74 Verslag van de handelingen van den Van dat bezwaar blijft dus niets over dan ver beelding. Vergete ook niemand dat de zoo hoog ge roemde Spanjaardslaan thans, nu hij aan eene zijde schier geheel bebouwd is, evengoed Spanjaardsstraat kan heeten. Het schoone van voorheen bestaat thans nog alléén in naam. Het schoone plantsoen aan den Noorderweg verliest l1/2 M., dus niet de moeite om er over te spreken. Bovendien moeten de belangen der gemeente zwaar der wegen dan een strookje gras. Het 3e bezwaar van den heer Wilhelmij was de kosten zullen niet meevallen en de dure brug. Spreker antwoordt: sedert wanneer vallen de kosten in Leeuwarden mee, wij zijn gewoon aan tegenval- lertjes. Maar welke particulier zal kosten schromen, als hij berekenen kan dat zij loonend zullen wezen En dat zullen zij. Met die kosten wordt de wel vaart der gemeente gekocht, bij name van dat deel, dat thans kwijnt en alléén kan bogen op de gasfabriek en het ziekenhuis voor besmettelijke ziekten, een voor recht dat de bewoners naar waarde weten te schatten De dure brug behoeft geen dure brug te zijn bij de gasfabriek. De bestaande brug kan worden verlegd, of er kan ook een nieuwe worden gemaakt op de wijze zooals de Hollandsche Spoorwegmaatschappij over sommige dorpsvaarten heeft gelegd en die zeker niet veel geld kosten. Maar hieruit blijkt bij vernieuwing de juistheid van des heeren Beekhuis' opmerking, dat Burge meester en Wethouders met weinig moeite den Raad dat hadden kunnen zeggen, en uit de soberheid van ons Dagelijksch Bestuur put nu een raadslid een schijn- argument. De heer de la Faille gaat nog eens herhalen zijn denkbeeld, in de vergadering van het vorige jaar reeds veroordeeld, om een zijlijntje te maken. Dat geachte lid heeft trouwens het volste recht daartoe, maar vergeet dat dit zijlijntje een onding wordt, immers welke reiziger zal dat kiezen, als hij weet dat de weg dien hij afleggen moet, evenveel tijds kost om in de stad te komen als wanneer hij, ineens doorrijdende bij het station der Staatsspoor wegen terecht komt? Immers niemand, of het moest zijn dat alleen de sympathie van uitstappen bij de herberg „de Bleek" hem daartoe bewoog. De heer Beucker Andreae is ook tegen de richting Spanjaardslaan, des nellere verbinding van den Staats spoorweg, en de prijs der bouwterreinen aan het Kanaal zullen stijgen als de tram die richting krijgt. Het bezwaar ten opzichte van de snellere verbinding kan toch niet groot zijn, langs de Spanjaardslaan zal dat ruim 5 minuten langer duren, en dit is zeker in den huidigen tijd waarin wij leven ook nog maar kort. De prijzen van het bouwterrein zullen rijzen. Het is mogelijk; de geachte spreker kan echter zeker zijn, dat zulks dan gebeuren zal ten koste van de Hoek- sterpoort. De bedrijven zullen aldaar verminderen en de prijzen der panden dalen. Het Kanaal, dat reeds duizenden kostte, daarvoor wordt alles gedaan. Laat eindelijk, eindelijk, dan ook eens iets voor de Hoeksterpoort worden gedaan, dat de geheele ge meente ten slotte bevoordeelt. Dat kan als de Raad zich verklaart tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De lieer Zandstra is van oordeel, dat het 's Raads plicht is om, als het kan de geheele gemeente te bevoordeelen en dat hij dus in die richting moet werken. Het doet spreker leed, dat de Directeur van de Nederlandsche Tramwegmaatschappij zonder verder overleg te willen den Raad voor deze keus heeft gesteld. De Directeur echter heeft den Raad geen wetten te stellen en hij gaat dan ook volgens spreker van Leeuwarden van Dinsdag 19 April 1910. te ver. Hij heeft de eer de volgende motie voor te stellen de Raad, kennis genomen hebbende van het schrij ven van den Directeur der Nederlandsche Tramweg- Maatschappij, keurt de wijze van optreden der tramdirectie ten sterkste af, is van oordeel, dat over de tramlijn Simmeer— Leeuwarden, richting Zwarteweg hoek Bleek met zijlijn het laatste woord nog niet is gesproken, noodigt Burgemeester en Wethouders uit hun voor stel, naar aanleiding van de houding dor tramdirectie bij den Raad ingediend, in te trekken, handhaaft de motie-Beekhuis en gaat over tot de orde van den dag. De Voorzitter verzoekt den heer Zandstra diens motie nog niet in te dienen ten einde de debatten niet op te houden. De heer Zandstra voldoet aan dit verzoek. Toen de heer Oosterhoff zich naar deze vergadering begaf, had hij zich voorgesteld dat de loop der discussiën een geheel andere zoude zijn. In de vorige vergadering immers is de wensch van een halte „de