296 Versing van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 December 1909. gaat zetten zal loopen jongman zich en men op een komt tot de conclusie dat zij uit tekort, dan zal geen verstandig daaraan wagen. Spreker kan zich ook den man van zaken niet voorstellen, die, wetende dat er 40,000.moet worden geofferd, zonder eenige zekerheid te hebben ooit dat verlies in te halen, zijn stem zal geven aan een voorstel tot oprichting van een bedrijf, waarvan de uitkomsten zoo twijfelachtig zijn. Spreker durft zijn stem niet geven omdat, waar slechts enkele ingezetenen zullen profiteeren, allen worden getroffen in de belasting. Het advies van den heer Bellaar Spruijt van 7 November 1908 sluit met dezen zin ,.ik zou U daarom in overweging willen geven, met „een voorstel tot het oprichten eener centrale te ..wachten, gemaakte daarna geheel gezegd totdat de druk, die door de „werken is veroorzaakt, zoover verminderd zal zijn, „dat de lasten der centrale gedragen kunnen worden, „zonder dat daarvoor een aanmerkelijke verhooging „van den Hoofdelijken Omslag noodig zal wezen. Dit oordeel van den heer Spruijt is nog geen jaar contrarie, omdat de heer Oosterhoff heeft dat de kosten niet zullen drukken op den Hoofdelijken Omslag en omdat de Staatsspoor 50000 K. W. U. afneemt. Dit laatste argument wordt te niet gedaan door de redeneering van den heer Komter, althans door de becijfering van Dr. de Gelder, die uitgerekend heeft dat de gemeente in plaats van 5000.voordeel te hebben van de aansluiting der Staatsspoor, aan die maatschappij 5000.cadeau doet. Dit blijkt toch duidelijk uit de berekeningen van Dr. de Gelder, waar deze mededeelt, dat overal elders het Rijk 20 ct. per eenheid betaalt in plaats van 10 ct., tegen welken prijs de Maatschappij wil contracteeren. Spreker is overigens ook zeer verlangend van den wethouder Oosterhoff te vernemen, welk potje hij achteruit heeft om de f 40,000.te dekken, het hoofdargument voor de omkeer in de zienswijze van den adviseur Spruijt. De heer Oosterhoff verkeert bij de behandeling dezer zaak in eene eigenaardige positie Niet alleen behoort spreker tot de minderheid in het Dagelijksch Bestuur, welke de oprichting wenscht, doch ook in de gascommissie staat hij alleen tegenover zijne mede hij, zelfs na ernstige overweging, besluiten van standpunt te ver leden. Toch heeft er niet toe kunnen anderen. Spreker gelooft echter dat, als men de zaak kalm bekijkt, de afstand tusschen het Dagelijksch Bestuur en de gascommissie en zij die de oprichting wenschen, niet zoo groot is als het oppervlakkig schijntvan geen der tegenstanders immers hebben wij eene principiëele bestrijding van de oprichting eener electrische centrale gehoord. Het geheele ver schil zit alleen hierin zal men nu of Later tot die oprichting overgaan. Alleen de heer Baart de la Faille heeft twijfel aan de waarschijnlijkheid eener latere oprichting uitgesproken, maar van niemand anders heeft spreker dit argument vernomen. De gascommissie is voor uitstel hoofdzakelijk op grond van twee overwegingen, n 1 1°. dat de be- i hoefte nog niet bestaat, en 2°. dat ook later nog wel zal aansluiten. De beoordeeling van het eerste punt is uiterst moeielijk. Dit valt van te voren niet uit te maken, want zoo ooit, dan is zeker in dit geval waar: onbe kend maakt onbemind. Te dezen opzichte kan men niet beter doen dan bij andere gemeenten in de leer te gaan. Nergens is van te voren de behoefte geble ken deze kwam, of beter nog, werd eerst merkbaar na de oprichting. De ervaring in verschillende steden, als Groningen. Haarlem. Utrecht, Leiden, Nijmegen en andere heeft dit duidelijk aangetoond. In slechts enkele