186 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1910. De heer de Jong kan kort zijn. Hij wil met een enkel woord zijn stem motiveeren, ook namens den heer Zandstra. De heer Zandstra en spreker hebben een 20-tal amendementen en eene motie ingediend op het voorstel der Commissie van Rapporteurs. Tot hun leedwezen is niet een enkel amendement, noch de motie aan genomen. Waar spreker en de heer Zandstra naar hunne meening bescheiden eischen hebben gesteld, hadden zij verwacht dat althans een deel dier amen dementen eene meerderheid zou hebben gevonden. De meerderheid heeft door deze weinig tegemoet komende houding het den heer Zandstra en spreker niet gemakkelijk gemaakt bij de eindstemming vóór te stemmen. Toch zullen ze dit doen omdat ze groote voorstanders zijn van een juiste omschrijving van de rechten en plichten der gemeente eenerzijds en van die der arbeiders anderzijds. Werkliedenreglementen zijn naar hunne meening een eisch van modern gemeente- beheer. Bovendien zal, als het reglement er eenmaal is, de grond zijn gelegd waarop verder kan worden voortgebouwd aan de verbetering van den toestand der gemeentewerklieden. Spreker en de heer Zandstra zijn van meening, dat tal van artikelen van het reglement beduidende wijzi gingen in het belang der arbeiders dienen te onder gaan, zal het reglement aan billijke eischen voldoen. Zoo zij dus vóór het reglement stemmen, willen ze daarmee niet geacht worden, in te stemmen met den geheelen inhoud. Nu de heer de Jong zijn stem heeft gemotiveerd, wil ook de heer Fetldema zulks doen. Spreker had eerst gedacht dat de redeneering van den heer de Jong zou uitwijzen, dat hij tegen zou stemmen. Het ontwerp-reglement, zooals het door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld, is gebleken een reglement te zijn, waarmee zij vrede hebben. Het gaat spreker, in tegenstelling met den heer de Jong, te ver. Hij zal er evenwel nu vóór stemmen, omdat Burgemeester en Wethouders het kunnen accepteeren, en zij het college zijn, dat meer rechtstreeks met de gemeente werklieden voeling heeft te houden. De heer Wilhelmij heeft, zooals den Raad bekend is, geen deel genomen aan de debatten. Waar in den tegenwoordigen tijd alles gereglementeerd moet wor den, vreest spreker dat het goede vertrouwen, dat vroeger tusschen werkgever en werknemer bestond, de wereld uitgaat. Vroeger waren deze beide partijen vrienden, thans nu alles wettelijk is geregeld, bestaat die vriendschap niet meer. Spreker vreest dat het met het werkliedenreglement zal gaan als in de geschiedenis van de booze vrouw. Deze had reglementair voorgeschreven wat haar man had te doen en te laten. Toen de vrouw in het water viel en om hulp riep ging de man eerst in zijn reglement kijken of hij dat wel doen mocht en de vrouw verdronk. Zoo zal het ook gaan met het werk liedenreglement. Spreker vreest dat na eenigen tijd èn werkgever èn werknemer zullen zeggen hadden wij het maar nooit gehad. Spreker zal tegenstemmen. De heer Lautenbach zal, hoewel het reglement hem niet bevredigt, vóór stemmen. Spreker meent dat het een zegen is dat de wederzijdsche rechten en verplichtingen nauwkeurig zijn omschreven. Wat z. i. aan dit reglement ontbreekt, zal hij thans niet uit spreken, zij die de gedachtenwisseling hebben gevolgd, kunnen dat weten. Vrees dat de goede trouw zoo zal weggaan uit de wereld, zooals de heer Wilhelmij meent, bestaat bij spreker niet, integendeel zal zij door de reglementen zijn bevestigd. Nog minder gevaar bestaat er z. i. dat het met dit reglement zal gaan, als met de verdronken echtgenoot, omdat haar man niet door het reglement gebonden was haar te redden, zooals de vorige spreker meent, immers door de bepaling dat bijzondere toewijding of energie der werklieden kan worden beloond, is dit gevaar geheel ondervangen. Ook de heer G. W. Koopmans zal het reglement aanvaarden en vóór stemmen. Hij wenscht echter een woord van dank te brengen aan Burgemeester en Wethouders voor de flinke behandeling dezer zaak en aan de Commissie van Rapporteurs voor het vele werk dat deze zich heeft moeten getroosten. De beraadslaging wordt gesloten. Het