met tekorten hebben te kampen, een beroep doen
op de gemeentekas, teneinde die tekorten te dekken.
De heer Zandstra heeft den heer Hartelust hooren
zeggen dat het niet opgaat, dat vereenigingen de
gemeentekas laten opdraaien voor de tekorten. Spreker
meent dat de heer Hartelust niet mag generaliseeren.
Het geldt hier toch eene vereeniging, die feitelijk bij
onderwijs thuis behoort. De gemeente behoort te
zorgen voor georganiseerde speelplaatsen, waar de
kinderen onder goede leiding kunnen spelen. Er moet
een einde komen aan de verwildering der jeugd en
dit geschiedt niet, als de gemeenschap er zich niet
mee bemoeit. Spreker is er van overtuigd dat de
gemeente in deze niet alleen behoort te helpen, maar
dat zij de volle kosten moet dragen. Dit schijnt hier
nog niet mogelijk, zooals in het buitenland. Spreker
betreurt dit. Het zal er echter mettertijd wel van
komen.
Het is al van groot belang, dat de gemeente het
nut van den speeltuin erkent.
Dit is zeer gemakkelijk voor de betrokken penning- de voorwaarde van het bouwen der veranda er niet
bij stond. Door dit bouwen der veranda komt de
vereeniging in een schuld van ƒ500.—die zij nimmer
zal kunnen betalen.
meesters om eene kloppende rekening te krijgen,
maar het moedigt hen niet tot ijver aan. Spreker,
die ook al ervaring heeft op het gebied van het
penningmeesterschap van verschillende vereenigingen,
is van oordeel, dat het niet aangaat, de gemeente
voor eventueele tekorten te laten opdraaien. Hij
meent dan ook dat deze vereeniging, die aan parti
culieren goede diensten bewijst, in de eerste plaats
het geld moet zien te krijgen van de deelnemers.
De contributie, door dezen betaald, is al zoo klein, dat
zij wel met een klein bedrag zal kunnen worden
verhoogd. Spreker acht dit volstrekt niet onbillijk.
Hij kan zich dan ook niet vereenigen met de meer
en meer gebruikelijke wijze om het tekort te brengen
op het budget der gemeente.
De heer Lautenbach is het volkomen met den heer worden opgeheven, is hij wat pessimistisch op dit
Hartelust eens. Spreker is ook herhaaldelijk als pen- 1 punt.
ningmeester in de gelegenheid geweest om met een De heer Hartelust heeft gezegd, dat de contributie
tekort te sluiten. Spreker acht het nu opmerkelijk, wel kan worden verhoogd. Dit raadslid vergeet
dat iemand, die met ijver de zaken eener vereeniging echter dat het hier arbeiders geldt, voor wie f 1.20
behartigt, de nieuwe methode om aan geld te komen al een heel bedrag is. Wat nu de heer Hartelust
niet toepast. Men kan de menschen wel circulaires zelf betreft, och, misschien als hij eens heeft nage-
sturen, die worden bijna niet gelezen, maar men moet dacht over de zaak, wijzigt zich zijne meening nog
ze aan huis bezoeken. Dan slaagt men bijna altijd, wel. Toen spreker 25.verhooging voorstelde
De heer de Jong heeft van den heer Lautenbach
gehoord dat het zoo gemakkelijk is aan geld te
komen. Spreker hoopt, dat de heer Lautenbach hem
dit kunstje zal leeren. Circulaires sturen, dit weet
spreker wel, helpt niet, want het is kolossaal, hoe
de menschen met circulaires worden overstroomd.
Hij gelooft echter ook niet, dat huisbezoek veel
zal baten, althans niet zooveel, dat de vereeniging
„Kinderspeeltuin Rengerspark", zich zal kunnen be
druipen. Waar spreker heeft ervaren, hoe een hoogst
nuttige instelling, n.l. het drankvrij schaft- er afreken-
lokaal aan de veemarkt, wegens geldgebrek moest
worden opgeheven, is hij
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1909. 285
van den post voor drankbestrijding, was de heer
Hartelust hier tegen, terwijl hij bij de herstemming
vóór stemde. Wanneer de behandeling van dit punt
een week werd uitgesteld, zou het best kunnen gebeu
ren, dat de heer Hartelust beheerd werd. De gemeente
subsidieert de kinderbewaarplaats, de leeszaal, de
ambachtsschool. Waarom zou zij den speeltuin niet
steunen
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Zandstra wordt verworpen met
14 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Zandstra en de Jong.
Tegen de heeren Beucker Andreae, Fransen, (4. W.
Koopmans, Komter, Schoondermark, Berghuis, Wil-
helmij, Lautenbach, Hartelust, Oosterhoff, Burger,
van Messel, Tijsma en Feddema.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om,,
mede naar aanleiding van door de Begeering gemaakte
opmerkingen, in de verordeningen tot het heffen van- en
op de invordering van waagrechten alsnog eenige wijziging
aan te brengen en daarna die verordeningen opnieuiv
vast te stellen.
