2hS Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 December 1909.
j.l. Spreker geeft toe dat de mededoeling van den
lieer Komter er eenigszins aanleiding toe geeft, maar
hij kan zich begrijpen, dat de heer Komter, als
wethouder van financiën, zich gedrongen gevoelde
zijn standpunt nogmaals uiteen te zetten. Dat dit
evenwel aanleiding moet geven aan de leden om,
zooals de heer Burger heeft gedaan, hun stem te
motiveeren, iets wat deze in de vorige vergadering,
vóór hij zijn stem uitbracht, had moeten doen, kan
spreker niet toegeven. Spreker hoopt dan ook dat
de leden, die het woord vragen, kort zullen zijn en
zich zullen bepalen tot het voorstel om de resolutie
van Gedeputeerde Staten voor kennisgeving aan te
nemen.
De heer van Messel begrijpt nu eigenlijk niet, wat
de mcdedeeling van den heer Komter, die zich nog
maals genoopt gevoelt het standpunt van Burgemeester
en Wethouders to verdedigen, beteekent.
Spreker zou willen beweren, dat door die mededee-
ling de zaak niet beter wordt on de zwakke zijde
van Burgemeester en Wethouders nog meer te voor-
schijn treedt. Waar toch een zaak eenmaal is ver
dedigd, de Raad zich er bij heeft neergelegd en het
raadsbesluit door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd,
had de heer Komter boter gedaan te zwijgen. De
nadere verdediging werpt meer schaduw dan licht
op do zaak. Wat de heer Burger betreft, spreker
begrijpt dit geachte lid niet, waar dezo zegt het niet
eens te zijn met de juridische argumenten, door
spreker in de vorige vergadering aangehaald.
Met geen enkel woord toch heeft spreker liet
rechtsstandpunt aangeraakt, hij heeft zich geplaatst
op het moreelo standpunt. Dit standpunt blijft spre
ker handhaven en hij herhaalt wat door hem in do
vorige vergadering is gezegd, dat hij zich vroeger
als koopman wel gewacht zou hebben een dergelijken
„zet" te doen. want dat zijn reputatie daardoor ten
zeerste zou zijn benadeeld. Spreker zal zich ont
houden van critiek op liet besluit van Gedeputeerde
Staten, maar is het niet eens met de argumenten,
waarop het berust.
van gereedschappen aan leerlingen, die de school met
diploma verlaten
7. dat door Burgemeester en Wethouders bij open
bare aanbesteding is gegund:
a. de levering van 300 stère fijne gewasschen
grind en 50 stère grove gewasschen grind aan A. A.
van der Noord alhier a f 3.12 per stèro
b. de lovering van 80 stère grindzand en 50 stère
grof rivierzand aan denzelfde voor f 2.71 en 1.60
per M3.
c. het onderhoud der openbare pompen in de ge
meente gedurende 1910 aan T. Faber alhier voor
115.-;
d. het onderhoud van vier gemeentepontjes enz
gedurende 1910, 1911 en 1912 aan de firma Gebr.
Drijver alhier voor f 254.
De stukkon 6 en 7 worden voor kennisgeving aan-
III. Wordt ter tafel gebracht
1. Prao-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake het adres van T. Zandlevou alhier, betreffendo
wijziging van de verordening op do heffing van een
recht voor het gebruik van de gemeentelijke benzine
bewaarplaats.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
het raadsbesluit van 24 November 1908 no. 414R/178
in dien zin te wijzigen, dat de huur van de daarin
bedoelde landerijen zich slechts uitstrekt over het
tijdvak van 1 November 19081 November 1912 en
die voor den tijd van 1 November 19125 Maart
.1913 komt te vervallen.
3. Alsvoren om aan G. de With alhier ondeihands
den ouden Lekkumcrdijk in huur af te staan voor
het tijdvak, ingegaan 12 November 1.1. en eindigende
12 November 1912.
Al deze stukken zullen in eene volgende vergade
ring worden behandeld.
IV. Wordt overgegaan tot de behandeling dei-
voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
2. bericht van mej. J. M. C. Aalbers, dat zij hare
benoeming tot lid der Commissie van toezicht op het
Lager Onderwijs aanneemt
3. alsvoren van mr. S. Boltjes, dat hij de benoeming
tot lid der Commissie van toezicht op het Lager
Onderwijs niet, die tot lid dor Commissie van toezicht
op het. Middelbaar Onderwijs wel aanneemt
4. berichten van de heeren dr. R. Vorenkamp en
ds. B. Klein Wassink, dat zij de benoeming resp.
tot curator van het gjmnasium en tot lid der Com
missie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs
aannemen.
