'212 Verslag van de handelingen van den g
achtte het echter onbillijk om een voorrecht, dat de
politie reeds bezat, in te trekken. Waar dus door
dit voorstel aan de politie reeds voordeelen werden
gegeven die andere personen in gemeentedienst niet
bezitten, had spreker allerminst verwacht, dat er uit
den Raad stemmen zouden opgaan om die voordeelen
zelfs nog uit te breiden. Integendeel had spreker
zich kunnen voorstellen dat de Raad bezwaar had
gemaakt tegen de door hem voorgedragen regeling,
die hij dan alleen mot een beroep op wat tot nu toe
geschiedde, had kunnen verdedigen.
De heer Zandstra erkent dat de andere ambtenaren
die voordeelen niet genieten. Spreker en zijne par-
tijgenooten hebben de in het werkliedenreglement
neergelegde regeling niet goedgekeurd. Zij zijn van
oordeel dat de verhoogingen spoediger moeten komen,
omdat het loon niet voldoende is om behoorlijk in
de behoeften te kunnen voorzien. Spreker meent
bovendien dat er volstrekt geen bezwaar is om ook
na verloop van tijd voor de anderen spoediger ver
hooging in te voeren en zoodoende een begaan
onrecht te herstellen. De politiedienaren hebben niet
alleen een zwaren dienst doch moeten door hun lan
goren diensttijd dan andere ambtenaren en werklieden
veel huiselijk- en familieleven ontberen, zoodat het
loon niet is in evenredigheid tot den dienst, dien zij
moeten prestoeren; daarom is het wenschelijk dat de
verhoogingen spoediger worden gegeven.
De heer G. W. Koopmans gelooft wel dat de Voor
zitter huiverig was verder te gaan dan in het werk
liedenreglement is aangenomen. Hij behoeft dit echter
niet te zijn. Wanneer hij een voorstel doet om de
laagst bezoldigden te verhoogen behoeft hij toch niet
te denken dat niemand hem zal steunen. Om spreker
kan de Voorzitter zulke voorstellen gerust doen.
Het amendement-Zandstra, wat betreft de verhoo
ging van den inspecteur-titulair, wordt verworpen met
13 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Fransen, G. W. Koop-
mans, de Jong, Berghuis, Lautenbach, Tijsma, Zandstra
en Besuijen.
Tegen de heerenJ. Koopmans, Menalda, Beucker
Andreae, Haversclimidt, Schoondermark, Wilhelmij,
Hartelust, Burger, Komter, Feitz, Beekhuis, Baart
de la Faille en Feddema.
Met algemeene stemmen wordt ten opzichte van
den inspecteur-titulair besloten overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Het voorstel-Zandstra wat betreft de politiedienaren
le klasse, wordt verworpen met 14 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen do heeren Fransen, G. W. Koop
mans, de Jong, Berghuis, Lautenbach, Zandstra en
Besuijen.
Tegen de heerenJ. Koopmans, Menalda, Tijsma,
Beucker Andreae, Haverschmidt, Schoondermark,
Wilhelmij, Hartelust, Burger, Komter, Feitz, Beekhuis,
Baart de la Faille en Feddema.
Met algemeene stemmen wordt ten opzichte van
de politiedienaren der le klasse besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Het voorstel-Zandstra betreffende de politiedienaren
der 2o klasse wordt verworpen met 14 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Fransen, G. W. Koop
mans, de Jong, Berghuis, Lautenbach, Zandstra en
Besuijen.
Tegen de heeren J. Koopmans, Menalda, Tijsma,
Beucker Andreae, Haverschmidt, Schoondermark,
Wilhelmij, Hartelust, Burger, Komter, Feitz, Beekhuis,
Baart de la Faille en Feddema.
van Leeuwarden van Dinsdag 13 September 1910.
Met algemeene stemmen wordt ten opzichte van
de politie-dienaren der 2e klasse besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
Daar het amendement-G. W. Koopmans van de
verste strekking is, zal de Voorzitter dit het eerst in
stemming brengen.
De heer G. W. Koopmans wil een goed agent graag
een goed salaris geven. Spreker gelooft dat het
gehalte beter zal worden als dit gebeurt. Die nu
agent van politie worden doen het, omdat zij momen-
telijk anders geen fatsoenlijke betrekking kunnen
krijgen. Wanneer de verhooging vroeger wordt toe
gekend zal het intellect bij de politie worden verhoogch
Vandaar sprekers voorstel.
De Voorzitter doet den heer G. W. Koopmans
opmerken dat deze met zijn voorstel niet tegemoet
komt aan hetgeen spreker wenscht te bereiken.
