130 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1910. even groot was als vroeger. De fabrikanten verklaarden ook hier geldelijk voordeel te hebben bij vermindering van arbeidstijd, benevens besparing van brandstof, licht, slijtage enz. Ook van ondernemers, die zeer ongeloovig waren wat de voordeelen van den verkorten werktijd be treft en die eigenlijk voor den vorm een proefje namen, is de verklaring gekomen, dat de uitkomst hen verraste. Spreker wenscht geen voorbeelden meer aan te halen, maar wil er den nadruk op leggen, dat de ondernemers minder verbaasd zouden zijn ge weest, als zij zich op het standpunt hadden ge plaatst dat arbeiders menschen zijn als de anderen en dat zij ook vatbaar zijn voor vermoeidheid en afmatting bij het werk. Voor verwondering over de hier medegedeelde verschijnselen is dan ook geen redelijke grond. De ontdekking dat arbeiders, wanneer zij afgemat zijn van het werk van denzelfden of van overmatigen arbeid van den vorigen dag minder werk leveren dan wanneer zij friseh zijn, zou geen ontdekking zijn geweest, wanneer de ondernemers in hun drukke bezigheid van winstmaken niet verzuimd hadden te bedenken, dat er verschil bestaat tusschen de leven- looze en de levende winstmachine. Het is niet alleen om de stoffelijke voordeelen welke voortvloeien uit een verkorten werkdag, dat spreker en zijne partijgenooten op de invoering daar van aandringen. Het heeft een betere en meer be geerlijke uitkomst tengevolge. Een man van de praktijk zegt daarvan „dat de arbeiders meer werk leveren is niet het „eenigo voordeel van den verkorten arbeidstijd. Door- „dat zij regelmatiger en met minder inspanning werken „leveren zij ook beter werk. Bovendien wordt de ar- „beider in de gelegenheid gesteld zich in de vrij „gekomen uren door leering en uitspanning zedelijk „en lichamelijk te verbeteren. De arbeider gaat wel- „gemoed naar zijn werk, in het vooruitzicht, dat hij „na oen werkzamen dag den avond te midden van „zijn gezin of zijne vrienden kan doorbrengen". Een ander zegt, sprekende over den 12-urigen ar beidsdag „het bleek ons dat de arbeiders het op den duur „niet vol konden houden. Lichamelijk en geestelijk „gingen zij sterk achteruit, ziekenkas en ondersteu ningsfonds raakten uitgeput. Door het bankroet van „de ondersteuningskas opmerkzaam geworden, werden „zij nog veel erger ongesteld en eiken dag was dui delijk vermindering van werkkracht en ontaarding „der arbeiders waar te nemen. Wij waren genood- „zaakt zelfs tegen den wil der arbeiders, die dreigden „met werkstaking, een kortoren werkdag in te voeren. „Een ding was daarvoor noodig, n.l. om de slechte „stemming der arbeiders te overwinnen. Dit is ons „gelukt en de uitkomst overtrof onze verwachtingen. „Deze maatregel werkt nu al meer dan 17 jaar, en „de gezondheidstoestand der arbeiders werd veel „beter. Met gelijke bijdragen dan voorheen, verkeert „het ondersteuningsfonds in bloeionden toestand. Nog „een ander en meer begeerlijk resultaat is bereikt. „Het verboden gebruik van alcohol in de fabriek „heeft geheel opgehouden. Buiten de fabriek, waar „dit vroeger zeer veelvuldig voorkwam, komt nu „dronkenschap bijna niet meer voor en er heerscht „een uitstekende geest onder de arbeiders. Een vroeger „zeer druk toegepast boetestelsel is vrijwel buiten „werking geraakt". Spreker zou zoo kunnen doorgaan, want boekdoelen zijn en worden nog geschreven over de voordeelen en zegeningen van den verkorten arbeidsdag. En nog wil men hier geen poging wagon, zij het dan ook een bescheiden poging, om zich aan te passen aan de nieuwe ontwikkeling. Dit komt zeker, omdat deze ontwikkeling, deze veredeling van den arbeider en den arbeid nog geen gemeen ideaal is geworden. Het is zoo gemakkelijk in het oude te berusten, trots voorbeelden van vooruitgang op economisch maat schappelijk en zedelijk gebied. Zie naar de diamant bewerkers te Amsterdam, zie in Berlijn de arbeiders dor electriciteitsbedrijven. Dit zijn geen laag gezon ken, geen gedegenereerde verslapte arbeiders, het zijn arbeiders, die stoffelijk hoog genoeg staan om kracht en energie te bezitten, die leven te midden eener omgeving van publieke belangstelling, gees telijk gevoed door goed onderwijs en door de gees telijke middelen der organisatie, bovendien te midden eener omgeving waar goede litteratuur, tooneel en kunst worden gevonden, wat op hun geestestoestand niet zonder invloed blijft. Dit alles zou niet zoo zijn als de arbeiders door een langen werkdag waren ge demoraliseerd. Verkorting van den werkdag is daar voor noodig. Een