De mededeelingen sub 24 worden voor kennis
geving aangenomen
5. adres van G. en J. Brouwer alhier, houdende
verzoek om wijziging van de voorwaarden, waaronder
aan hen bij raadsbesluit van 27 Juli 1909 een terrein
aan den Kanaalweg zuidzijde in erfpacht is afgestaan.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders ten fine van prae-advies;
6. schrijven van het bestuur der Vereeniging „de
Ambachtsschool", naar aanleiding van eene bij de
behandeling der ontwerp-gemeentebegrooting voor
1910 gemaakte opmerking omtrent het verstrekken
1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders imale
de verhuring van het gardenierdand aan Oldegalileën
thans in gebruik bij H. l'lantenga.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter deelt mede dat het tauxatierapport
van de deskundigen der gemeente, die do huurwaarde
hebben getauxeerd op f 475.eerst gisteren is inge
komen, zoodat het niet ter visie heeft kunnen liggen.
In verband met het in de vorige vergadering genomen
raadsbesluit herleeft het aanbod van Plantenga, dio
hot land in huur begeert voor f 575.en zal hot
zeker 's Raads wensch zijn het voor dien prijs aan
adressant te gunnen.
Do heer Baart do la Faillo zal niet terugkomen op
het in do vorige vergadering genomen besluit, maar
wenscht zijn leedwezen uit to spreken over het
amendement-Berghuis, waartegen hij in de vorigo
vorgadering beeft gewaarschuwd. Het aanbod van
Plantenga, onder den drang der omstandigheden ge
daan, blijkt nu f 100.te hoog to zijn. Spreker
betreurt het dan ook dat het amendement is aange
nomen, want nu wórdt do indruk gevestigd dat den
huurder onrecht wordt aangedaan.
De lieer Sehoondermark is van oordeel dat de voor
stelling van den heer Baart de la Faille niet juist is.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 December 1909. 289
Op het land, en dit moet niet worden vergeten,
staan boomen ter waarde van f 4300.De tauxatie
nu berust o.a. op de opbrengst der vruchtboomen. De
gemiddelde opbrengst daarvan word in October en
wordt ook nu berekend naar f 940.of na
aftrek van moeite en kosten op f 600.Wan
neer men nu het andere gedeelte van het land als
gewoon gardeniersland schat, zal men tot een cijfer
komen, vrij wat hooger dan f 575.Spreker voelt
dan ook niet dat Plantenga te veel huur betaalt.
De Voorzitter vraagt of de Raad goed kan vinden
het land van 1 Januari 1910 1 Januari 1915 aan
Plantenga te verhuren voor f 575.
De heer Feddema meent dat het usance is dat
de huurtijd op 5 Maart expireert en dat dit door
sommige huurders wordt gewenscht. In verband
hiermede zag hij gaarne, dat de termijn, waarvan de
huurovereenkomst zal eindigen, op 5 Maart werd
gesteld.
Do heer Sehoondermark wijst er op dat deze op
merking in de vorige vergadering is gemaakt dooi
den heer Tijsma. Spreker heeft een onderhoud gehad
met den Directeur der Gemeentewerken, die hem
heeft medegedeeld, dat de huurders de vruchten kun
nen plukken van Januari tot Maart en wel volgens
eene in het huurcontract voorkomende bepaling.
Do heer Tijsma wenscht in het huurcontract eene
bepaling te doen opnemen, tengevolge waarvan de
huurder het recht heeft de vruchten te plukken
tusschen 1 Januari en 5 Maart.
De heer WiIheImij gelooft niet aan de juistheid
van do modedeeling des heeren Sehoondermark. Wan
neer toch de afgaande huurder het rocht heeft om
tusschen Januari en Maart de vruchten van het land
te halen, hoe zal dan de nieuwe het voor den zomer
in orde brengen
De heer Feddema wil, wanneer na onderzoek aan
Burgemeester en Wethouders blijkt, dat het usance
is den huurtijd te doen expireeren op 5 Maart, Bur
gemeester en Wethouders gemachtigd zien in dien
geest casu quo de overeenkomsten aan te gaan.
De Voorzitter bevestigt de door den heer Sehoon
dermark gedane mededeeling, ten opzichte van het
recht dat zal worden toegekend, om de vruchten te
plukken gedurende het tijdvak 1 Januari5 Maart.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten het land
te verhuren aan H. en M. H. Plantenga voor/575.
per jaar van 1 Januari 19101 Januari 1915.
2. Bespreking naar aanleiding van het aan den
Raad gericht schrijven van Burgemeester en Wethouders
omtrent de oprichting van eene gemeentelijke electrische
centrale. (Bijlage no. 32).