dezer plaatsen bestond eene con- creete aanleiding voor het oprichten van eene electri- citeitsfabriek, n.l. te Rotterdam voor de havenwerken en te Haarlem voor krachtlevering aan de nieuwe gasfabriek. In Groningen is de centrale opgericht omdat de concessie-aanvragers drongen, maar daarin lag nog geen bewijs dat de burgerij behoefte had aan electrisch licht. Hoogstens zou men kunnen be weren, dat enkele energieke mannen die behoefte daar hebben verondersteld. En de practijk heeft aange toond, dat men goed had gezien. In het rapport van den heer Bellaar Spruijt wordt omtrent Haarlem immers medegedeeld, dat daar bij de oprichting slechts 14 motoren werden aangesloten terwijl er in 1908 niet minder dan 161. aanwezig waren. Het aantal gasmotoren ging in dienzelfden tijd slechts met 13 achteruit. Hieruit blijkt dat de behoefte bestond, al was die van te voren niet ge- bleken. In verschillende andere plaatsen heeft zich hetzelfde verschijnsel voorgedaan. Wat het tweede motief betreft, dat de Staatsspoor zich later ook wel zal aansluiten, het is natuurlijk moeielijk van te voren met zekerheid te zeggen dat dit niet het geval zal zijn. Wanneer de maatschappij echter eenmaal zelf eene installatie heeft gemaakt,- ligt het voor de hand dat zij zich niet bij de ge meente zal aansluiten alvorens die is verbruikt en daarover kan een vrij lange reeks van jaren verloopen. Er is bovendien geen enkel station der Staatsspoor wegen aangesloten bij eene gemeentelijke centrale. De maatschappij heeft zelf ingenieurs voor het elec trisch bedrijf en spreker kan zich voorstellen, dat deze, tenzij in zeer bijzondere gevallen, zullen advisee- ren tot oprichting eener eigen installatie, inplaats van aansluiting aan eene gemeentelijke centrale. De heer Wilhelmij is begonnen bezwaren in te brengen tegen de ramingen en cijfers van den adviseur en hetzelfde is gedaan door den heer Komter. Spreker kan niet nalaten er, evenals de heer Burger, den nadruk op te leggen, dat genoemde heeren, waar zij het voornemen hadden de cijfers aan te tasten, hadden moeten trachten te bewerken dat de heer Spruijt in deze vergadering tegenwoordig ware geweest, omdat hij zich te dien opzichte beter zou hebben kunnen verdedigen, dan spreker dat zal kunnen doen. Ook kan spreker zich niet begrijpen waarom de heer Komter zooveel meer waarde schijnt te hechten aan degege- van dr. de Gelder, waar toch ook onze adviseur bekwaam man bekend staat. Spreker aan te toonen, dat de Komter bovendien niet mededeelingen volkomen juist de Staatsspoor vens als een zeer hoopt straks van den heer zijn. De heer Wilhelmij heeft gezegd dat de gegevens van den heer Bellaar Spruijt berusten op denindjuk, dien hij van do stad heeft gekregen. Dit is voor een groot deel waar, maar allerminst mag daaruit de gevolgtrekking worden gemaakt, dat hij er maar zoowat een slag naar heeft geslagen. Toen zijn eerste rapport was ingekomen en de gascommissie daarin geen voldoende gronden had gevonden voor het zich vormen van eene opinie is aan den heer Bellaar Spruijt gevraagd hoe hij tot zijne conclusie gekomen was. Hij heeft toen geantwoord, dat hij zich een beeld heeft gevormd van de stad, van de wijze van verlichting, het aantal motoren enz. Daarna heeft hij zijne berekeningen gemaakt en de zoo verkregen uitkomsten, en hierop dient de aandacht gevestigd, getoetst aan de in andere plaatsen verkregen resul taten. Zijne ramingen zijn toen juist gebleken. De heer Wilhelmij heeft verder gesproken, dat hier weinig industrie is en dat het argument dat de cen trale die industrie zou bevoordeelen, niet sterk is. Spreker is van oordeel, dat de klein-industrie hier niet minder vertegenwoordigd is dan elders. Uit de rapporten toch blijkt dat in Delft bij de oprichting aanwezig waren 56 motoren, in Haarlem 74 en in Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 December 1909. 