70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 April 1910. al heel weinig doordrongen is van den ernst en de eenstemmigheid waarmede de Raad het wenschelijke van de halte bij do herberg ,.de Bleek" aannam. Hij stelt den Raad bijna voor de keuze tusschen de route Spanjaardslaan of geen halte aan de Bleek. Alsof het bij den Raad niet vaststond dat de halte er zal komen. Hadden nu Burgemeester en Wethouders, in plaats van het voorstel vervat in bijlage 7 te doen den Raad niet meer aan zich verplicht wanneer zij, desnoods zonder medewerking van de Tramweg-Maatschappij uitgewerkte plannen en teekeningen van verschillende routes haddeu overgelegd Wanneer dan daarbij de voor- en uadeelen der verschillende plannen waren toegelicht, dan zoude de Raad in staat zijn geweest thans eene goed gemotiveerde keuze te doen. Dit is nu niet mogelijk. Spreker ten minste weet nu, evenmin als toen, aan welke route hij de voorkeur zal geven. Deze 5 maauden zijn naar sprekers meening nutte loos voorbij gegaan. Spreker heeft al van deze en gene in en buiten den Raad het verwijt moeten hooren, dat dit uitstel oen gevolg is geweest van sprekers motie. Dit verwijt schudt spreker van zich af, omdat hij van oordeel is, dat hij zich te dezen opzichte niets heeft te verwijten. Het uitstel ligt in de uit voering der motie en niet in de motie zelf. Spreker meent het voorloopig hierbij te kunnen laten. De hoer Burger meent eene kleine rectificatie te moeten maken. Do heer Beekhuis heeft gezegd dat alleen de drie Wethouders hebben gestemd tegen de tweede overweging der motie en daarmede vóór de verklaring, dat men de tram niet wenschte tenzij met een halte aan „de Bleek". Deze voorwaarde staat niet in die tweede overweging en daarom heeft spreker daarvoor gestemd, doch tegen het lichaam der motie, omdat daarin de halte bij ,,de Bleek" als eene con ditio sine qua non was opgenomen. Spreker is het niet met den heer Beekhuis eens wat betreft diens ontevredenheid over hetgeen door Burgemeester en Wethouders is gedaan. De heer Beekhuis stelt het voor alsof Burgemeester en Wet houders waren uitgenoodigd met een aantal plannen bij den Raad te komen. Dat is onjuist. Burgemeester en Wethouders zijn uitgenoodigd met do Nederlandsche Tramweg-Maatschappij te onderhandelen over verschil lende plannen. Het blijkt duidelijkuitdestukken.dat de onderhandelingen zijn afgestuit op het absoluut gemis aan medewerking van de Nederlandsche Tram weg-Maatschappij. De kans op de richting Bleek-Poppeweg schijnt vrij wel afgesneden door den laatsten brief van den Directeur. Wat baat het nu of wij de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij plannen voorleggen, die zij niet wil. De onderhandelingen helpen niet als het van één kant moet komen. Nu heeft het voorstel van Burgemeester en Wet houders niet sprekers sympathie. Van den beginne af heeft spreker dit standpunt ingenomenin elk geval een tram, met of zonder halte bij „de Bleek". Spreker zou nu vreezen, dat de Raad door uitsluiting van de Spanjaardslaan zou komen te staan voor de keusgeen tram, of een tram die de Bleek niet aandoet. De Raad heeft nu ingevolge den laatsten brief van den Directeur te kiezen tusschen 2 plannen, óf langs de Spanjaardslaan met halte bij „de Bleek" öf langs den Poppeweg zonder halte „de Bleek". Spreker kiest de Spanjaardslaan met halte „de Bleek" en blijft dan consequent aan zijn vroeger ingenomen standpuntin elk geval een tram, met of zonder halte bij „de Bleek", als het echter kan met een halte. Spreker vindt het dan ook praktisch het voorstel van Burgemeester en Wethouders te verwerpen en af te wachten welk plan door de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij wordt vooorgelegd. Het doet den heer Schoondermark genoegen, dat de heer Burger heeft aangetoond dat Burgemeester en Wethouders moeielijk anders hebben kunnen han delen dan zij hebben gedaan. De onwil van den Directeur der Nederlandsche Tramweg-Maatschappij is de oorzaak van het tijdverlies. De Directeur is van plan geweest en dit kwam toevallig uit de richting Spanjaardslaan uit te werken daarmee zou een jaar gemoeid zijn dit plan den Raad voor te leggen en dan te zeggenwil jc dit, dan is het mij goed. Dat Burgemeester en Wethouders niet met het plan Spanjaardslaan wilden meegaan, vindt mede zijn oorzaak in het feit dat indertijd een dergelijk voorstel het voorstel van Sloterdijck door bijna den geheelen Raad is verworpen. Dat de Directeur der Neder landsche Tramweg-Maatschappij nu naar aanleiding der motie-Beekhuis nog wil profiteeren, kan spreker zich voorstellen. Hij wil toch niets liever dan de lijn niet verbinden met het station der Staatsspoorwegen. Dan blijft zijn lijn apart en reizen de