2 206 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 September 1910. 7. Regeling van de rangorde van zitting der leden van den Raad Deze wordt bij loting vastgesteld als volgt No. 1 de heer L. Zandstra 33 33 W. Fransen. 3 33 33 mr. A. Burger. 4 33 33 dr. J. Baart de la Faille. 5 V 33 L. de Jong. 6 31 33 J. Koopmans. 7 3 3 33 S. J. van Messel. 8 33 33 G. W. Koopmans. 9 33 J 3 H. Beucker Andreae. 10 33 33 mr. C. Beekhuis. 11 33 33 K. P. W. Besuijen. 12 33 33 mr. A. Menalda. 13 33 33 N. T. Haverschmidt. 14 33 3 3 B. Hartelust. 15 3 3 33 P. A. Wilhelmij. 16 33 33 J. H. Berghuis. 17 33 33 Z. S. Feddema. 18 3 3 33 D. Lautenbach. 19 33 33 C. L. B. J. Feitz. 20 33 33 mr. J. W. Tijsma. 8. Verdeeling van den Raad in sectiën. In de eerste sectie nemen zitting de heeren Gr. W. Koopmans, mr. A. Menalda, B. Hartelust, K. P. W. Besuijen, mr. C. Beekhuis en Z. S. Feddema. In de tweede sectie nemen zitting de heeren L. de Jong, D. Lautenbach, mr. J. W. Tijsma, H. Beuoker Andreae, L. Zandstra, mr. A. Burger en S. J. van Messel. In de derde sectie nemen zitting de heeren W. Fransen, J. Koopmans, J. H. Berghuis, N. T. Haver- schmidt, P. A. Wilhelmij, C. L. B. J. Feitz en dr. •T. Baart de la Faille. Door het lot wordt de heer J. A. A. Schoonder- mark als voorzitter der tweede sectie, de heer T. Komter als voorzitter der derde sectie aangewezen, zoodat de heer J. Oosterhoff in de eerste sectie zit ting neemt. De Burgemeester is krachtens het Reglement van Orde voorzitter der eerste sectie. 9. Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording van het Stads Ziekenhuisdienst 190!). De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der rekening en verantwoording, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 10. Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek van de begrooting der ontvangsten en uitgaven van het Stads Ziekenhuis, dienst 1910. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der begrooting, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake de motie-Fransen Raadsvergadering van S(i October 1909) betreffende geregelde doorspoeling der- publieke urinoirs met leidingwater. Dit prae-advies luidt als volgt Uwe Vergadering nam bij gelegenheid van de be handeling der ontwerp-gemeentebegrooting voor 1910 (Handelingen 1909 blz. 229 en 230) de volgende motie aan „de Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit een plan en begrooting in te dienen, om in de urinoirs geregelde doorspoeling der waterleiding aan te brengen." Ingevolge die uitnoodiging droegen wij den Directeur der Gemeentewerken op iii overleg met den Directeur der Stadsreiniging ons college de beschouwingen mede te deelen, waartoe dit besluit hun aanleiding gaf. Uit eene berekening, die dientengevolge werd gemaakt, bleek, dat het aanbrengen van eene eenvoudige inrichting aan de urinoirs ten behoeve dier door spoeling ruim 1600.— en het jaarlijksch water verbruik circa f 3000.zou moeten kosten. De vraag rees dus of de te verkrijgen voordeelen wel tegen dergelijke buitengewoon hooge offers geacht mochten worden op te wegen en of niet langs minder kostbaren weg verbetering zou kunnen worden ver- O O kregen. In dien gedachtengang werd den Directeur der Stadsreiniging verzocht, gedurende de zomer maanden Juni en Juli alle urinoirs, bij wijze van proef, vaker dan tot dusver en alzoo twee maal daags door te spoelen. Hioraan is voldaan met behulp van creolinmengsel en leidingwater, waar noodig driemaal per dag en de Directeur rapporteert bij zijn schrijven, ingekomen 9 dezer, dat daarmede een zeer groote verbetering valt waar to nemen. Inmiddels maakt de Directeur nog op een anderen maatregel opmerkzaam, die, minder kostbaar dan die waarop het bovengenoemde raadsbesluit doelt, even zeer tot opheffing dor misstanden zou kunnen leiden, te weten de inrichtingen te doen uitloozen in hot openbaar water, waartoe tegenwoordig ook reeds voor woningen de bouwverordening vrijheid geeft (artikel 39) en ze daarop dagelijks 2 a 3 maal met behulp van een pomptoestel doorspuiten de kosten in eens worden dan f 430.