52 Verslag van de handelingen van den gi Art. 27 wordt, aldus gewijzigd, vastgesteld. De artikelen 28—33 worden ongewijzigd vastgesteld. Aan de orde is artikel 34. De beraadslaging wordt geopend. De heer Feddema noemt dit een slim artikel. Bij de behandeling der begrooting heeft spreker reeds er op gewezen, dat hij het genoegen heeft bij het Wilhelminaplein te wonen, waar in strijd met de verordening op de marktpolitie kippenmarkt wordt gehouden. De honden, die met de kooplieden ter markt komen, veroorzaken veel last en het is moeielijk voor de politie om aan te toonen dat een eigenaar niet alles heeft gedaan om te voorkomen dat zijn hond huilt, blaft of jankt. Voor eenige maanden echter is een meisje ernstig gebeten. Bovendien ver oorzaken de honden veel hinder aan de bij het Wil helminaplein staande inrichting voor onderwijs. Spreker vindt in een en ander aanleiding voor te stellen het artikel te lezen dat op marktplaatsen de honden worden afgespannen en binnenshuis worden gestald en dat deze binnen een bebouwde kom enz. De heer Burger is van oordeel dat de heer Feddema zijn doel beter zal bereiken als hij, datgene wat hij nu voorstelt, in een apart artikel belichaamt. Dat zou dan misschien wel in deze afdeeling passen. De Voorzitter acht aanvulling van het artikel over bodig. De hoer Feddema beoogt den last to ver mindoren, dien de Rijks Hoogere Burgerschool van de honden heeft. Het artikel zelf nu dwingt den eigenaar te zorgen dat zijne honden geen hinder ver oorzaken. Om gedaan te krijgen wat de heer Feddema begeert is dus geen aanvulling noodig. De heer Feddema heeft reeds gezegd, dat het een slim artikel is en dat het niet to constateeren is of een eigenaar niet heeft gezorgd dat zijn hond niet jankt, huilt of blaft. Spreker meent dat nog nooit proces verbaal is opgemaakt van een dergelijke over treding. Hij is van oordeel dat men om een goede bepaling in het leven te roepen moet verbieden de honden voor de karren te houden. Wanneer de eige naar zich verwijdert en de honden blijven voor de kar, worden zij onrustig en beginnen zij te blaffen, waardoor aan de Rijks Hoogere Burgerschool veel last en hinder wordt veroorzaakt. Spreker wil aan den wenk van den heer Burger gevolg geven, maar zou gaarne zien dat de Raad een dwingende bepaling betreffende het afspannen der honden in het leven riep. Wanneer dit niet geschiedt, gebeurt er te eeniger tijd weer een ernstig ongeluk. Spreker stelt voor achter artikel 34 een nieuw artikel te laten volgen luidende „De bestuurder van een hondenwagen, bespannen met een of meer honden, is verplicht op marktplaat sen zijn honden af te spannen en binnenshuis te stallen." De heer Baart de la Faille zegt, dat de heer Fed dema gewezen heeft op den last die de honden ver oorzaken. Spreker kan zich van harte vereenigen met eene bepaling, waarbij zij worden geweerd. Hij wenscht echter nog op een ander kwaad te wijzen n.l. dit: dat de honden dikwijls lijden aan huidziekte en soms zeer erg. In 1903 heeft de gezondheids commissie Burgemeester en Wethouders op dit euvel van Leeuwarden van Dinsdag 22 Maart 1910. gewezen en gevraagd of er niet eene bepaling kon worden gemaakt die honden, als zij van buiten komen, te weren, en als zij hier thuis behooren, af te maken. Nu hier een artikel in behandeling is dat over de honden spreekt, wil spreker eene bepaling maken waarbij de eigenaar wordt verplicht te zorgen dat zijne honden, indien ze aan huidziekte lijden, zich niet op straat vertoonen. Spreker noemt huidziekte in het algemeen, omdat het, bij het noemen van de veel voorkomende huidziekte, moeielijk uit te maken is of de dieren daaraan lijden. De heer Burger zegt dat het hem blijkt dat de door den heer Feddema ontworpen bepaling niet in deze verordening thuis behoort, maar in de verorde ning op de marktpolitie. Spreker geeft den heer Feddema dan ook in overweging zijn voorstel in te trekken. De Commissie voor de strafverordeningen kan dan overwegen of aanvulling van de verordening op de marktpolitie in den geest van den heer Feddema noodig is. Wat het door den heer Baart de la Faille geopperde idee betreft, wanneer een strafbepaling wordt gemaakt, luidende zooals dat geachte lid ze heeft ontworpen en aan spreker ter hand gesteld, moeten de honden worden gestraft. Dit is in Neder land nog niet gebeurd. Wanneer de heer Baart de la Faille zijn denkbeeld beperkt tot trekdieren die binnen de gemeente worden gebruikt, is het iets anders. De te maken bepaling behoort dan echter in de vierde afdeeling, over het rijden, te worden ondergebracht. Het is moeilijk deze kwestie incidenteel te beslissen. De heer Baart de la Faille heeft wel begrepen dat het moeilijk is en dat deze kwestie niet incidenteel kan worden beslist. Spreker heeft echter alleen do aandacht op dit euvel willen vestigen. Wanneer het mogelijk is deze zaak bij aparte verordening te rege len, zal dit spreker dan ook zeer aangenaam zijn. De Voorzitter vraagt den heer Feddema of deze zijn voorstel intrekt en of hij spreker van den heer Feddema een voorstel tot wijziging van de verordening op de marktpolitie kan tegemoet zien. De heer Feddema antwoordt bevestigend. De Voorzitter deelt mede dat de heer Feddema zijn voorstel heeft ingetrokken. Het maakt alzoo geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 34 wordt ongewijzigd vastgesteld. Aan de orde is artikel 35. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans wil onderdeel 2 van dit arti kel schrappen. Spreker meent dat hazardspel verboden is en dat ook de Burgemeester daartoe geen toe stemming kan verleenen. De Voorzitter antwoordt dat de redactie is gesteld overeenkomstig artikel 457 Wetboek van Strafrecht, waarbij den Burgemeester de bevoegdheid is gegeven vergunning te verleenen tot het houden van hazardspel. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 35 wordt ongewijzigd vastgesteld. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Maart 1910. 53 Artikel 36 wordt ongewijzigd vastgesteld. Aan de orde is artikel 37. De beraadslaging wordt geopend. De heer Baart de la Faille heeft bij artikel 24 groote tolerantie gepleit voor het maken van glijbanen. Dit artikel zou hij daarentegen streng willen zien gehand haafd. Dat de kinderen onder elkander sneeuwbal gooien, ziet spreker met genoegen, dat zij echter een grootcn last veroorzaken aan voorbijgangers van eiken leeftijd, stand, waardigheid of sexe, raakt kant noch wal. Spreker hoopt dat de politie te dezen opzichte strenge orders krijgt. De Voorzitter wijst er op dat dit artikel nieuw ontworpen is, iets wat wel tot tevredenheid van den heer Baart de la Faille zal zijn. Tegen overtreding ervan is eene belangrijke straf bedreigd, waaruit blijkt, dat het feit als eene belangrijke overtreding wordt beschouwd. De naast de artikelen geplaatste straffen geven don ernst aan die de commissie aan de feiten toekent. De beraadslaging wordt gesloten. De artikelen 3738 worden ongewijzigd vastgesteld' Aan de orde is artikel 39. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tijsma geeft in overweging in te lasschen na „voertuigen", het woord „rijwielen". De Voorzitter meent dat daarin is voorzien bij artikel 103. De heer Tijsma wil in dit artikel eene bepaling opnemen, waarbij het verboden is op een in gang zijnd rijwiel te springen. De heer Burger acht de toevoeging niet noodza kelijk, hoewel er wel verschil bestaat. Artikel 103 stelt den bestuurder strafbaar, artikel 39 dengene die er op springt. De Commissie heeft echter geen be zwaar de aanvulling over te nemen. Artikel 39 wordt, aldus gewijzigd, vastgesteld. Aan de orde is artikel 40. De beraadslaging wordt geopend. De heer Berghuis meent dat in sub 3ö, waar staat „rijtuigen", „voertuigen" moet staan. De heer Tijsma antwoordt dat de Commissie deze wijziging overneemt. Do heer Lautenbach zou gaarne zien dat een verbod werd uitgevaardigd tegen het luidkeels venten op Zondag op bepaalde uren. Dit gebeurt dikwijls. Spreker weet niet waar dit thuis behoort en vraagt of de Voorzitter hem daaromtrent kan inlichten. De Voorzitter deelt mede dat de heer Lautenbach hem gisteren met zijn wensch te dezen opzichte in kennis heeft gesteld en dat hij sedert de zaak heeft overwogen. Hij is van oordeel dat het onderwerp door de Zondagswet van 1815 is geregeld, althans aan zich getrokken, zoodat het hier niet nader kan worden opgenomen. Die wet staat toch in artikel 2 nadrukkelijk toe dat „geringe koopwaren" op den Zondag op de openbare straat worden uitgestald en verkocht en draagt in artikel 5 aan de plaatselijke politie op, zorg te dragen te voorkomen dat de gods dienstoefeningen hinder ondervinden van bewegingen en gerucht in de nabijheid der kerkgebouwen. Waar de heer Lautenbach nu begeert het luidkeels venten van die koopwaren op den Zondag gedurende de godsdienstoefeningen strafbaar te stellen, betreedt hij het terrein dat de Zondagswet aan zich trok en komt het spreker voor dat de gemeentelijke wetge ver zoodanige verbodsbepaling niet kan maken. De heer Lautenbach is van oordeel dat tot nu toe de hand er niet genoeg aan wordt gehouden. Bij het uitgaan der kerken is er een agent, tijdens de godsdienstoefening echter niet. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 40 wordt hierna vastgesteld. Aan de orde is artikel 41. De beraadslaging wordt geopend. De heer Berghuis vraagt of hier in de plaats van voetstraat niet trottoir kan worden geplaatst. De Voorzitter antwoordt dat er naar gestreefd is de verordening zooveel mogelijk in het Nederlandsch uit te geven. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 41 wordt ongowijzigd vastgesteld. Aan de orde is artikel 42. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans heeft uit het woord „kloeten" begrepen dat men de schipperij op het oog had. Het is toch zeker ook de bedoeling te verbie den, dat schippers in het remmingswerk der bruggen steken. De heer Tijsma antwoordt dat deze kwestie gere geld is bij Provinciaal Reglement. De beraadslaging wordt gesloten. De artikelen 4246 worden ongewijzigd vastgesteld. Aan de orde is artikel 47. De beraadslaging wordt geopend. De heer Burger wenscht naar aanleiding van dit artikel eene opmerking te maken. In de artikelen 19 en 22 is op voorstel van den heer Berghuis in- gelaschtbehalve van deii rechthebbende. Spreker zou daar liever voor in de plaats zien de uitdrukking die ook hier staat: zonder daartoe gerechtigd te zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 5