Wanneer een politiedienaar der 3e klasse reeds na
6 jaar zijn maximum heeft, staat het jonge corps 3e
klasse al weder vermoedelijk 14 jaar geheel stil in jaar
wedde. Maar afgescheiden daarvan, gaat het amende
ment, zooals door spreker zooeven is uiteengezet,
lijnrecht in tegen wat pas voor de werklieden, liefst
in een reglement, werd vastgelegd en wat voor andere
ambtenaren bestaat.
De heer G. W. Koopmans meent dat dit verschil
van inzicht is. Hij heeft geen tijd gehad tot bestu
deering der stukken, maar hij blijft er bij dat het
maximum spoediger moet worden bereikt.
Het amendement-G. W. Koopmans wordt verwon
oen met 15 tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen de heerenG. W. Koopmans, de
Jong, Lautenbach, Tijsma, Zandstra en Besuijen.
Tegen de heeren Fransen, J. Koopmans, Menalda,
Berghuis, Beucker Andreae, Haverschmidt, Schoon
dermark, Wilhelmij, Hartelust, Burger, Komter, Feitz.
Beekhuis, Baart de la Faille en Feddema.
Het amendement-Zandstra betreffende de politie
dienaren der 3e klasse wordt aangenomen met 13
tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Fransen, G. W. Koop
mans, J. Koopmans, de Jong, Berghuis, Lautenbach,
Tijsma, Hartelust, Zandstra, Burger, Besuijen, Feitz
en Feddema.
Tegen de heerenMenalda, Beucker Andreae,
Haverschmidt, Schoondermark, Wilhelmij, Komter,
Beekhuis en Baart de la Faille.
Onderdeel II van het voorstel van Burgemeestei
en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
20. Voor.ilcl van vijf leden van den Raad tot wijzi
ging van het reglement van orde voor zijne vergaderingen
(gemeenteblad 1907 no. 10).
Het voorstel luidt als volgt
Aan den Raad.
Ondergeteekenden, gelet op artikel 08 van het
Reglement van Orde voor de vergaderingen van den
Raad der gemeente Leeuwarden, hebben de eer
voor te stollen te besluiten
Als derde alinea toe te voegen aan artikel 10 van
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 September 1910. 213
het Reglement van Orde voor de vergaderingen van
den Raad der gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij
Raadsbesluit van 13 Augustus 1868 (Gemeenteblad
1868 no. 12), laatstelijk gewijzigd bij Raadsbesluit
van 11 December 1906 (Gemeenteblad no. 23),
In de vergaderingen van eten Raad wordt niet gerookt.
Eerstondergeteekendedie tot het indienen van
bovenstaand voorstel het initiatief nam, wordt hiertoe
gedreven door zuiver persoonlijk belang. Hij acht
het voor zijn gezondheid gewenscht, zoo weinig
mogelijk in een, door rook of op andere wijze ver
ontreinigde atmosfeer te vertoeven.
Het is den leden bekend dat de atmosfeer in de
raadszaal gedurende de vergaderingen ver van frisch
is. Pogingen tot verbetering der ventilatie werden
slechts met matig succes bekroond, terwijl de vrees
voor open ramen, welke bij sommige leden aanwezig
is, tengevolge heeft dat van dezen eenvoudigen weg
tot ventileeren maar een spaarzaam gebruik wordt
gemaakt.
De Raad zelf kan door aanneming van bovenstaand
voorstel een belangrijke bron van verontreiniging dei-
lucht in de raadszaal wegnemen.
De voorstellers geven gaarne toe dat het rooken
gedurende de raadsvergaderingen, waar er gewoonlijk
slechts twee in de maand gehouden worden, wel
aan niemand onmogelijk zal maken de vergaderingen
te bezoeken, maar juist mede uit het feit dat het getal
vergaderingen zoo gering is, put eerstondergeteekende
den moed om tot het voorstel het initiatief te nemen,
wijl daardoor ook de gevraagde opoffering aan de
heeren rookers zoo gering is, die zich dus in 't be
lang van een gezonder atmosfeer slechts twee mid
dagen in de maand van hun rookgenot hebben te
spenen.
Het deed eerstondergeteekende genoegen te be
merken, dat onder de rookende raadsleden heeren
gijn die rooken om van liet rooken hunner buren
geen hinder te hebben. Het voorstel is daardoor niet
meer in het belang van een onkel lid.
Waarschijnlijk zijn er daarnaast nog leden die
voelen voor het argument, dat het in het algemeen
voor een bestuurscollege, hetwelk openbare vergade
ringen houdt, met het oog op de waardigheid van
het college en den ernst van zijne beraadslagingen,
ongewenscht is die beraadslagingen „onder het genot
van een sigaar" te houden en den tijd gekomen achten
te breken met een gewoonte, welke zeker in weinig
zustergemeenten wordt aangetroffen en die men reeds
in vele plattelandsraden (b.v. Franekeradeel, Barra-
deel, Achtkarspelen etctevergeefs zoekt.
