182 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1910.
ja van de geheele stad, onder den arm heeft genomen,
heeft in zooverre succes gehad, dat de vergunning
eerst door Burgemeester en Wethouders is geweigerd.
Waar nu de heer Baart de la Faille als het ware de
autoriteit van den heer Tulp in het geding brengt,
althans hem aanhaalt als voorbeeld, dat de ingeze
tenen zich tegen de oprichting ook al hebben gekant,
en releveert, op diens zeggen, dat dergelijke inrich
tingen grooten hinder veroorzaken en de heer Beek
huis heeft gezegd, dat Burgemeester en Wethouders
de voorwaarden door den heer Tulp aangegeven tot
de hunne hebben gemaakt, wenscht spreker mede te
deelen, dat de heer Tulp, als concurrent van de firma
van Creveld en Fabre, heeft gemeend die firma te
moeten bemoeilijken. Spreker heeft de bewijzen bij
zich, in den vorm van volgbriefjes, dat de heer Tulp
in darmen handelt. Wij hebben hier dus te doen met
iemand, die vreest te worden benadeeld en op wiens
oordeel men zich niet mag beroepen. Spreker meent
voorts dat het niet aangaat voor den Baad om nog
meer bezwarende voorwaarden te stellen dan de
Baad van State reeds heeft gedaan. Die voorwaarden
zullen, als zij worden nageleefd, grooten hinder voor
komen.
Voor de zuivering van het afvalwater heeft het
Koninklijk besluit een clairanlage voorgeschreven
die een uitgave vordert van 10,000.Waar
de Raad van State niet geschroomd heeft een der
gelijke kostbare inrichting voor te schrijven, kan de
Raad over het afvalwater gerust zijn.
Spreker is van oordeel dat er wel erger dingen
in de gemeente gebeuren, en op het aschland, de
inrichting van de gemeente zelve, komen ernstiger
zaken voor dan hier te verwachten zijn. Hij meent
dat door dit bedrijf geen zoo ernstigen hinder wordt
veroorzaakt, dat het gewettigd is aan adressanten
zoodanige bezwarende voorwaarden in den weg te
leggen, dat de uitoefening van liet bedrijf, waarvoor
bereids de Koninklijke bewilliging is verkregen, on
mogelijk wordt gemaakt.
Spreker kan den Raad nog mededeelen dat daar
door het doel toch niet zal worden bereikt, want
deze firma zal niet rusten vóór zij haar bedrijf in
Leeuwarden heeft gevestigd, 't Is de vraag maar, of
ze hier niet op een gunstige plaats staat voor de
gemeente.
Spreker wil den heer Baart de la Faille nog her
inneren aan de woorden door hem op 14 April 189C
gesproken, toen door de heer Marcus Dwinger werd
gevraagd een beenderenbewaarpiaats te mogen stichten
aan den Harlinger trekweg. De heer Baart de la Faille
zeide toen
„Spreker verbindt hieraan eene algemeene vraag. Nu
door verschillende industrieelen op vrij grooten af
stand van de bebouwde kom der gemeente inrich
tingen worden opgericht, waarvan het beter is, dat
ze niet binnen de bebouwde kom bestaan, zouden
er nu geen termen zijn, om die ingezetenen te doen
deelen in dezelfde voorrechten als zij, die binnen of
dicht bij de bebouwde kom wonen, n.l. om de toe
gangswegen aldaar naar de gemeente te bestraten
en hierdoor de verder afwonenden de gelegenheid
te geven de stad per as te bereiken?"
Daar heeft de heer Baart de la Faille de wensche-
lijkheid uitgesproken, dat een beenderenbewaarpiaats
en andere hinderlijke bedrijven buiten de bebouwde
kom worden gehouden en nu zulks geschiedt, de
weg daarheen geen beletsel mag zijn. Nu, 14 jaar
later, wil hij aan een ander bedrijf bezwarende voor
waarden in den weg leggen, voorwaarden die, zooals
de Voorzitter reeds terecht opmerkte, buiten beschou
wing vallen, daar alleen gevraagd wordt om toestem
ming tot het berijden van den trekweg. Dat deze
firma nu toevallig nog den Raad noodig heeft, is bij
een breede opvatting van de zaak allerminst een
reden om nu nog te zeggendit bedrijf zal hier
niet komen.