lange werkdag maakt de arbeiders vroeg oud, hij ontrooft hun den tijd voor nobel vermaak, voor ontwikkeling, voor het genieten van natuur en kunst. Hij verwoest het huiselijk leven en maakt het den ouders onmogelijk invloed uit te oefenon op de op voeding hunner kinderen. Hij ontneemt kortom aan het leven van den arbeider alles, wat dat leven waarde geeft. Wil men de beschaving bevorderen, dan moet men allereerst er toe meewerken om den arbeidsdag te beperken, opdat de mensch niet worde verlaagd tot een vleeschmachine voor de productie, maar hem de gelegenheid worde geopend zich tot mensch te ont wikkelen. Zonder vrijen tijd is dat onmogelijk, want dan is het eentonig levensprogramma voor den ar beider werken, eten, slapen. Daarom, naast recht op den arbeid, moet het recht op ontspanning en vrijen tijd op den voorgrond worden gesteld. Men richt leeszalen op voor het volk. Spreker en zijne partij genooten juichen dat toe, maar laat het dan den ar beider ook niet aan tijd en lust ontbreken om van die nuttige instellingen te profiteeren. Dan zal am bitie, kracht en energie in hem opbloeien en de be geerte doen ontwaken naar een leven op hooger peil. Dit is toch een groot voordeel, dat de ver korting van den arbeidsduur zeker zal meebrengen. Daarom bevelen spreker en zijne partijgenooten hun voorstel ernstig bij de raadsleden aan. De heer Burger zou gaarne de behandeling van dit voorstel splitsen in eene bespreking over den arbeidstijd en die der redactiekwestie. Spreker vraagt of er ook bezwaar bestaat de kwestie van den arbeidstijd eerst aan de orde te stellen, om daarna over de beide artikelen 22 en 23 het woord te voeren. De heer OosterhofF wil het voorstel der Commissie aanbevelen. Hij heeft zich niet als de heer Zandstra laten leiden door theoretische beschouwingen, want het is uiterst mooielijk om uit te maken wat een goede werktijd is. De eene arbeider zal b.v. met pleizier 12 uren werken, terwijl oen ander zich reeds bij een negen-urigen werkdag overspant. Er is geen algemeene regel voor vast te stellen. Hetzelfde ziet men op geestelijk gebied. De kwestie van den werktijd is zuiver individueel en het is moeielijk precies vast te stellen wat een goede werktijd is. Spreker heeft zich dan ook laten leiden door praktische overwe gingen. Zooals de arbeidstijd nu is geregeld werkt niemand langer dan 10 uur. Spreker ziet niet in dat het, waar in de praktijk niet langer wordt gewerkt dan 10 uren, noodig is om 11 uren op papier te behouden. De timmerlui werken sinds lang slechts 10 uur, de plantsoenwerkers nu ook, zoodat het re glement dus feitelijk is aangepast aan de praktijk. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1910. 131 De Voorzitter meent op eene kleine vergissing in het betoog van den Wethouder te moeten wijzen. De plantsoenarbeiders toch werken 's zomers 11 uren per etmaal. De Wethouder nu schijnt te meenen dat de verlating van het aanvangsuur een werkdag van 11 uren onmogelijk heeft gemaakt. Wanneer dus niet beslist een werkdag van 10, 9 of 8 uren wordt voor geschreven, zal men do plantsoenarbeiders wel 11 aren kunnen laten werken. Het amendement van den heer Oosterhoft' sluit zich niet precies aan den be- staanden toestand aan. De heer Oosterhoff geeft toe dat het niet onmo gelijk is de plantsoenarbeiders 11 uren te laten wer ken. Wanneer men echter de motieven nagaat, die er toe hobben geleid te bepalen, dat de plantsoen- arbeiders om 6 uur zullen aanvangen, kan spreker niet aannemen dat zij 's avonds een uur langer zouden moeten werken. Er is beweerd dat voor deze men schen de morgenuren geschikter zijn om te werken, omdat zij dan geen last hebben van de voorbijgangers en dat zij dan beter de bloemen kunnen begieten, omdat er dan geen zon is. Die argumenten wegen bij spreker niet zwaar en waar de Raad besloot die arbeiders een uur later te doen aanvangen, mag spreker aannemen, dat hun werktijd ook wordt ver kort. Bovendien zijn er slechts 10 plantsoenarbeiders bij de 160 arbeiders in gemeentedienst, zoodat dit contingent betrekkelijk klein is. De heer Burger meent, dat na de gewisselde stukken vaststaat, dat do werkdag van 11 uren uitsluitend wordt verlangd voor de plantsoenarbeiders en dat, wordt het amendement der Wethouders aangenomen, toch feitelijk de maximale 10-uurs arbeidsdag zal gelden, misschien alleen met eene uitzondering voor de plant soenarbeiders. Is dit juist, dan is de vraag of de werktijd op 10 of 11 uur zal worden vastgesteld, van buitengewoon weinig beteekenis, en dan is spreker bereid aan het amendement der