menschen, die b.v. van Drachten naar Franeker moeten, dat traject geheel per tram. Het lijntje van het tramstation naar het hoofdstation der Staatsspoorwegen wordt dan een zijlijntje. Het is echter de bedoeling van Burgemeester en Wethouders eene verbinding te krijgen met het station Staatsspoorwegen Leeuwarden en niet met een deel der stad. Spreker zou niet weten wat Burgemeester en Wet houders hadden moeten doen. Hij is van oordeel dat de raadsleden, die vreezen voor een schuiven der zaak op de lange baan, wel zullen doen het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. Wat de angst van den heer Burger betreft, spreker meent dat daarvoor geen reden bestaat. In Rotter dam toch zou de paardetram worden omgezet in electrisch bedrijf. Bij de concessievoorwaarden waren eischen gestold dio de Raad sterker wenschte te maken. De Voorzitter ontried dit, bewerende dat de zaak dan zoude overgaan. De Raad was niet bang en heeft de verscherpte eischen gesteld on de Directeur van de tram heeft toegegeven. Van het laatste schrijven van den Direc teur der Nederlandsche Tramwegmaatschappij trekt spreker zich dan ook niets aan. Het is toch de vraag of dio Directeur zooveel te vertellen heeft. Het standpunt van Burgemeester en Wethouders tegen de Spanjaardslaan is reeds zoo dikwijls en zoo dui delijk uiteengezet, dat spreker het niet noodig oor deelt daarop terug te komen. Het standpunt van de Wethouders is echter in zooverre gewijzigd dat zij nu zullen stemmen voor een halte bij „de Bleek". Het zal, zegt de heer Berghuis, niemand verwon deren dat spreker, een der voorstellers van de ver binding van de tram langs de Spanjaardslaan door het land met het station der Staatsspoorwegen, in het debat treedt. Dit voorstel is tijdelijk weggelegd en het zal door het voorstel van Burgemeester en Wethouders geheel van de baan raken. Bijlage no. 7 heeft dan ook op spreker een onaangenamen indruk gemaakt. Uit het schrijven nu van den Directeur der maatschappij blijkt duidelijk dat bij hem de on- mogelijkheid vaststaat van een zij lijntje, wat een geluk is. Of er aan het Dokkumer eind een zijlijn komt of niet is ook precies gelijk. Wanneer de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanneemt, komt er misschien geen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 April 1910. station aan „de Bleek". Wanneer spreker nu de richting Spanjaardslaan even bekijkt, dan komt hem die richting niet zoo erg gevaarlijk voor. De kleine bezwaren zullen door een paar door spreker te noe men voordeolen wel kunnen worden weggecijferd. De bezwaren zijn de aanwezigheid van de school, het straatgevaar en de ontsiering van het plantsoen. Wat het gevaar voor de kinderen betreft, dit is, wanneer men naar andere plaatsen ziet niet zoo groot, terwijl de ontsiering van het plantsoen daar de tram slechts 11/2 M. breedte noodig heeft wel wat zal meevallen. De last voor de school is in ieder geval bij de richting langs den Noorderweg nihil. De voordeelen echter bestaan daarin dat de lijn op den Harlingersingel en zeker ook die op de Willemskade zal kunnen vervallen, zij het dan ook misschien met eenige geldelijke opoffering, die spreker de gemeente gaarne zou durven opleggen. Doch hij betwijfelt dat dit noodig zou zijn daar de tram deze richting wel wil. Dit weegt wel op tegen het denk beeldig gevaar voor de kinderen. Daarover behoeven wij niet als een klein dorp te redeneeren. Vroeger is er eens gesproken over den geringen invloed van een adres met weinig handteekeningen. Het doet spreker aangenaam aan dat er nu ook van de andere zijde der stad een adres is ingekomen. Nu blijkt toch duidelijk dat er eigen belang in het spel is, ook in dat gedeelte der stad. Die adressen kunnen dus gerust ter zijde worden gezet. Spreker is van oordeel dat, wanneer de tram gaat naar het station der Staatsspoorwegen slechts een zeker deel, wanneer zij bij „de Bleek" komt de geheele stad er van zal profiteeren. Als voorbeeld wijst spreker op het belang dat de stad erbij zou hebben gehad, wanneer de oude Ijsbaan, zoo deze daarvoor geschikt ware geweest, tot renbaan was ingericht, hetgeen uit de destijds gehouden vergaderingen meer dan voldoende bleek. Spreker gelooft dan ook dat de weg Station- „de Bleek" van meer belang is voor de gemeente dan de doorgaande wegPoppeweg-Station. Het hooge subsidie van f 40,000.wordt niet gegeven voor doorgaand verkeer dat niet ten bate der inge zetenen komt. Spreker is overtuigd dat het de eenige goede weg is en zal daaraan met hand en tand vasthouden. Hoewel hij zich voorloopig niet zal verzetten, bij indiening van de door den heer Besuijen aanbevolen motie, tegen die motie, omdat hij overtuigd is dat de bezwaren tegen de richting