292 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 December 1909. heen gebeten en wien het daarna goed is gegaan. Waar de gascommissie beweert, dat er geen klein- industrie te dezer stede bestaat, is spreker van oordeel dat dit wel degelijk het geval is klein-industrie is hier gelijk overal en we mogen hopen, dat hier als elders de electrische centrale ze tot ontwikkeling zal brengen. Wat de raming van den heer Spruijt aangaat, deze heeft rekening gehouden met het feit, dat Leeuwarden noch financiëel noch industriëel bloeiend is, zoodat de ramingen zeer bescheiden zijn en er is voor spreker dan ook geen enkele reden om ze niet te vertrouwen. Als vijfde argument zegt de gascommissie dat de aansluiting van het emplacement der Staats spoorwegen aan eene op te richten electrische centrale de onvermijdelijke nadeelige saldo's der eerste jaren zonder twijfel aanmerkelijk zou doen afnemen, maar dat dit toch geen motief mag zijn voor het in het leven roepen van eene inrichting, die voor zich zelf nog niet noodzakelijk wordt geoordeeld. Waar echter de gascommissie is begonnen te zeggen de electrische centraio komt er toch, kan spreker zich niet begrijpen, waarom zij dan nu niet van de gelegenheid gebruik maakt, waar haar bovendien bekend is dat, wanneer de Maatschappij tot Exploi tatie van Staatsspoorwegen zelf de electiiciteit gaat produceeren, de gemeente de verlichting der stations lokalen met gas eveneens kwijt raakt, wat eene vermindering van winst beteekent. En zou het waar zijn, dat de Maatschappij later ook wel zal aansluiten? Spreker betwijfelt dit zeer. Doch aangenomen dat het gebeurt, wat voor een deel afhankelijk zal zijn van de vraag of voor de eigen installatie der maat schappij hetzelfde stroomsysteem wordt gebruikter op rekenen mag de gemeente niet en het zal dan ook zeker niet gebeuren op zoo gunstig tijdstip als thans, namelijk juist bij de oprichting der gemeentelijke centrale. De maatschappij zal dan de gelegenheid afwachten, die zich toevallig voordoet, bij voorbeeld dat zij hare installatie met voordeel elders zal kunnen gebruiken. Zij zal dan aansluiten op een oogenblik, dac het haar gelegen komt, terwijl het juist nu de gemeente zoo goed past. De heer Wilhelmij zegt dat de heer Bellaar Spruijt den prijs berekent op 2 cent per K. W. U. en dat dit niet sluit met de cijfers uit de exploitatie-rekening, waarin de prijs vrij wat hooger is berekend. Ook hier geldt, wat straks reeds is opgemerkt namelijk, dat het niet fraai is dit argument te bezigen nu men zelf de schuld is, dat de heer Spruijt niet aan wezig is om het te weerleggen. Doch spreker meent, dat de weerlegging voor de hand ligt. Juist in den eerston tijd lijdt men verlies omdat men de oprich tingskosten heeft gemaakt en die niet aanstonds productief kan maken. Onder die omstandigheden is men blij met een zoo grooten klant, waarop niet is gerekend en die wel is waar niet den vollen pro ductieprijs betaalt, doch wel vijf maal zooveel als de productieprijs, wanneer daarin niet wordt gerekend rente en aflossing van het kapitaal. Onder die om standigheden brengt zoo'n klant een wezenlijke winst, immers vermindering van het noodzakelijke verlies en dio winst schijnt op f 4000.of met bij rekening van het minder verlies op do gasleverantie op 5000.per jaar niet onjuist berekend. Waar het vaststaat dat de electrische centrale er zal komen, moet de Raad niet de kat uit den boom kijken en wachten tot zij er uit valt. Door zoo te handelen zou hij in dit geval een misdaad aan de staat dat Burgemeester en Wethouders de zaak niet geheel buiten den Raad om durfden afdoen. Dit zal slaan op het prae-advies, maar dit