ontwerp-werkliedenreglement wordt vastgesteld met 13 tegen 1 stem. Vóór stemmen de heerenZandstra, de Jong, Lautenbach, Fransen, G. W. Koopmans, van Messel, Beekhuis, Feitz, J. Koopmans, Komter, Feddema, Beucker Andreae en Baart de la Faille. Tegen de heer Wilhelmij. Aan de orde is ontwerp II. De Voorzitter deelt mede dat het door de heeren de Jong en Zandstra op dit ontwerp ingediende amendement is ingetrokken. Het maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De hoer Zandstra zegt dat het werkliedenreglement lang onder weg is geweest. Om de gemeentewerk lieden verdere teleurstelling te besparen, zouden spreker en de heer de Jong gaarne zien dat artikel 55 werd gewijzigd in dien zin, dat de veran derde loonen gerekend worden in te gaan op 1 Januari 1910. Spreker stelt daarom de volgende motie voor: de Raad besluit dat de in het werkliedenreglement neergelegde loonregeling wordt geacht te zijn inge gaan 1 Januari 1910. De Voorzitter begrijpt nu pas de bedoeling van den heer Zandstra. Hij wijst dezen er op dat dit amendement in de vorige vergadering, toen art. 55 aan de orde was, had moeten zijn ingediend. De heer de Jong wijst er op dat deze motie eerst nu inkomt naar aanleiding eener bespreking met den heer Komter, den Voorzitter der vorige vergadering. Deze heeft spreker den raad gegeven de motie in te dienen na de eindstemming. De heer Komter zegt, dat de heer de Jong hem vóór den aanvang der vorige vergadering over de motie heeft geraadpleegd. Toen heeft hij er op ge wezen, dat bezwaarlijk over het tijdstip van de in werkingtreding kan worden beslist, zoolang niet zeker was dat het reglement zou worden aangenomen. Spreker had toen artikel 55 niet voor zich; bij de behandeling van dat artikel is het aan zijne aandacht ontsnapt en is toen ook de heer de Jong niet op zijne motie teruggekomen. Den Voorzitter was daar niets van bekend, anders had hij de opmerking niet gemaakt. Verslagvan de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1910. 187 De heer G. W. Koopmans voorspelt dat de motie zal vallen. Hij is dan van plan voor te stellen de loonen te laten ingaan op 1 .Januari 1911. Wanneer echter Burgemeester en Wethouders in wier goede trouw om deze kwestie spoedig in orde te maken, spreker gelooft, kunnen toezeggen dat het reglement op 1 Januari a.s. in werking treedt, behoeft spreker zijn voorstel niet te doen. De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wet houders die toezegging niet geven. Zij weten veel te goed hoeveel voorbereidend werk moet worden verricht. De heer G. W. Koopmans stelt voor de gewijzigde loonregeling te doen ingaan op 1 Januari 1911. Eerstdaags toch staan wij voor de begrooting en dan zullen óf de oude óf de nieuwe loonen daarop worden uitgetrokken. Wanneer er echter bij Burge meester en Wethouders een groot bezwaaar bestaat tegen het voorstel zal spreker het intrekken. De heer Komter wijst er op dat voor het voorstel van den heer G. W. Koopmans niet geldt, wat min of meer gold voor het voorstel van de heeren de Jong en Zandstra. De heer Koopmans toch had zijn voorstel bij artikel 55 behooren in te dienen. Nu dit artikel zonder discussie is aangenomen moet de Raad zich daaraan houden. Burgemeester en Wet houders zullen het reglement invoeren zoo spoedig dit kan. Spreker geeft den leden in overweging thans geen verdere voorstellen te doen tot wijziging van artikel 55. De heer G. W. Koopmans trekt zijn voorstel in. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-de Jong-Zandstra wordt verworpen met 10 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heerenZandstra, de Jong, Lautenbach en G. W. Koopmans. Tegen de heerenWilhelmij, Fransen, van Messel, Beekhuis, Feitz, J. Koopmans, Komter, Feddema, Beucker Andreae en Baart de la Faille. Ontwerp II wordt met algemeene stemmen vast gesteld. De Raad gaat in comité-generaal ter behandeling van 7. het rapport der Commissie, belast met het onder zoek van bezwaarschriften in beroep tegen aanslagen in den Hoofdelijken Omslag, dienst 1910. Na heropening wordt de vergadering, daar niets meer te behandelen is, door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 6