60
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 April 1910,
IV. Rapporten.
De heer Burger rapporteert dat de commissie, belast
geweest mot het onderzoek omtrent een verzoek van
heeren Voogden der Stads-Armenkamer om af- en
overschrijving van posten op de begrooting dier
instelling, dienst 1909, geene aanleiding heeft ge
vonden tot het maken van op- of aanmerkingen,
weshalve zij voorstelt de gevraagde machtiging tot
af- en overschrijving te verleenen.
De Voorzitter stelt voor het rapport in eene vol
gende vergadering in behandeling te nemen, onder
dankbetuiging aan de commissie voor den door haar
verrichten arbeid.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
V. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermeldo punten.
1. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake het adres van den arts TL F. J. XJffelie alhier,
om hem opnieuw voor een driejarig tijdvak te belasten
m< t de genees- en heelkundige behandeling van behoeftigen
in de gemeente.
Met 19 stemmen, één briefje is in blanco ingeleverd,
wordt herbenoemd de heer W. F. J. Uft'elie.
2. Het ontwerp-adres aan H. M. de Koningin, hou
dende beroep tegen het besluit van Gedeputeerde Staten,
waarhij aan eene wijziging der gemcentebegrooting, dienst
1910, goedkeuring is onthouden.
Het voorstel der Commissie ad hoe luidt
Aan den Gemeenteraad.
Ter voldoening aan de opdracht, ons verstrekt in
Uwe Vergadering van 22 Maart 1.1., hebben wij de
eer U hierbij in ontwerp ter vaststelling aan te bieden
een aan H. M. de Koningin te richten adres, houdende
beroep tegen het besluit van Gedeputeerde Staten
dezer provincie, waarbij goedkouring is onthouden
aan het raadsbesluit van 22 Februari 1.1. tut wijziging
der gemeente-begrooting voor 1910, in verband mot
den bouw eener gemeentelijke electrisclie centrale.
Leeuwarden, 1 April 1910.
De Commissie ad hoe,
J. OOSTERHOFF.
A. BURGER.
B. HARTELUST.
ONT WERP.
Aan Hare Majesteit de Koningin.
Geeft met den meesten eerbied te kennen de Raad
der Gemoento Leeuwarden, dat in zijne vergadering
van den 21sten December 1909 op voorstel van twee
zijner leden werd besloten tot de oprichting van eene
gemeentelijke centrale voor de levering van electri-
citeit voor verlichting en industriëele doeleinden
dat in de raadsvergadering van den 8stt'n Februari
1910 door Burgemeester en Wethouders werd voor
gesteld en door den Raad werd besloten om in de
begrooting der gemeento eene wijziging aan te brengen,
strekkende om onder de uitgaven op te nemen een
bedrag van f 5000.wegons kosten van voorberei
ding van de oprichting eener electrisclie centrale en
onder de ontvangsten eveneens een post van 5000.—
voor „tijdelijke geldleening ter voorziening in do
uitgaven voor buitengewone werken"
dat bij resolutie van den 10den Maart daaraanvol
gend door Gedeputeerde Staten van Friesland aan
voornoemd raadsbesluit tot wijziging der gemeente-
begrooting van Leeuwarden de goedkeuring werd
onthouden op grond van tie overwegingen, dat, volgens
den aangenomen opzet, de oprichting van een elec-
trische centrale in de naaste toekomst ongunstige
o o
financiëelo gevolgen voor de gemeente zou opleveren
en hot geheel'onzeker is of zij op den duur gunstige
gevolgen zou hebben dat zij in elk geval een ge-
voeligen schok zou toebrengen aan de finantiën dei-
gemeente, dio bij voortduring groote zorg eischen
en zeer voorzichtig beheer vorderen en, dat niet is
gebloken vati do dringende noodzakelijkheid van, of
zelfs maar van het bestaan van eene behoefte aan
do oprichting oorier electrischo centrale, die zou
kunnen rechtvaardigen het brengon van een bij den
tegenwoordigen financioëlen toostand der gemeento
zoo belangrijk offer en vooral het aanvaarden van
het aan do oprichting en exploitatie ook in do toe
komst verbonden risico;
dat in zijne vergadering van don 22sten Maart werd
besloten tegen bovengenoemde beslissing van Gede-
puteerde Staten bij Uwe Majesteit voorziening te
vragen, tot staving waarvan do Raad do navolgende
gronden meent te kunnen aanvoeren.