Wethouders zijne stom te geven. De heer Zandstra meent dat het niet gaat om de vraag of de menschen het kunnen uithouden. Wij maken ons meester van een stuk leven van den arbeider, wij ontrooven hem aan zijn gezin, aan hem zelf, aan zijn genot, aan zijne ontwikkeling. Wanneer een arbeider 11 uren moet werken, waar is dan de tijd voor genot, voor ontwikkeling, voor de opvoeding zijner kinderen. Door te langen arbeidsduur wordt zijn kracht ondermijnd. Als men het geslacht nagaat is de arbeider slechts een afspiegeling van wat de mensch is geweest. Te lange arbeidsduur demorali seert den mensch. Spreker heeft 38 jaar aan het aambeeld gestaan hij weet wat het beteekent een langen werkdag te hebben. Het zijn geen praatjes die spreker vertelt, want reeds in 1841 schreef de fabrieksinspecteur Horner in zijn rapport over fabrieken Het is zeker te betreuren, dat eenigo klassen van menschen zich 12 uren dage lijks moeten laten afjakkeren. Rekent men de maal tijden er bij en den tijd benoodigd voor het gaan van en naar 't werk, dan bedraagt dit inderdaad 14 yan de 24 uren. Afgezien van den invloed op den gezondheidstoestand zal niemand, hoop ik, aarzelen om toe te geven, dat van moreel standpunt zulk een opslurpen van den tijd der arbeidende klasse, buiten gewoon schadelijk is en een geduchte ramp. In het belang der openbare moraal, voor de aan kweeking van een flinke bevolking en om de groote massa des volks een redelijk levensgenot te ver schaffen, moet er op worden aangedrongen dat in alle takken van nijverheid een deel van eiken arbeidsdag wordt bewaard voor ontspanning en rust." Een arbeidsdag van 10 of 11 uren is nog te lang voor de arbeiders, zullen ze een menschwaardig be staan hebben. De heer Komter is van oordeel dat de kwestie van 10 of 11 uur praktisch niet van zeer groot belang is, daar alléén de plantsoenarbeiders 's zomers 11 uur werken. Wanneer een maximum werktijd wordt ge decreteerd van 10 uren, zullen zij, die thans reeds voor hetzelfde loon minder werktijd hebben dan de andere gelijksoortige gemeentewerklieden, hun werk tijd gedurende de zomermaanden nog met één uur per dag zien verkorten. Dit komt Burgemeester en Wethouders niet juist voor en daarom geven zij in overweging den maximum werkdag op 11 uur te bepalen. De heer Berghuis wijst er op dat hij als commis sielid de eenige overgeblevene voorstander is van een werkdag van 10 uren. De heer Burger gaat thans mee met het voorstel van Burgemeester en Wethou ders 11 uren de heer de Jong wil een werkdag van 9 uren. De heer Komter zegt, dat het regel is dat er 10 uur wordt gewerkt. Spreker vraagtmaar waarom moet dan in het reglement als regel 11 uur worden vastgelegd. Waar besloten is dat de plantsoenarbei ders een uur later zullen aanvangen, meent spreker, is er alle reden om niet den werkdag op 11, maar op 10 uren te stellen, te meer waar de Wethouder, die het best met de werktijden op de hoogte kan zijn, zelf voor 10 uren ageert. De heer OosterhofF zegt dat de heer Komter ver band heeft gelegd tusschen den werktijd en het loon. Dit bestaat zonder twijfel. Of het verband echter zoo nauw is dat onregelmatigheden zullen ontstaan als de plantsoenarbeiders een uur korter werken, is zeer de vraag. Het loon toch bestaat uit zooveel elementen, an ciënniteit, geschiktheid enz., dat van een zoo nauw ver band wel geen sprake kan zijn. Toen het aanvangsuur voor de timmerlieden op 6 uur werd vastgesteld, heeft geen verlaging van loon plaats gehad. Het is niet mogelijk het zuiver wiskunstig verband tusschen werktijd en loon aan te toonen. Spreker meent dan ook dat er geen bezwaar is om het voorstel der Commissie aan te nemen. De Voorzitter geeft te kennen dat op 16 Januari 1907 besloten is het aanvangsuur der timmerlieden een uur later te stellen. Daarop is opgemaakt een staat van werkuren van de werklieden der verschil lende categorieën. Daaruit bleek dat het aantal uren bedroeg per jaar voor de timmerlieden 2904, voor de plantsoenarbeiders 2824, voor de wegwerkers 2812. Hieruit blijkt duidelijk dat er gemiddeld geen 10 uur per dag wordt gewerkt, doch ruim 9 uur. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om den werkdag op 11 uur te stellen wordt aangenomen met 12 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenWilhelmij, Fransen, Beucker Andreae, Hartelust, Schoondermark, Feitz, Burger, Tijsma, Haverschmidt, Menalda, Feddema en Komter. Tegen de heerenZandstra, Berghuis, de Jong, G. W. Koopmans, Lautenbach, Oosterhoff en Baart de la Faille.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 7