De voorstellers zijn ervan overtuigd, dat een een
voudig verzoek door een lid der vergadering gedaan
,,om het rooken te staken, wijl hij daarvan hinder
heeft", zeer zeker onverwijld zou worden ingewilligd.
Zij achten het desniettemin beter het rookverbod in
het Reglement van Orde vast te leggen, omdat alsdan
artikel 7 den voorzitter tot plicht stelt, voor de
voortdurende naleving zorg te dragen.
Leeuwarden, 10 Augustus 1910.
BESUIJEN.
P. A. WILHELMIJ.
S. J. VAN MESSEL.
D. LAUTENBACH.
L. DE JONG.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Jong wenscht een enkele opmerking te
maken ter motiveering van zijn stem. Hij gaat niet
geheel mee met do motieven van het voorstel, n.l.
idet met het z.g.n. waardigheidsarguinent. Deze zaak,
die van zeer eenvoudigen aard is, heeft te veel stof
opgejaagd. Zij heeft toch de ronde gedaan door de
pers. Spreker stelt dit op rekening van den kom
kommertijd. Als de heeren van de krant geen zee
slangen meer uit hun duim kunnen zuigen, vervallen
ze tot dergelijke dingen.
De reden die spreker er toe bracht het voorstel te
onderteekenen is, dat de toestand van den heer
Besuijen het wenschelijk maakt, dat niet wordt ge
rookt en ook, omdat in 't algemeen uit een gezond
heidsoogpunt het rooken in eene vergadering is te
veroordeelen.
De heer Burger kan zich met het voorstel niet
vereenigen. In de toelichting wordt op den voor
grond gesteld door den voorsteller, dat hij wel weet
dat de leden het rooken zullen laten, wanneer hij
hen dit verzoekt op grond, dat zijn gezondheidstoe
stand niet toelaat te verkeeren in een zaal waar
wordt gerookt.
Dit vermoeden is vandaag reeds gebleken juist te
zijn, want niemand rookt heden. In die overtuiging
had echter de heer Besuijen aanleiding moeten vinden
geen voorstel te doen tot een bepaald verbod. Is
zulk een verbod wel noodig en nuttig? Spreker meent
deze vraag beslist ontkennend te kunnen beantwoorden.
Er zijn toch raadsvergaderingen en vooral de eerste
in September met de vele periodieke stemmingen, die
verbazend saai zijn. Ook worden er veel redevoerin
gen gehouden, die men gaarne zou missen en die
alleen gezegd worden om in de couranten te worden
geplaatst. De raadsvergaderingen zijn niet altijd aan
genaam en dan is er niets wat het zijn in de ver
gadering zoozeer kan veraangenamen als het genot
van een sigaar en er is niets tegen, de gelegenheid
tot dat genot open te laten voor het geval geen lid
aanwezig is, wiens gezondheidstoestand tot onthouding-
moet nopen.
Het argument dat het decorum er onder lijdt, wan
neer de leden rooken, noemt spreker kinderachtig.
Waarom echter zal de Raad, die het rooken wil
nalaten omdat een collega het niet kan hebben, zich
zelf nu een pertinent verbod opleggen?
Waarom zullen de leden van den Raad niet oen
sigaar opsteken als die collega absent is Dit gaat
toch zeker te ver.
Spreker meent dat er hoegenaamd geen aanleiding
bestaat om het rooken te verbieden en zal tegen
stemmen.
De heer G. W. Koopmans schaart zich aan de zijde
van den heer Burger. Ook hij wil wel aan een ver
zoek om niet te rooken voldoen als dit in het belang
van een medelid is, maar wanneer deze niet in de
vergadering aanwezig is wil hij wel eens opstoken.
De heer Besuijen zegt dat hij overtuigd is dat zijn
eenvoudig verzoek wel zou worden ingewilligd, maar
dat hij het rookverbod liever in het Reglement van
Orde ziet opgenomen. Wanneer het voorstel wordt
aangenomen ziet spreker wel kans om vier leden te
vinden die met spreker nog andere voorstellen in het
Reglement zouden willen zien opgenomen. De vol
gende bepalingen zou spreker willen inlasschen gij
zult niet om half twee vergaderen, ook hierom heeft
spreker reeds dikwijls verzocht omdat het hem bijna
onmogelijk is om half twee present te zijn, gij zult
niet slapen, gij zult niet gapen, gij zult onder een
redevoering geen courant lezen, gij zult niet schrijven
gedurende de zitting, gij zult niet zwijgen, gij zult
niet op reis gaan, gij zult onder het spreken van
anderen geen rumoer maken, gij zult niet hoesten en
proesten, gij zult elkander niet de waarheid zeggen,
gij zult niet langer dan 5 minuten redeneeren, gij
zult om 5 uur eindigen, gij zult niet hongeren, gij