Ofschoon de Raad geenszins wil bestrijden de be
voegdheid van Gedeputeerde Staten om bij de be
oordeeling eener begrootings-wijziging mede rekening
te houden met de innerlijke waarde van een ont
vang- of uitgaafpost (gelijk Thorbecko in zijn „Over
plaatselijke Begrooting" op bldz. 37 zegt„het in
zicht der Staten in het doel der voorgestelde uitgave,
vergeleken met do behoefte en de middelen der ge
meento, zal moeten beslissen"), toch is hij geheel mot
Mr. Oppenhoim van meening (zie zijn Gemeente-recht
3e druk, le deel bldz. 466) dat met het oog op den
geest onzer gemeente-wet, voor Gedeputeerde Staten
oerst aanleiding bestaat, om zich met de niet ver
plichte uitgaven to bemoeien, wanneer do opdrijving
der uitgaven apert is en tot spilzucht overslaat of
als uitgaven zijn voorgenomen, waai in hot gemeente
belang zelfs niet met den mikroskoop is te ontdekken.
In ieder geval dient bij do uitoefening van het
aan Gedeputeerde Staten opgedragen toezicht nimmer
uit het oog to worden vorloren do bepaling van
artikel 144 der Grondwet, waarbij do regeling en het
bestuur van do huishouding der gemeento aan den
raad wordt overgelaten.
Zeker, Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit
op 's raads budgetrecht, maar dit toezicht mag niet
ontaarden in een soort van curateele.
Volgons den grondwetgever wordt de raad geacht,
de beste bcoordeelaar te zijn van hetgeen in het
gemeentebelang dient te worden ondernomen of na-
i gelaten, en vooral daar dient deze gemeentelijke
I autonomie toepassing te vinden, waar het, gelijk in
casu, geldt hot economische belang der gemeente,
do vraag of, met het oog op de welvaart der ge
meente en harer ingezetenen in de toekomst eene
ondernoming, waartoe vroeger of later toch zou moe
ten worden besloten, thans zal moeten worden aan
gegaan of wel tot later uitgesteld. Hier kaD voor
ingrijpen van Gedeputeerde Staten slechts dan aan
leiding zijn, wanneer do voorgenomen uitgaaf als
verkwisting van gemeentegeld is aan te merken (ver
kwisting is steeds een goede grond geacht voor onder-
Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 April 1910. 61
curateele-stelling), wanneer zij de gemeente tot finan-
cieelen ondergang dreigt te voeren.
En, al bewegen Gedeputeerde Staten in het betoog,
dat hen leidt tot weigering hunner goedkeuring op
's Raads besluitj zich inderdaad op dit terrein, toch
wordt door hen niet beweerd, dat de oprichting eener
electrische centrale voor deze gemeente een finan-
cieele ramp dreigt te worden, doch enkel aangevoerd,
dat de financiën der gemeente zorg vereischen, dat
de financieele resultaten der oprichting onzeker zijn
en dat de behoefte aan electriciteit voor licht en
beweegkracht niet is gebleken.
Geen dezer argumenten al waren zij onbetwist
baar is voldoende tot rechtvaardiging van den
gepleegden inbreuk op de autonomie der gemeente.
Doch zij zijn geenszins onbetwistbaar. Tegenover
de aangevoerde argumenten stelt de Raad, dat de
door zijnen deskundigen adviseur aangenomen
ramingen, in vergelijking met wat de ervaring in
andere plaatsen heeft geleerd, zeker niet als te roos
kleurig moeten worden aangemerkt, zoodat met vrij
groote zekerheid winsten mogen worden verwacht
temeer waar, (en hiermede kon bij de gemaakte
ramingen nog geen rekening worden gehouden) van
enkele inrichtingen, zooals de gevangenis, reeds vaste
toezeggingen voor het betrekken van electriciteit
van de gemeentelijke centrale zijn ontvangen en met
andere, met name de stroocartonfabriek, eene der
grootste inrichtingen van dien aard in ons land,
ernstige onderhandelingen worden gevoerd, maar dat,
al mochten deze winsten ook niet worden gemaakt,
wat door hen geenszins kan worden aangenomen, een
blijvend verlies, dat zich dan toch in elk geval tot
een zeer gering jaarlijksch bedrag zou beperken, voor
eene gemeente met een budget van ruim f 5,615,000.
zeker niet als een financieele ramp mag worden
beschouwd, doch integendeel ruimschoots zal worden
opgewogen door de economische voordeelen, die de
oprichting van een electrische centrale met zich zal
brengen.
Zeker, de financiën der gemeente eischen voort
durende zorg. Maar do beste zorg is niet die, welke
alle uitgaven vermijdt, zoolang niet volkomen zeker
is, dat hun bedrag ruimschoots in de kas zal terug-
keeren. Er zijn in iedere huishouding, hetzij van den
particulier, den koopman of de gemeente, oogenblik-
ken, waarin men eene uitgave, die uitzicht op toe
komstige welvaart opent, moet aandurven, ook al is
de uitslag niet met zekerheid te voorspellen. Voor
zulk een geval staat thans de gemeente Leeuwarden.