De heer Fransen kan na het door den heer Fed-
dema gesprokene van het woord afzien. Het is hem
echter ook opgevallen dat Burgemeester en Wet
houders te ver gaan door voorwaarden te stellen ten
opzichte van het vervoer, waar alleen vergunning
wordt gevraagd voor het berijden van den trekweg.
Het doet den heer Baart de la Faille genoegen in
den heer Beekhuis een medestander te hebben ge
vonden in de bezwaren die spreker heeft ingebracht
tegen de oprichting van een darmwasscherij op ge
meenteterrein en dat ook de heer Beekhuis wenscht
dat de Raad nader overtuigd wordt dat de bezwaren
tot een minimum zijn gereduceerd.
Spreker is er van overtuigd dat een dergelijk af
schuwelijk bedrijf hier niet thuis behoort, dat het uit
den booze is en dat zulke inrichtingen, die tot de
ernstigste verontreiniging van bodem, lucht en water
kunnen worden gerekend, zooveel mogelijk moeten
worden geweerd. Hij meent dan ook dat Burge
meester en Wethouders het belang der gemeente
goed hadden begrepen, toen zij de vergunning voor
de inrichting, die uit hygiënisch oogpunt ongewenscht
is, hebben geweigerd. Dat zij er nu komt is force
majeureeen hooger college heeft er anders over
gedacht en na een jaar beraad de vergunning verleend.
De heer Feddema, die terecht wees op het lang
durig verloop dezer procedure, heeft daarmede willen
aantoonen dat de zaak ernstig is opgevat en dat door
deskundigen adviezen zijn gegeven, waarop voor
waarden zijn gegrond die de bezwaren tot een minimum
reduceeren.
Als men echter nagaat de ellende, die wij onder
vinden van inrichtingen, die niet voldoende gezuiverd
afvalwater op den boezem wolko een gedeelte van
het jaar stil staat loozen, blijft spreker er bij dat
men dergelijke inrichtingen verre moet houden, omdat
bij hem ernstige twijfel bestaat dat de voorwaarden
kunnen worden nageleefd.
Spreker is den heer Feddema dankbaar voor de
nadere inlichtingen. Dit raadslid heeft verteld dat
het lokaal waarin het afschuwelijk bedrijf zal worden
uitgeoefend 6 X 10 M. groot wordt. In dat lokaal,
hetwelk misschien niet eens van een ventilatieinrich-
ting is voorzien, moeten de werklieden den geheelen
dag verkeeren. Dat zoo'n inrichting schadelijk is
voor de gezondheid dier werklieden behoeft geen
betoog, maar ook de omwonenden zullen last en
hinder ondervinden. Hot is voor spreker zeer de vraag
of het waar is dat op 25 M. afstand de lucht niet meer
verontreinigd zal worden. De heer Feddema heeft
gewezen op een worstfabriek en abattoirs. Die inrich
tingen zijn niet gelijk te stellen met een darmwas
scherij. Spreker herhaalt er niet aan te twijfelen of
de omwonenden zullen in sterke mate den invloed
der afschuwelijke lucht ondervinden. De omwonen
den spreker heeft dit van een hunner hebben
al last genoeg van het bonkenpakhuis naast de huiden-
zouterij van den heer Tulp. Spreker wil nu nog
even rencontreeren wat door den heer Feddema is
gezegd over sprekers houding in 1896. Toen de
vergunning tot oprichting van het bonkenpakhuis was
verleend, hoeft spreker gezegd: maak het den men-
schen nu ook mogelijk om den weg behoorlijk te
berijden. Spreker zou ditzelfde nu nog zeggen als
de inrichting niet te keeren is, ja, maar hij zou het
vooral willen doen ten behoeve van de arbeiders
woningen, wier bewoners zelfs in het tegenwoordige
seizoen door de modder moeten baden. Spreker wil
een inrichting niet, die, met alle voorwaarden op
papier, twijfel doet rijzen aan de hygiëne van bodem,
lucht en water.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1910. 183
De heer Feddema heeft gesproken van de autorititeit
van den heer Tulp. De heer Tulp is voor spreker
geen autoriteit, hij heeft andere te zijner beschikking.