— de jaarlijksche f 750.doch bespaard wordt daartegenover, doordat de tegenwoor dige werkwijze het geregeld ledigen der reservoirs bij de urinoirs, wordt opgeheven, blijkens mondelinge opgaarf, f 480 per jaar, ongerekend nog de kosten van den wagen met paard, die thans gebezigd wordt. Het bedrag der hoogere koston van de in Juni en Juli plaatsgevonden meer intensieve reiniging is ge weest f 100. Waar, bij hetgeen door den Directeur der Gemeente werken wordt aanbevolen, de kosten bepaald te hoog loopen volgens de mededeelingen van den Directeur der Reiniging, ook met de herhaalde dagelijksche schoonmaak, zooals in de beide afgeloopen zomer maanden is geschied, zeer bevredigende resultaten zijn verkregen en het bovendien wellicht geen aan beveling verdient op één oogenblik 24 urinoirs in onze openbare wateren meer te doen uitloopen dan tot dusver, vinden wij in een en ander aanleiding U voor te stellen te besluiten de mededeeling van Burgemeester en Wethouders, dat voorshands zal worden voortgegaan met het twee a driemaal daags met leidingwater en creolinmengsel reinigen van de openbare urinoirs, gelijk dit in de maanden Juni en Juli 1910 is geschied, voor kennis geving aan te nemen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Baart de la Faille kan niet anders zeggen dan dat hij het voorstel van Burgemeester en Wet houders met de meeste belangstelling en ingenomen heid heeft begroet. Burgemeester en Wethouders hebben zich tijd en moeite getroost om deze zaak behoorlijk onder de oogeu te zien, hebben het advies van den Directeur der gemeentereiniging ingewonnen en verschillende proeven genomen om na te gaan, hoe op de beste wijze kan worden voorzien in de reiniging der urinoirs. Daaruit is hun gebleken dar het voorstel, door den heer Fransen het vorig jaai Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 September 1910. 207 gedaan, uit hygiënisch en economisch oogpunt geen aanbeveling verdient. Uit hygiënisch oogpunt niet, omdat daardoor gebroken wordt met het systeem dat zooveel mogelijk wordt gevolgd, om n.l. alle stoffen die het water kunnen verontreinigen zooals faeces en urine, daar buiten te houden. In art. 39 der bouw verordening is helaas al toegelaten om urine op het openbaar vaarwater te loozen. Die urine hoort daar niet thuis. Uit economisch oogpunt verdient het voorstel-Fransen geen aanbeveling omdat de door spoeling der urinoirs met leidingwater belangrijke kosten meebrengt, wat misschien als het doeltreffend was den toets der critiek zou kunnen doorstaan, maar spreker meent te mogen beweren dat eenvoudige doorspoeling met leidingwater niet doeltreffend is omdat het geen voldoende reiniging tengevolge heeft. Die doorspoeling toch is reeds op een aantal urinoirs toegepast en het is gebleken dat het niet aan de verwachtingen die men er van koesterde, voldoet. Waar dit nu het geval is en de door Burgemeester en Wethouders in den afgeloopen zomer genomen proef bevredigende resultaten heeft opgeleverd, welke proef geen belangrijke onkosten veroorzaakt en toch een voldoende reiniging geeft, kan spreker zich met het voorstel om op dezelfde wijze voort te gaan vol komen vereenigen. Spreker wil er nog op wijzen dat een van de voordeelen van het voorstel Burge meester en Wethouders hebben er niet op gewezen ook nog hierin is gelegen, dat de hoeveelheid urine, die thans in de 24 urinoirs wordt opgevangen, kan worden gebruikt voor de turfmestbereiding, welke turfmest belangrijke baten afwerpt. Waar nu de urine bij de bereiding dezer mest het voornaamste materiaal is, verdient het aanbeveling die niet ver loren te laten gaan. De heer Fransen zal niet ontkennen dat de toestand in den afgeloopen zomer beter was dan voorgaande jaren. De oorzaak van sprekers voorstel evenwel was dat de verzamelputten bij verscheidene urinoirs veel te klein zijn. Tengevolge hiervan liepen die wel eens over en ontstond er bij de urinoirs een toe stand, die meer dan ergerlijk kan worden genoemd. Dit was tijdens de kermis en dan vooral op het Wilhelminaplein het geval. De Directeur der reini ging heeft berekend dat de kosten zullen bedragen wanneer zijn denkbeeld, n.l. het uitloozen der urinoirs in de riolen of grachten, wordt verwezenlijkt 430. ineens, de jaarlijksche f 750.Hij bespaart echter volgens zijn opgaaf f 480.voor het ledigen der reservoirs, benevens de kosten van een paard en wagen. Deze kosten kunnen veilig op/'270.worden geschat. De kosten van uitvoering blijven dus gelijk, maar men heft den onaangenamen toestand, veroorzaakt door het ledigen der putten, waarbij een ondragelijke stank wordt verspreid, op. Spreker wil, zonder nu direct daar een voorstel van te maken, Burgemeester en Wethouders verzoeken, er geleidelijk toe over te gaan om de urinoirs op de riolen te