Hare toekomst kan met het al of niet nemen van
het besluit tot oprichting der electrische centrale
gemoeid zijn en de Raad meent, dat, zoo ooit dan
juist in een geval als dit, het oordeel, of al of niet
moet worden gehandeld, èn naar de Nederlandsche
wetgeving aan hem moet worden overgelaten èn
praktisch aan hem beter is toevertrouwd dan aan
Gedeputeerde Staten.
En wat het laatste door Gedeputeerde Staten ge
opperde bezwaar aangaat, meent de Raad te moeten
opmerken, dat weliswaar het bestaan van eene be
hoefte aan electriciteit voor licht en beweegkracht
hier evenmin als elders van te voren met absolute
zekerheid is aan te toonen, aaDgezien deze eerst na
de totstandkoming der centrale in haren vollen
omvang kan blijken, maar dat hier niet minder dan
op andere plaatsen, waar voor en na tot de oprichting
eener electriciteitsfabriek werd besloten, op verschijn
selen kan worden gowozen, die de behoefte mogen
doen veronderstellen, zooals tot den Raad gerichte
concessieaanvragen, verzoeken van vereenigingen die
geacht mogen worden van meer nabij mot de behoef
ten der nijverheid bekend te zijn en het feit dat
verschillende personen en zaken zich zelf reeds van
electriciteit hebben voorzien.
Redenen waarom de Raad, onder overlegging der
betrekkelijke stukken, Uwer Majesteit eerbiedig ver
zoekt de bovengenoemde beslissing van Gedeputeerde
Staten van Friesland te willen vernietigen en het
genomen raadsbesluit alsnog te willen goedkeuren.
Hetwelk doende, enz.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Feddema zal de bewoordingen, waarin het
adres is vervat, niet aan critiek onderwerpen, hij acht
het tijdstip niet geschikt meer om zich er tegen te
verzetten.
Spreker zou echter gaarne eenige inlichtingen ont
vangen omtrent datgene, wat is medegedeeld op de
tweede bladzijde van het concept, n.l. over de te
leveren electriciteit aan de stroocartonfabriek. Be
halve de commissie en misschien Burgemeester en
Wethouders weet geen der leden van den Raad daar
iets van. Hoever zijn de onderhandelingen met de
fabriek gevorderd vraagt spreker. De Raad dient dit
wel te weten ten einde de verklaring, hieromtrent in
het adres voorkomende, te kunnen onderschrijven.
De heer G. W. Koopmans heeft met genoegen het
request gelezen. Het lijkt hem best toe, maar hij had
het graag wat scherper gehad. Het gaat hier om
een groote zaak en de gemeente mag zich tegen de
aanmatiging van Gedeputeerde Staten wel kras ver
zetten. Spreker wil de commissie even wijzen op
de uitdrukking, voorkomende in de resolutie van
Gedeputeerde Staten, dat de zaak volgens den aange
nomen opzet geen gunstige financiëele gevolgen voor
de gemeente zal hebben. Die uitdrukking wordt in
het adres niet weerlegd.
De opzet is echter door de deskundigen ampel
besproken en de meerderheid van den Raad heeft
zich, na de gevolgen onder de oogen te hebben gezien,
voor de oprichting verklaard. Is er soms een foutieve
berekening gemaakt? Weten Gedeputeerden meer
van de zaak Ook meent spreker dat de opmerking,
dat er nog niets is gebleken van de behoefte aan
eene electrische centrale, niet scherp genoeg is be
antwoord.
Spreker weet niet in welken vorm die behoefte
moest zijn gebleken. Moest die gebleken zijn uit
het vragen om eene centrale Uit adressen Dan
zouden Gedeputeerden de hand in eigen boezem
kunnen steken. Al 50 jaar is er aangedrongen op
eene verbeterden waterafvoer in Friesland. Tot nu toe
is er niets gebeurd.
Iedere gemeente heeft financiëele zorgen. Het zou
spreker verwonderen als b.v. Gedeputeerde Staten
van Noord-Holland zouden weigeren een raadsbesluit
van de gemeente Amsterdam goed te keuren, waarbij
besloten was tot den bouw van een nieuw stadhuis.
En in Amsterdam staat het met de financiën zeker
niet beter dan in Leeuwarden. Onze gemeente heeft
ook uitgaven gehad welke zijn goedgekeurd, en die
spreker veel minder nuttig en noodig vond, b.v. de
Poppeweg en de Oldehove. Spreker is van oordeel,
dat de electrische centrale voor Leeuwarden is de
levensader, die noodig is om den naam van eerste
stad in Friesland te handhaven.
De heer Beekhuis vraagt waarom in het adres één
punt is weggelaten en wel de overweging, die bij de
discussiën een belangrijke rol heeft gespeeld, n.l. het
door do Maatschappij tot Exploitatie voor de Staats
spoorwegen gestelde ultimatum, waarbij werd mede
gedeeld, dat deze Maatschappij het stationsterrein zelf
zou verlichten als de gemeente geen electrische