zal toch bij den Raad moeten komen De Voorzitter interrumpeert den heor G. W. Koop- mans en doet dezen opmerken, dat de door dezen spreker bedoelde zinsnede slaat op den brief van den Directeur-Generaal der Staatsspoorwegen. De heer Koopmans vervolgt en zegt, sprekende over het doode punt, dat volgens bijlage no. 32 Burge meester en Wethouders 2 tegen 2 stonden. De Raad heeft zich nog niet uitgesproken, zoodat ook deze op zijn doode punt zit. De algemeene gang van zaken in de maatschappij brengt do oprichting eener elec trische centrale moe. Van dit standpunt wil spreker deze kwestie beschouwen. Do heer Burger heeft er al zooveel van gezegd dat spreker daarop niet behoeft terug te komen, want hij is het met dien spreker volkomen eens. Ook spreker is van oordeel dat do gemeente Leeuwarden mee zal moeten gaan. In o o vele andere groote steden zijn electrische centrales opgericht en deze dienen niet alleen voor het leveren van licht, maar ook van beweegkracht. Het is dus een zaak in het algemeen belang, groot en klein, arm en rijk profiteert er van op tweeërlei manier. De gascommissie zegt in haar rapport „liet gevaar, dat eene electrische centrale het gas verbruik op den duur aanmerkelijk zou doen afnemen, „is gebleken geheel denkbeeldig te zijn." Dikwijls is er beweerd, dat deze stelling onwaar is en er weid geredeneerd dat door de oprichting van eene electrische centrale het gasverbruik kleiner wordt. Het is thans echter een vaststaand iets, dat do gasfabriek er niet onder lijdt. Ook spreker is er van overtuigd, dat eene electrische centrale meewerkt tot bevordering der klein-industrie en hij is van oordeel dat de gemeente, waar de groot-industriëel zich zelf helpt, de kleintjes moet behulpzaam zijn om van de nieuwe uitvindingen te profiteeren. Wat het financiëel gedeelte betreft, spreker hoopt j straks van den voorzitter der gascommissie te hooien, hoe het komt dat het verlies kan worden gedekt zonder verhooging van den Hoofdelijken Omslag. Dat do kosten der centrale op dien Hoofdelijken Omslag zouden drukken was eerst het motief om niet tot oprichting over te gaan. Ook do heer Spruijt is mede door de verklaring van den heer Oosterhoff van gedachten veranderd. Is nu de tijd gekomen om een electrische centrale op te richten? Spreker meent deze vraag bevestigend te moeten beantwoorden. Wanneer men jong is en graag wil trouwen en er is geen betrekking open, wordt er ernstig naar iets gezocht voor een paar gehuwde lieden. Lukt dit, dan neemt men de yeleyenheid te haat om te trouwen. Zoo staat het nu ook met de aanbieding der Maat schappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Wan neer Leeuwarden tot de oprichting moet komen, acht ook sprekor den tijd nu gekomen. Wanneer de oprichting eener centrale van gemeentewege overgaat, zal de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor wegen zelf de zaak ter hand nemen en zich niot aansluiten. Er zou nog slechts éèn argument zijn om er tegen te zijn en wel dit, dat het groot bedrijf reeds zelf de olcctricitcit opwekt. Dit is waar, maar als de centrale er eenmaal is, zullen die bedrijven, gemeente begaan De heer G. W. Koopmans meent, dat het niet wel mogelijk is om, zooals de vorige spreker wil, vlug een besluit te nemen omdat de zaak als het ware op zijn doode punt staat. In bijlage no. 32 toch waar weer vernieuwing van machines noodig is, zich. zeker aansluiten. Men heeft geen vasten grond voor rentabiliteit. Neen Maar mot de gasfabriek en do telephoon was het evonzoo. Daar had men ook niet de minste zekerheid dat die inrichtingen rendabel zouden worden. Spreker zal voor een eventueel voorstel tot oprichting stemmen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 December 1909. 