297 Leeuwarden 64. Uit die cijfers blijkt voldoende, dat de klein-industrie hier niet in mindere mate wordt uitgeoefend dan in andere plaatsen, waar tot oprich ting eener electrische centrale is besloten. Spreker meent zich wel ontslagen te kunnen rekenen om aan te toonen, dat de electromotor voor de klein-industrie van groot belang is, daar dit immers van algemeene bekendheid is. Nog wordt er beweerd dat het verbruik ook te hoog is geraamd. Spreker heeft nagegaan hoe dit elders is geweest en is tot de volgende conclusie gekomen Gouda per 1000 inwoners 2500 K. W. U. Enschede 5750 Baarn 5506 Groningen4824 Ter Neuzen 2863 terwijl voor Leeuwarden is geraamd 2777 K. W. U. per 1000 inwoners. Het komt spreker dan ook voor dat men moeilijk kan volhouden dat de raming voor hier te hoog is. Door den heer Wilhelmij wordt in twijfel getrok ken of de productiekosten, die de heer Bellaar Spruijt opgeeft voor de verlichting der terreinen van de Staatsspoor, niet te laag zijn. Het heeft spreker verbaasd dat de heer Wilhelmij dezen twijfel heeft geopperd. Dit raadslid toch is zelf bij de voorafgaande besprekingen tegenwoordig geweest, toen door den heer Spruijt duidelijk is aan- o-etoond, dat dit bedrag mag worden aangenomen. Hij is nl. begonnen met voor Leeuwarden eene installatie te ontwerpen overeenkomstig de te verwachten afname, zonder rekening te houden met de Staatsspoor. Nadat gebleken was dat de Staatsspoor zich wenschte aan te sluiten, behoefde de installatie niet grooter te worden gemaakt en daarom juist kunnen de produc tiekosten der aan haar te leveren electriciteit zoo enorm laag geraamd worden en kan het bedrag, te ontvangen voor den geleverden stroom, als zuivere winst worden aangemerkt. Iets anders zou hot zijn, wanneer de installatie ten gevolge dier aansluiting had moeten worden vergroot. Het door den heer Burger gesprokene geeft spreker aanleiding tot het maken van eene enkele opmerking en wel over de in de eerste jaren te lijden verliezen. Spieker wil er op wijzen dat men zich niet de illusie moet maken, dat de gemeente, als de oprich ting eenige jaren wordt uitgesteld, er zonder verlies af zal komen. De ervaring toch heeft geleerd, dat er in de eerste jaren overal met verlies wordt gewerkt. De aansluitingen gaan toch niet zoo hard en er gaat altijd eenige tijd voorbij, voordat men wat meer algemeen aan het gebruik van electriciteit gewend is geraakt. Al wacht de gemeente ook 20 jaar, daarin zal toch geone verandering komen. De heer G. W. Koopmans heeft betoogd, dat de oprichting eener centrale geen aanleiding zal geven tot verminderd gasverbruik. Spreker is het daarmede volkomen eens en wenscht ten bewijze daarvan een paar sterk sprekende voorbeelden te noemen. Te Enschedé, zou ter ontlasting van de gasfabriek, die te klein was, eeno electrische centrale worden opge richt, maar wat bleek al spoedig? Dat er een nieuwe gasfabriek bij moest worden gebouwd. Hetzelfde verschijnsel heeft zich voorgedaan in Arnhem, waar de gemeente in 1907 een centrale heeft opgericht. Word in 1906, 9.873.000 M3. gas gebruiktin het eerste jaar na de oprichting steeg dat tot 10.082.000 M8. Verder heeft de heer Koopmans evenals de heer Feddema zijn vorlangen te kennen gegeven om te vernemen, hoe spreker do koston van de Centrale dacht te bestrijden zonder verhooging van den Hoof delijken Omslag. Spreker heeft gemeend dit te mogen zeggen, omdat tengevolge van de aansluiting der Staats spoor de verliezen met 4000.