Spreker blijft er bij dat hij bezwaar moet maken
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Hij heeft dan ook de eer de volgende motie voor
te stellen
De Raad besluit
de beslissing omtrent het adres van de firma van
Creveld en Fabre, vermeld onder punt 6 van de
agenda, aan te houden
Burgemeester en Wethouders te verzoeken het
adres aan Burgemeester en Wethouders van de firma
van Creveld en Fabre met bijbehoorende stukken tot
oprichting van een darmwasscherij en het desbetref
fend Koninklijk besluit ter kennisneming aan den Raad
over te leggen, benevens een advies van de gezond
heidscommissie, overeenkomstig artikel 6 der Gezond
heidswet.
De Voorzitter heeft zooeven al gezegd dat hij al
lerminst beoogt te debatteeren over de kwestie of
het meer of minder gewenscht is dat de darmen-
wasscherij hier komt. Men zou echter dien indruk
kunnen krijgen, waar de heer Baart de la Faille zegt
dat Burgemeester en Wethouders aan zijne zijde staan.
Dat was inderdaad zoo, toen Burgemeester on
Wethouders geroepen waren de hinderwetsvergunning
te verleenen. Toen kwamen er van alle zijden zooveel
ernstige bezwaren, dat Burgemeester en Wethouders
er niet in slaagden door het stelten van voorwaarden
aan die bezwaren tegemoet te komen. De gevraagde
vergunning is daarom geweigerd. Adressanten kwamen
in hooger beroep en voor het gezag van Burgemeester
en Wethouders kwam een hooger gezag, dat van
H. M. de Koningin, in de plaats. Deze overwoog,
lettende op artikel 12 der Hinderwet, dat door het
stellen van voorwaarden wel aan die bezwaren was
tegemoet te komen, zoodat de vergunning moest wor
den verleend. Dit nu is geen gunst, maar naleving
van een wettelijk voorschrift. Burgemeester en
Wethouders hebben zich bij de beslissing der Koningin
neer te leggen en de Raad kan niet eischen dat
Burgemeester en Wethouders zullen zeggen: wij willen
de inrichting niet. Dit mag niet door Burgemeester
en Wethouders worden gezegd en zij zullen het don
heer Baart de la Faiile dus niet nazeggen. Burgemeester
en Wethouders hadden gehoopt dat de darmenwasscherij
hier niet zou komen, meenende dat geen voorwaarden
konden worden gesteld waardoor aan de bezwaren
kon wordon tegemoetgekomen. Nu do Koningin die
voorwaarden heeft gevonden op grond van deskun
dige adviezen, is er voor de uitdrukkingik wil de
inrichting niet, geen plaats meer. Wanneer de heer
Baart de la Faille zich op dit standpunt plaatst, wil
spreker gaarne de stukkon uit het archief laten zien.
Spreker acht het echter niet noodig dat dit punt
wordt besproken bij de beslissing, die de Raad thans
geroepen is te nemen. De Raad heeft te besluiten
of hij het berijden van den trekweg, het leggen van
een riool en het maken van een steiger wil toestaan
onder zekere voorwaarden. Spreker kan zich voor
stellen dat tegen het verleenen dier vergunning be
zwaren bestaan. De heer Beekhuis o.a. heeft een
bezwaar tegen het maken van een steiger gevonden
in de bocht die de vaart maakt. Zoo kunnen er
meerdere bezwaren zijn, maar voor de behandeling
dezer kwestie is niet noodig de kennis van het
Koninklijk besluit of den omvang van het bedrijf.
Iedere wensch daartoe, houdt te veel rekening met
de zuchtik wil de inrichting niet. Spreker ver
zoekt do heeren Baart de la Faille en Beekhuis dan
ook dat te elimineeren.