loozen. De heer Besuijen deelt mede dat deze kwestie hem bijzonder interesseert. Vroeger als jong raadslid heeft hij al eens een poging aangewend om urinoirs met waterspoeling te krijgen. De gezondheidscom missie wierp toen hygiensche bezwaren op en was van oordeel dat de gezondheidstoestand slechter zou wor den als de urine in het water kwam. Overal in de huizen is het nu vergund de urinoirs op de riolen te plaatsen, zoodat het standpunt om zoo weinig mogelijk urine in de riolen te loozen reeds gedeeltelijk is verlaten. Spreker hoopt echter dat de Raad verder zal gaan. Al was de wijziging der bouwverordening (art. 39) niet aangebracht, dan nog zou de helft der urine reeds op de riolen worden geloosd. Ieder huis toch heeft achter huis een zinkputje, waarin het water uit de slaapkamers wordt geworpen. Het overgroote deel der urine komt nu daar en niet in do ton terecht. Volgens Alexander Müller produceert ieder mensch 438 K.G. zeg Liter urine per jaar, volgens Wolff Lehman 428 K.G. zeggen wij maar 400 Liter. Wanneer nu de helft van alle urine in het riool komt, en dit staat vast, dan wordt daarin reeds 7,200.000 K.G. urine uitgestort. Wanneer men dit nu weet, is het dan niet ridicule om bevreesd te zijn voor het beetje urine dat meer in de openbare wateren terecht komt als er nog 24 urinoirs op worden ge plaatst? Nu kan men wel beweren: dat is de meening van Besuijen geen deskundige maar spreker kan die beweringen laten ondersteunen door men- schen, die op dit terrein zeer goed bekend zijn. Spre ker heeft in zijn kwaliteit van secretaris der com missie voor vuilafvoer te dezer zake een gesprek ge had met den heer Keppler, ingenieur, inspecteur van het woningtoezicht te Amsterdam. Deze vroeg spreker hoe hier in Leeuwarden de afvoer van het menage water plaats had. Spreker antwoordde dat dit op de grachten werd geloosd, waarop de heer Keppler repli ceerde dat er dan geen enkele reden bestond om dit niet te doen met urine en faeces. Menagewater is even gevaarlijk als urine, daar het ook pathogene bacteriën bevat. De stank komt dan in hoofdzaak door de rottingsproducten van het menagewater, om dat daarin een massa organische stof aanwezig is. De hoeveelheid menagewater wordt door Rübner ge schat op 7500 K.G., per hoofd per jaar of met de urine en faeces 8000 K.G. Van alles wat van uit het huis in het riool terecht komt, is het kwantum menagewater 92.8 °/0, urine 5.4 en faeces 0.4 °/0, cijfers van Pettenkofer zie Lehrbuch der Hygiene von Rübner. Van de 5.4 °/0 urine komt reeds meer dan 2.7 in de grachten, de vermeerdering, wanneer de 24 urinoirs op het rioolstelsel worden geplaatst, zal wellicht slechts 1/2 °/o bedragen. De heer G. Oosterbaan, inspecteur voor de volks gezondheid schrijft in „Gemeentebelangen" op pagina 137 in het eerste artikel van een serie, getiteld „Af voer van vuil", „Waar nu de openbare wateren ove rigens zuiver zijn, is het verbod van loozing der faeealiën op dat water zeer rationeel en dient daar aan streng de hand te worden gehouden. Men vindt dit voorschrift echter ook in steden en dorpen, waar alle mogelijke ander vuil wel in de grachten komt, alleen de faeces van den mensch daarin niet worden geduld. Dan is de ratio van het verbod ver te zoeken en de vrees voor vermeerdering van de vervuiling tengevolge van even- tueele opheffing van hei verbod geheel denkbeeldig De meening van den heer Keppler en spreker wordt dus ondersteund door iemand, wiens autoriteit in dezen niet minder beteekent dan die van de leden der ge zondheidscommissie. De hoer Oosterbaan toch is Inspecteur der Volksgezondheid voor de noordelijke provinciën. De meening van de heer Oosterbaan wordt bovendien nog bevestigd door prof. Saltet, de eenige hygiënische professor in ons land, iemand van grooten naam. Prof. Saltet toch schrijft „Wat nu de verontreiniging van water aangaat, zoo is m. i. de eenige vraagwordt het gedronken of niet? Misschien nogis de aesthetica in gevaar? Waarom die urinoirs nu niet op de gracht mogen loozen is mij, bij alles wat volgens uwe beschrijving toch al in die grachten komt, een raadsel en behoort zoo spoedig mogelijk die overdrijving te worden afgeschaft Wanneer iemand als prof. Saltet zoo iets schrijft, is de guillotinestraf uitgesproken over de meening, dat het zoo verschrikkelijk is om in eens 24 urinoirs meer op het riool te laten uitloozen. Spreker heeft

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 3