—, men kan gerust zeggen met f 5000.— per jaar zullen verminderen. Over de 5 jaar zal dan het geheele verlies 20,000 be dragen, maar, waar dit allereerst uit het bedrijfs kapitaal van 12.000 kan worden gedekt, blijft er over 5 jaar een totaal verlies van 8.000 over. Spreker acht het niet onmogelijk dit uit de gewone inkomsten te dekken zonder verhooging van den Hoofdelijken Omslag. De heer Baart de la Faille heeft te kennen ge geven dat hij eene electrische centrale voor Leeu warden als een luxe-artikel beschouwt. Die bewering gaat niet op daargelaten het groote nut van electriciteit voor de klein-industrie en de behoefte er aan voor ziekenhuizen, photographische ateliers, juweliers, bloemenwinkels en andere, gelooft spreker dat de gemeente goed doet met op de hoogte van den tijd te blijven. In de nabijheid onzer ge meente liggen eenige kleine, maar zeer nijvere en energieke plaatsen. Wanneer hier eene electrische centrale wordt opgericht, is de mogelijkheid niet uit gesloten dat zich de eene of andere industrie van daar naar hier verplaatst, terwijl, als de oprichting wordt uitgesteld en zij ons daarin voor mochten zijn, het mogelijk is, dat het tegenovergestelde zou ge schieden. Met het oog daarop is de centrale als iets anders dan als een weelde-artikel te beschouwen. De heer J. Koopmans is zoo vriendelijk geweest spreker, naar aanleiding van het rapport der Com missie voor de Gemeentelijke Gasfabriek, enkele vrien delijke woorden toe te voegen. Ook heeft hij spreker welwillend inzage verstrekt van de door hem genoemde stukken, betrekking hebbende op de tramplannen in de provincie Groningen. Het doet spreker daarom leed, dat hij, niettegen staande dat alles, den heer J. Koopmans toch zal moeten bestrijden. Dit raadslid heeft de vraag ge daan of het niet beter is af te wachten wat in de toekomst misschien staat te gebeuren en daarbij ge wezen op het feit dat men tegenwoordig groote cen trales voor geheele streken gaat oprichten, zooals bij voorbeeld in Zuid-Holland, Zuid-Limburg, Oostelijk Brabant, Twente en 't Gooi. De mogelijkheid daar van hangt echter af van de bijzondere omstandig heden, waarin zulk eon streek verkeert. In Zuid-Holland, in het Gooi waar de plaatsen zoo dicht bij elkander liggen, of in Zuid-Limburg en Twente, waar zeer veel industrie is, zal zooiets moge lijk zijn. Maar in onze provincie, waar geen van beide het geval is, zou het minder gemakkelijk gaan. In Groningen, waar ook van een dergelijke cen trale sprake is, is het de bedoeling een tram te leg gen met electrische kracht. Daar is een netvanllO K.M. ontworpen. Hier bestaat reeds een net van 17o K.M. en is de kans op uitbreiding niet groot, terwijl het bovendien lijnen zijn waarvoor concessie is ver leend en althans voorloopig geen electrische kracht kan worden voorgeschreven. In verband hiermede dient de nadruk gelegd op do volgende uitlating van den heer E. .1. Scholten, voorkomende in zijn schrijven aan Gedeputeerde Staten van Groningen d.d. 15 October 1909 „Ook zal zonder oen electrische tram de exploitatie van eene groote centrale voor de geheele provincie Groningen wel in afzienbaren tijd niet mogelijk zijn." Nu weet spreker wel, dat er in onze provincie veel polders te bemalen zijn, maar de groote afstan den, hier en daar zonder een enkelen afnemer, zouden zoo'n groot kabelnet eischen, dat aan do rejitabiliteit van een dergelijke centrale mot recht mag worden getwijfeld. De lieor Komter heeft eenige fiuancieelo beschou wingen ten beste gegeven. Spreker voelt, misschien omdat hij geen wethouder van financiën is, voor die

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 6