293 De heer Baart de la Faille acht het, waar zeker bij een groot deel der raadsleden nog geene gevestigde opinio bestaat omtrent de noodzakelijkheid en de wenschelijkheid van de oprichting eener electrische centrale, van groot belang om, alvorens zijn stem te bepalen, alle argumenten vóór en tegen te hooren. In het college van Burgemeester en Wethouders heerscht te dezer zake verschil van opinie, bij don Raad zal zulks ook wel het geval zijn. Het is ver kwikkelijk te hooren met welk een enthousiasme de heer Burger de oprichting eener centrale heeft ver dedigd, als noodzakelijk voor onze stad, die met haren tijd mee moet gaan. Het is verkwikkelijk zulk een uiting van geloof in het tegenwoordige en in de toekomst onzer stad te hooren. Spreker is echter van oordeel dat de Raad wel doet zich niet aanstonds door dat vuur te laton verblinden, maar een open oog te hebben voor de bezwaren, verbonden aan de zaak die ons thans bezig houdt. Het heeft spreker gefrappeerd dat de heer Burger zijn geheele plei dooi heeft gebaseerd op de praemisse de centrale moet er komen. Do praemisse is afkomstig van de gascommissie en de heer Burger maakt dit geloof tot het zijne. Spreker waagt het een oogenblik zijn twijfel aan dit geloof uit te spreken. Tegen tal van nuttige instellingen, die in den loop der jaren aan do orde zijn geweest, zijn ook vroeger tal van bezwaren geopperd. Sprekor heeft altijd behoord tot diegenen, welke die instellingen met enthousiasme hebben verdedigd, wanneer zij overtuigd waren van de wenschelijkheid en de noodzakelijk heid om die zaken in het leven te roepen. Hij denkt in dit verband aan do waterleiding. Niet vele van do tegenwoordige raadsleden hebben de debatten, welke over deze zaak zijn gevoerd, meegemaakt. Spreker zelf heeft bohoord tot de warmste verdedigers, heeft zelf het rapport gesteld en het geluk gehad de waterleiding er door te krijgen, zij het dan ook met eene meerderheid van 1 stem. De waterleiding was een levensbehoefte voor do stad, welke van eene be hoorlijke watervoorziening was verstoken de nood was zoo erg dat spreker zich aldus uitdrukte Leeuwarden schreeuwt om water. Met de kwestie der electrische centrale is het iets anders. In do Memorie van Toelichting heeft spreker eene uitdrukking gevonden, waarbij hij zich voorloopig aansluit. Het komt hem voor dat eene electrische centrale een weeldeartikel is. Waar wij het voorrecht hebben dat do gasfabriek eene flinke uitbreiding heeft ondergaan en het gaslicht voldoende is, is de behoefte aan electrisch licht nog niet zoo overwegend. De onkosten en de risico daarvan komen spreker inder daad groot voor. De electrische centrale heet de gangmaker van het gas, maar het is niet wcnschelijk de behoefte zoo op te voeren dat de gemeente en de ingezetenen een belangrijk risico aanvaarden. Spreker wil niot beweren dat de centrale er niet komt. Wanneer de behoefte eraan werkelijk blijkt, wil ook spreker een gunstig oogenblik aangrijpen en op getij visschen. Leeuwarden neemt een bescheiden plaats in onder de gemeenten van ons land. De financiëelo toestand is niet rooskleurig. Do Hoofdelijko Omslag heeft een cijfer bereikt dat voor do ingezetenen drukkend is. Evenals de heer G.W. Koopmans, zal ook spreker gaarne van den wethouder vernemen, waarom bij de oprich ting eener electrische centrale de Hoofdelijke Omslag niot behoeft te worden verhoogd. Spreker is nu nog wankelend en ziet de verdere discussion met belang stelling tegemoet. O O De heer Hartelust had thuis eene serie aanteekenin- gen gemaakt, die hij echter tot zijn leedwezen heeft vergeten. Daarin