De beraadslaging wordt geopend.
Do heer Wilhelmij doet opmerken, dat zooals uit
het advies der Commissie voor de Gemeentelijke
gasfabriek is gebleken, de leden van die Commissie
niet eenstemmig waren in hun oordeel over het
oprichten van eene electrische centrale bier ter stede,
maar alleen do voorzitter, de rapporteur van dit stuk,
voorstander was, terwijl de andere vier leden de
bezwaren te groot achtten en daarom niet met den
Voorzitter konden medegaan.
De bezwaren, die de meerderheid der Commissie
aanleiding gaf om het oprichten van eene centrale
te moeten ontraden en die ook reeds in het rapport
zijn neergelegd, zijn wel do volgende
1. geen aandrang van de zijde van particulioren.
Nadat toch in Mei 1907 door de heeren Jhr. Mr.
W. C. G. van Eijsinga en vier anderen, nl. de heeren
Flottow Co., J. J. Swildens, gebr. Feldhaus en
gebr. Mispelblom Beijer, concessie werd aangevraagd
voor de oprichting van een blokcentrale ter verlich
ting van Wirdumerdijk, Naauw, Weazo en Nieuweweg
en in October daaraan volgende eens chrijven inkwam
van den electrician Slager, met verzoek om draden
over den publiekeu weg te spannen, is er na dien
tijd nooit eenig teeken van leven van de zijde der
ingezetenen ingekomen, om tot het oprichten van
eene centrale over te gaan. Hot wil spreker daarom
voorkomen, dat, was men in het algemeen er van
overtuigd, dat deze inrichting noodzakelijk was, dit
stellig wel zou zijn geschied. Nu zal men spreker
kunnen toevoegen, dat zulks daarom niet heeft plaats
gehad, omdat men wist dat er een onderzoek over
deze zaak hangende was. Spreker gelooft te moeten
botwijfelen, dat de bescheidenheid van de ingezetenen
zoo groot zoude zijn geweest, dat zij met een nader
adres hadden gewacht, wanneer hunne belangen hier
mede waren gemoeid.
Uit bovenstaande meent spreker te mogen afleiden,
dat de behoefte aan eene centrale niet zoo groot is
als door enkelen wordt beweerd.
1. Voor de kleiu-industrie. Het is jammer, maar
onze plaats is nu eenmaal geene plaats van industrie
en nu kan men zich wel houden aan het spreekwoord,
dat zegt „gelegenheid geeft genegenheid" en zich
gaan voorstellen dat, wanneer eerst de centrale er
maar is, de industrie wel zal komen, maar dezo mee
ning kon wel eens geheel verkeerd uitkomen. De
behoefte is voor de klein-industrie daarom niet zoo
groot, om daarvoor dergelijke groote uitgaven te
doen, die op de geheele burgerij zullen drukken.
Onze gemeente heeft pl.m. 50 gasmotoren van gas
te voorzien, do gebruikers daarvan zullen toch niet
direct gaan veranderen, door de gasmotoren af te
schaffen en zich van electriciteit te voorzien. Ook
is het naar sprekers meening in het rapport van den
heer Bellaar Spruijt veel te rooskleurig voorgesteld,
dat reeds het eerste jaar 50000 K. W. U. voor
drijfkracht zal worden aangevraagd, terwijl dat in
het zesde jaar gestegen zal zijn tot 150000 K. W. U.
Ditzelfde kan ook gezegd worden van de stroom-
levering voor verlichting. Ook hiervoor is op de
exploitatie-rekening door den heer Spruijt uitgetrokken
voor het eerste jaar 50000 K. W. U. en in het zesde
jaar 200000 K. W. U. Deze cijfers zijn geheel wille
keurig genomen, want zooals de heer Spruijt zegt, (zie
pag. 315 van bijl. 32)„Ik heb daarom bij de schatting
„van het gebruik dat in Uwo gemeente te verwachten is,
„niet zoozeer rekening gehouden met de statistische
„gegevens uit andere plaatsen, dan wel met den
indruk dien ik bij mijne bezoeken aan Uwe gemeente
„ook van do fabrieken en werkplaatsen kreeg en met
„de meerdere of mindere tevredenheid van electrische
„verbruikers in andere gemeenten." Wij kunnen dus
gerust zeggen dat op dergelijke fundamenten het
gebouw niet kan worden opgetrokken.
De winkeliers zullen ook niet direct overgaan tot
het aanbrengen van electrisch licht. Waar de winkels
alhier reeds zoo overvloedig van gas zijn voorzien,
zal deze nieuwe verlichting, die weder voor hunne