Bleek-Poppeweg van dien aard zijn dat men toch door den Arends- tuin moet, is hij van oordeel dat het station „Bleek" er als hoofdstation moet komen. In deze zaak wenscht ook de heer Wilhelmij zijne stem te motiveeren en verklaart reeds dadelijk dat hij zal stemmen vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders en wel om de volgende redenen 1. valt het niet te ontkennen, dat in don laatsten tijd vooral bij den Stienserweg-Spanjaardslaan, belangrijk wordt aangebouwd en kon het zeer wel mogelijk zijn, dat binnen een betrekkelijk korten tijd, de tram aldaar zoude loopen door een bebouwd stadsgedeelte. Dit moet zooveel mogelijk worden vermeden. Boven dien heeft de lijn langs de Spanjaardslaan ook dit nog tegen, dat daardoor het vervoer langs de Willems kade nog drukker zal worden. 2. zoude hoogst waarschijnlijk een der fraaie boo- menrijen vanaf het kerkhof tot de Noorderbrug ver vallen alsmede een groot gedeelte van het plantsoen in den Arendstuin. 8. zullen de kosten langs de Spanjaardslaan ook naar spreker's meening erg tegenvallende Noorderbrug zal toch misschien gedeeltelijk vernieuwd moeten wordenverder zal er eene nieuwe brug moeten worden gemaakt ongeveer tegenover de Gasfabriek en de Rijksbrug zal, althans wanneer de Regeering hiervoor toestemming geeft, moeten worden verzwaard. Wil men de Rijksbrug vermijden, dan zal er eene nieuwe brug moeten worden gelegd ongeveer bij het Blauwhuis, en dit zoude zeer af te raden zijn, omdat de tram dan vlak bij twee scholen zoude loopen, als school no7 hoofd de heer Sijtstra, en die op Oldegalileën hoofd de heer S. Boersma. Waar spreker echter vóór het voorstel van Burge meester en Wethouders zal stemmen, daar wil hij volstrekt niet worden beschouwd, als een voorstander van de lijn station-2e Kanaalbrug-Poppeweg-Oud Tolhuis. Wel schrijft de directeur der Nederlandsche Tramweg Maatschijppij in zijne missive, dat de Raad nu voor eene keuze staat tusschen lijn Spanjaardslaan, of lijn Poppeweg-Oud Tolhuis, maar dit zijn niets dan groote woordende Raad is toch geheel vrij voor welke richting hij het subsidie zal willen toestaan, zooals ook duidelijk in de motie-Beekhuis is neerge- legd. Spreker erkent dat eene halte ongeveer bij de „Bleek" noodzakelijk isdat de bewoners van de Hoeksterpoort, hierop zelfs wel eenigzins recht hebbenwijl dit gedeelte van de stad, hoe langer zoo meer van het groote verkeer wordt afgesneden hij gaat daarom geheel mee met de motie van den heer Beekhuis, die vanaf den Poppeweg een ombuiging bedoelt naar den Groninger straatweg ongeveer tot op de hoogte van „de Bleek". Deze overwegingen hebben spreker er toe geleid, om voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders te stemmen. De heer Zandstra wijst er op, dat de Directeur der Nederlandsche Tramweg-Maatschappij zoo maar plomp weg de stok bij de deur heeft gezet en gezegd: nu heb je te kiezen tusschen deze of die richting. Hij spreekt echter bij de richting Spanjaardslaan niet van een halte bij „de Bleek". Is het wel zeker dat die halte er komt als de richting Spanjaardslaan wordt gekozen. Is dit het geval dan wordt de zaak anders. Spreker vraagt echter of er met behoud van de halte „Bleek" geen andere verbinding is te vinden dat eischt een nader onderzoek. Met den heer Beekhuis is spreker van meening, dat de motie niet goed is uitgevoerd. Er hadden in den Raad verschillende plannen met toelichting moe ten komen. Het plan van de richting Spanjaardslaan heeft vele bezwaren die de Raad niet licht acht. Het komt spreker voor, dat er bij de richting Spanjaards laan geen halte „de Bleek" komt en hij meent, dat hij door eenvoudig tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders te stemmen, niet zal bereiken wat hij beoogt. Hij zal daarom eene motie indienen die Burgemeester en Wethouders aanleiding zal kun nen geven hun voorstel in te trekken. De heer Baart do la Faille kan, wanneer hij de discussies nagaat van de vergadering van 910 November over de tramplannen en die de oorzaak zijn van het tegenwoordig voorstel van Burgemeester en Wethouders, de ontstemming van den heer Beek huis over het voorstel dat voor ons ligt, niet deelen. Spreker gelooft dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het er ligt, den Raad een stap nader brengt tot de uitvoering van plannen die urgent zijn. Als men nagaat dat in de laatste ver gadering door de meerderheid der leden dewensche- lijkheid is uitgesproken van een halte „de Bleek", opdat de tram in verbinding kome met het oostelijk gedeelte der stad, dan blijkt het toch duidelijk dat dit slechts een aanhangsel is van de plannen van Burgemeester en Wethouders, die alle aanbeveling

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 4