is echter op uitstekende wijze voorzien door den heer Burger, die zoo uitvoerig en zoo uitnemend heeft gezegd, wat spreker ook in het midden had willen brengen, dat spreker van dit vergeten geen spijt heeft. Hij kan zich bij het betoog van den heer Burger en bij diens bestrijding van de argumenten der gascommissie volkomen aansluiten. Spreker is van oordeel dat de electrische centrale in de toekomst een groot voordeel zal aanbrengen. Het is toch in de eerste plaats niet de bedoeling de electiiciteit te gebruiken als weeldeartikel voor verlichting, maar voor drijfkracht. In verschillende plaatsen, waar die op het klein-bedrijf is toegepast, is het opmerkelijk, hoe de industrie is toegenomen. Niemand nu zal spreker betwisten, dat het van het hoogste belang is dat industrie en nijverheid zich uitbreiden. Spreker heeft zich dan ook dikwijls afgevraagdwat doet de gemeente om die industrie en nijverheid te bevorderen en daarop geantwoord weinig. Nu is de gelegenheid open om dit te doen. Spreker weet wel dat men te dezer zake optimisten pessimist kan zijn daarover valt niet te twisten. Hij zelf is op dit punt optimist. In onze provincie wordt in den regel alleen gedacht aan den landbouw en do koeien. Dat is de kurk, waar de provincie op drijft. Over industrie en nijverheid wordt zelden een goed woord gesproken. De heer Baart de la Faille heeft over do hooge lasten en den drukkenden Hoofdelijken Omslag gespro- kon. Spreker is het met dat raadslid eens, dat de gemeente veel schuld heeft. De menschen met een gespekte beurs vertrekkende overblijvende belasting betalende ingezetenen echter moeten zien daarvoor oen surrogaat te krijgen. Dit surrogaat is industrie en nijverheid, waardoor meer welvaart wordt aangebracht dan door renteniers en gepensionneerden. Die industrie en nijverheid wordt bevoordeeld door de oprichting eener olectrische centrale. Spreker heeft dan ook, wanneer het tot oprichting komt, vertrouwen in de toekomst en is van oordeel, dat het nu tijd is ermee te beginnen. De heer de Jong wil de voordeelen, aan de oprichting eener electrische centrale verbonden, niet onderschatten. De Raad dient echter goed te overwegen of de tijd voor de oprichting wel gunstig is. Wij hebben nu toch pas eene uitgave gehad van 4 ton voor de gasfabriek, nu zal ei- voor do electrische centrale weer 3 ton noodig zijn. De gemeente komt hierdoor op zware, zeer zware lasten. Het wil spreker Amorkomen, dat de heer Burger, die Leeuwarden, als het niet eene electrische centrale krijgt, vergelijkt met een dorp in een achterhoek, overdrijft. Dit geldt ook voor de redeneering van den heer Burger, dat de tegenstand tegen do oprichting der electrische centrale is te vergelijken met den tegenstand tegen den spoortrein, omdat men de oudo wagentjes voldoende vond. Volgens deze redeneering van den heer Burger is er dus evenveel verschil tusschen gas en electriciteit, als tusschen den spoortrein en de oude wagens of karretjes, vroeger in gebruik. Vooral de verdere redeneering van den heer Burger is overdreven n.l. waar hij betoogde, dat, als men electrische drijfkracht zou maken, het klein-bedrijf in staat zou zijn, te kunnen concurreeren met het groot bedrijf. Spreker is van oordeel, dat de maat schappelijke ontwikkeling toch wel voldoende aantoont, eiken «lag, dat het klein-bedrijf niet oproeien kan tegen het grootbedrijf. Het klein-bedrijf lijdt een kwijnend bestaan. Hot is een onmogelijkheid, dat de kleine ambachtsman ooit in staat zai zijn, te kunnen concurreeren tegen het grootkapitaal. Het kleinbedrijf verdwijnt met den dag meer en meer en het feit,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 4