Bleek" reeds zoo sterk uitgesproken, dat de heer Burger in het woord „mits", voorkomende in de 2e overweging van de motie-Beekhuis, aanleiding vond om tegen te stemmen. Burgemeester en Wethouders zullen zich, den wensch van den Raad eerbiedigende, daartegen dan ook niet meer verzetten. Het wil spreker dan ook voorkomen, dat een groot deel der besprekingen eigenlijk langs de kwestie heenging waarom het thans gaat en dat dus ook het warme pleidooi van den heer Lautenbach wel geheel achter wege had kunnen blijven. Het eenige wat de Raad voor heden had te doen was eene vergelijking te maken tusschen de richting Spanjaardslaan en die van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Spreker heeft tot nu toe nog geen enkel woord gehoord ter verdediging van de richting Spanjaards laan. Wel is eene poging gedaan om de door Burge meester en Wethouders tegen deze richting ingebrachte bezwaren te ontzenuwen, maar de voordeelen zijn er niet van aangetoond. Spreker kan zich dan ook niet losmaken van de veronderstelling, dat men die rich ting wil uit vrees voor het dreigement van den Directeur der Nederlandsche Tramweg-Maatschappij. Als men toch voor de richting Spanjaardslaan op zich zelf zooveel gevoelde, zouden de voordeelen wel zijn aangegeven. De heer Lautenbach heeft gezegd, dat de leden, die bevreesd waren voor het schuiven van de zaak op de lange baan, die vrees nu hebben laten varen. Maar zou de heer Lautenbach nu werkelijk gelooven dat, indien de richting Spanjaardslaan werd aange nomen, alles zoo vlot zou gaan dat er geen tijd meer verloren ging en dat de Nederlandsche Tram weg-Maatschappij de verschillende eischen als: ver zwaring der Noorderbrug en het bouwen van een nieuwe brug bij de gasfabriek direct zou inwilligen. Om te voorkomen dat de Raad onder den invloed komt van den brief van den Directeur, wenscht spreker er bovendien aan te herinneren, dat in 1898 de toenmalige Directeur geen ernstige bezwaren had tegen eene ombuiging naar en een halte bij „de Bleek". Spreker maakt zich sterk, dat de tegenwoor dige Directeur, als de Raad volhoudt, daar ook wel voor te vinden zal zijn. De heer Komter is van oordeel, dat er een paar omstandigheden zijn die er op wijzen dat de Nedcr- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 April 1910. 75 landsche Tramweg-Maatschappij de bezwaren wel zal te boven komen. In de eerste plaats gelooft spreker niet dat de maatschappij de 40.000.renteloos voorschot kan missen, omdat het Rijks- en Provin ciaal subsidie afhankelijk is van den steun der be trokken gemeentebesturen. Dat Rijks- en Provinciaal subsidie wil de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij niet in gevaar brengen. Het tweede motief voor sprekers bewering is, dat de Nederlandsche Tramweg- Maatschappij het eindje LeeuwardenQuatre Bras noodig heeft ten einde een aaneengesloten net te krijgen, iets wat voor de maatschappij van groot belang is. De heer G. W. Koopmans vraagt of hij mag aan nemen dat de Wethouders voor de richting Poppe weg BleekTolhuis zijn, dus geheel in overeenstemming zullen zijn met het door spreker ontwikkelde idéé, waarvoor in 1898 concessie is verleend In de vergadering van 9 November 1.1. verdedigde spreker die richting tegenover het plan van Burge meester en Wethouders. Do Voorzitter voegde spreker toen toe dat hij spreker de man die altijd streed voor eene vlugge verbinding van Frieslands zuidoosthoek met de hoofdstad, van idéé was ver anderd. Spreker heeft, omdat er toen is gestemd, daarop niet kunnen antwoorden. Thans wil hij echter doen opmerken dat hij nog precies eender over de zaak denkt als te voren, dat hij dus niet van idéé is ver- ianderd. Ten allen tijde, toen hij aandrong op de verbinding was er maar één plan ter tafel en wel het door hem thans nog gewenschte Poppeweg „de Bleek"Tolhuis ontwerp. Met den heer Baart de la Faille, die de concessie op 9 November wilde verleenen en aansturen op het plan-Lautenbach-Berghuis is dit wel het geval. Deze toch is van gedachten veranderd. Op 10 November toch, den volgenden dag, het kind is 's nachts geboren, wilde hij het plan van Burgemeester en Wethouders aanvullen met een zijlijntje Tolhuis„de Bleek". Spreker heeft daartegen gestreden en hij staat nog op hetzelfde standpunt. Hij vraagt echterhoe staat het in dezen met Burgemeester en Wethouders? Het voorstel is nog altijd Poppeweg—Tolhuis. Wel ver klaren twee Wethouders zich voor Poppeweg BleekTolhuis, maar zwart op wit staat dit niet. Als spreker er op kan vertrouwen