Dit voorstel luidt als volgt
Door den Minister van Binnenlandsche Zaken zijn
ten opzichte van de bij Uw besluit van 28 September
j.l. vastgestelde verordeningen op de heffing en de
invordering van waagrechten eenige opmerkingen
gemaakt, die door Gedeputeerde Staten, met verzoek
er aan tegemoet te komen, te onzer kennis zijn gebracht.
Deze opmerkingen betreffen het volgende
In art. 13 van het hefüngsbesluit is abusievelijk een
onjuist artikel aangehaaldde eerste twee leden van
genoemd artikel 13 houden, in verband met artikel 2
der invorderingsverordening, een onvolledige regeling
in van de tijdstippen waarop de rechten moeten
worden betaaldlaatstgenoemde verordening moet
inhouden dat de waagmeester optreedt namens den
gemeenteontvanger en dat hij geregeld in de ge
meentekas moet storten.
Beide eerstgenoemde opmerkingen komen ons voor
terecht te zijn gemaakt, ook aan de laatste kan zonder
bezwaar worden voldaan, al heeft do vastgestelde
redactie in vroegere gevallen bij den Minister nimmer
bezwaar ondervonden.
Nu dientengevolge toch de verordeningen eenige
verandering moeten ondergaan en het met het oog
daarop tevens wenschelijk is ze van een nieuwe dag-
teekening van vaststelling te voorzien, is het mede
geraden voorgekomen een drietal dezerzijds alsnog
opgemerkte lacunes weg te nemen, door in ieder van
de artikels 11, 12 en 13 van het heffingsbesluit een
geringe aanvulling op te nemen, waardoor verkregen
wordt, dat wordt bepaald dat ook het recht van
abonnement, evenals dat van de artikels 9 en 10,
geheel persoonlijk is en eindigt met het eind van
het belastingjaar, terwijl het eerste lid van artikel 13
eveneens op het plaatsen van waren toepasselijk wordt.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten
volgens het nevensgaand ontwerp.
De Raad der gemeente Leeuwarden
overwegende dat de verordeningen tot het heffen
van- en op de invordering der waagrechten, vastge
steld bij raadsbesluiten van 28 September 1909, onder
scheidenlijk nos. 2755/136 en 2755/137 alsnog eenige
aanvulling moeten ondergaan
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit
aan te brengen de volgende wijzigingen
a. in de verordening tot het heffen
In artikel 11, le lid tusschen de woorden „Het"
en „recht" in te voegen de woorden
„abonnement volgens artikel 2 en het"
In artikel 12 tusschen de woorden „Het" en „recht"
in te voegen de woorden
„abonnement volgens artikel 2 en het"
In art. 13, le lid „artikel 4" te veranderen in
„artikels 4 en 5" en na het tweede woord „weging"
tusschen te voegen „of het plaatsen".
In art. 13, 2e lid „artikel 7" te veranderen in
„artikel 8".
b. in de verordening op de invordering
Art. 1 te doen luiden als volgt
De inning der waagrechten geschiedt namens den
gemeenteontvanger, door den waagmeester.
Het entreegeld volgens artikel 2 van het heffings
besluit kan echter, namens den gemeenteontvanger,
ook worden geïnd door een of meer door den waag
meester daartoe onder zijne verantwoordelijkheid
aangestelde personen.
De geïnde rechten worden door den waagmeester
vóór den vijfden dag van iedere maand in de
gemeentekas gestort. In de maand Januari echter
wordt door hem eiken Zaterdagmorgen ten kantore
van den gemeenteontvanger afgedragen de op den
vorigen dag geïnde abonnementsgelden.
Art. 2 te doen luiden als volgt
De betaling der in het heffingsbesluit vermelde
rechten moet plaats hebben
die, genoemd in artikel 2 bij de intrede in het
waaggebouw
die, genoemd in artikel 4 nadat de weging heeft
plaats gehad
die, genoemd in artikel 5 zoodra de waren zijn
geplaatst
die, genoemd in artikel 7 bij de afgifte der biljetten
«8 na het eindigen van het
tijdvak in gemeld artikel bepaald
die, genoemd in artikel 9 vóór dat van de stand
plaatsen gebruik wordt gemaakt
die, genoemd in artikel 10 vóór dat van de aan
plakborden en muurvlakten gebruik wordt gemaakt.
c. ovengenoemde verordeningen van een nieuwen
O
datum van vaststelling te voorzien.
De lieer Oosterhoff deelt mede, dat dezelfde ver
andering, als is voorgesteld voor art. 11, le lid, ook
moet worden aangebracht in het 2e lid van dat artikel.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Alsvoren om in verband met een schrijven van
Gedeputeerde Staten dezer provincie eenige wijzigingen
in de gemeentebegrooting, dienst 1910, aan te brengen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Raad gaat in comité-generaal ter behandeling van:
11. Rapport der Commissie voor de reclames omtrent
bezwaarschriften in beroep tegen aanslagen in den
Hoofdelijken Omslag, dienst 1909.
Na heropening wordt de vergadering, daar niets
meer te behandelen is, door den Voorzitter gesloten.