Waar nu de motie van den heer Baart de la Faille
eindigt met een voorstel om het advies der gezond
heidscommissie te vragen, herhaalt spreker dat het
veld van de hygiëne te dezen opzichte is uitgeput,
omdat dit door H. M. de Koningin in alle opzichten
is onderzocht. Ten opzichte van het berijden is
geen nader advies noodig van de gezondheidscom
missie. Dat advies is dus totaal nutteloos. Spreker
zou dan den heer Baart de la Faille in overweging
willen geven uit de laatste zinsnede der motie te
schrappen de woordenovereenkomstig artikel 6 der
Gezondheidswet. Die woorden kunnen den indruk
geven dat door Burgemeester en Wethouders iets is
verzuimd en het zou spreker niet aangenaam zijn
als dat in wijder kring werd gedacht; het niet naleven
van een wetsartikel moet hun niet worden verweten.
De heer Beekhuis schijnt verkeerd te zijn begrepen.
Spreker weet dat de Raad, waar hij staat voor eene
beslissing der Koningin, de oprichting niet meer kan
verhinderen, dit is een fait accompli. En dit geldt
te meer waar de heer Feddema, die de oprichters
kent, verklaart, dat al is het niet op deze plaats, de
inrichting er toch komt. Sprekers bedoeling is dan
ook alleen geweest om volledig te worden ingelicht
om te kunnen nagaan of de gemeente, gebruik makende
van de gunstige omstandigheid, waarin zij ten
opzichte van adressanten verkeert, niet nog de
een of andere voorwaarde zal opleggen. Men zou
spreker kunnen toevoegener valt aan de voorwaarden
niet te tornen, maar Burgemeester en Wethouders
hebben het zelf al gedaan met de voorwaarde sub a,
een voorwaarde, die naar spreker vermoedt, niet
voorkomt in het Koninklijk besluit. Zonder dat de
Raad de geheele kwestie kan overzien, is het onmoge
lijk te beoordeelen of b.v. de steiger niet hinderlijk
is voor de scheepvaart.
Hoewel spreker inziet dat de inrichting niet is te
keeren, wil hij toch zoo volledig mogelijk worden
ingelicht om te kunnen nagaan of de door Burge
meester en Wethouders gestelde voorwaarden kunnen
worden aangenomen. Spreker zal dan ook stemmen
vóór de motie van den heer Baart de la Faille.
De heer Feddema zou het woord niet weer hebben
gevraagd als de heer Beekhuis niet over den steiger
nog eens had gesproken. Wanneer dit raadslid goed
had gelezen, zou hij hebben opgemerkt dat de steiger
zal worden gemaakt in het talud van den weg en
niet in de vaart. Yoor het vaarwater kan zij dus
geen beletsel zijn. Bovendien heeft de Raad met
dit provinciaal vaarwater niets te maken. De vaart
is daar recht, zoodat er ook geen sprake is van een
bocht. De Raad moet ook hier geen spook zien.
Hij heeft hier toestemming te geven, omdat adres
santen gemeentegrond noodig hebben. Of daar nu
10 of 20 schepen aan dien steiger zullen liggen is niet
een kwestie, die bij den Raad thuis behoort, maar
bij Gedeputeerde Staten.
Do heeren Baart de la Faille en Beekhuis hebben
gevraagd waarom de verschillende stukken niet zijn
overgelegd. Wanneer deze heeren werkelijk belang
in de zaak hadden gesteld, hadden zij den Burge
meester om de stukken ter inzage kunnen vragen.
Zij waren hun dan zeker niet geweigerd. Spreker is
van oordeel dat de voorwaarden bij het Koninklijk
besluit gesteld, voldoende de verontreiniging van
bodem, lucht en water tegengaan. De bodem van
het gebouw en het terrein toch moeten waterdicht
worden afgesloten, terwijl het afvalwater, alvorens
te worden geloosd, door de straks genoemde clair
anlage moet loopen. Spreker zou het betreuren als
de Raad de motie van den heer Baart de la Faille
aannam, omdat uitstel van het bouwwerk daarvan
het gevolg zal zijn en de uitvoering van het Koninklijk
besluit misschien onmogelijk zal maken.