dat Burgemeester en Wethouders niet zullen vasthouden aan datgene wat zwart op wit staat, kan spreker wel met hen meegaan. Hij vreest echter dat het gevaarlijk is nu reeds de richting Spanjaardslaan uit te schakelen. Wanneer toch de heer Hartelust eens gelijk had en er werkelijk ernstige bezwaren togen de richting Poppeweg„de Bleek" konden bestaan, hoe dan te handelen Spreker beschouwt het schrijven van den Directeur als een boeman, maar zoolang echter de Raad die ernstige bezwaren niet kent, kan hij er niet over oordeelen. Spreker wil zich daarom niet binden en zal misschien een motie van orde voorstellen, die beoogt dat de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij die bezwaren mededeelt. De heer Burger is door de pertinente verklaring der drie Wethouders bekeerd. Hij heeft daaruit ver nomen, dat ook Burgemeester en Wethouders de halte aan de Bleek als eerste voorwaarde stellen. Hij ziet nu niet meer zoo'n overwegend bezwaar in den brief van den Directeur der Nederlandsche Tramweg-Maatschappij. Spreker staat alleen nog voor de vraag of uitschakeling van de richting van de Spanjaardslaan wenschelijk is, maar hij is bereid te stemmen hetzij voor een voorstel, waarbij de rich ting als laatste uitweg wordt aangehouden, hetzij voor het plan van Burgemeester en Wethouders. De heer Schoondermark verklaart dat Burgemeester en Wethouders hot liefst hadden gehad de richting, die destijds is voorgesteld. Nu de meerderheid van den Raad een halte bij „de Bleek" wil, zullen Burgemeester en Wethouders zich daartegen niet verzetten. De heer Gr. W. Koopmans behoeft niet zoo beangst te zijn voor den boeman. De heer Oosterhoff heeft reeds gezegd dat de Directeur in 1898 tegen eene ombuiging naar „de Bleek" geen bezwaar had. Graat nu de heer Koopmans toch tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stem men, dan doet hij een gevaarlijke stap hij kiest dan een richting, en do Directeur der Nederlandsche Tramweg-Maatschappij zal dan zeker aan de lijn Spanjaardslaan vast houden. De heer Fransen heeft zich op 10 November verzet tegen de lijn Spanjaardslaan, ook nu is hij daarvoor nog niet te vinden. De Raad is door den Directeur der Tramwegmaatschappij gesteld voor het feit te kiezen tusschen de lijnen TolhuisBleek en Tolhuis PoppewegStation. In het eerste geval komt er een tramhalte bij „de Bleek", in het laatste niet. Spreker is een voorstander van die halte. De Directeur heeft gezegd ernstige bezwaren tegen de route Poppeweg te hebben. Dit zijn echter niet meer dan 7 of 8 woorden. Spreker wil gaarne die bezwaren weten en heeft de eer voor te stellen het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te vullen met met dien verstande, dat de richting Spanjaardslaan Arendstuin eerst dan in aanmerking komt, als duidelijk is gebleken dat aan eene andere oplossing onoverkomelijke bezwaren zijn verbonden. De heer Beekhuis doet opmerken dat door den heer Oosterhoff is gezegd dat deze niet gedacht had dat de discussiën den loop zouden nemen, dien zij hebben genomen. Het is echter wel precies zoo ge gaan als spreker zich had voorgesteld. Hij vreesde dat het een herhaling zou worden van de debatten op 9 en 10 November. Dit is gebeurd omdat spreker kan het niet genoeg herhalen de Raad niet voldoende gegevens heeft om de kwestie te beoordeelen. De Raad moet meer licht hebben en de debatten hebben dan ook geen ander nieuws opgeleverd dan dit, dat ook de Wethouders nu hebben verklaard overtuigd te zijn dat er een halte bij „de Bleek" moet komen. Wat moet er nu gebeuren Spreker wil het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aannemen, omdat de Raad dan de lijn-Spanjaardslaan zou verwerpen zonder te weten of een andere lijn niet nog grootere bezwaren heeft dan deze. Wat het amendement-Fransen betreft, ook dit meent spreker te moeten ontraden omdat daardoor Burgemeester en Wethouders te veel worden gebonden. Spreker wil Burgemeester Wethouders vrij laten in het beoordeelen van alle mogelijke wegen. Dat was het wat sprekers motie bedoelde. Burgemeester en Wethouders moesten mot verschillende plannen bij den Raad komen, zoodat spreker per slot van rekening tot de conclussie komt dat het beter is de motie Zandstra aan te nemen. Spreker laat het daar of hij zich met de redactie kan vereenigen maar de strekking geeft juist weer hetgeen spreker bedoelt. De Voorzitter doet opmerken dat de motie Zandstra niet als zoodanig kan worden geaccepteerd. Zij luidt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 6