242 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1910.
De heer Schoondermark antwoordt dat de wet op
het Lager Onderwijs in deze materie voorziet. In
artikel 5 alinea 1 staat:
„Geen lager onderwijs wordt gegeven, in lokalen,
welke door den hoofdinspecteur voor de volksgezond
heid zijn afgekeurd als schadelijk voor de gezondheid
of van onvoldoende ruimte voor het aantal school
gaande kinderen."
De heer Zandstra trekt zijn voorstel in.
Artikel 14 wordt met algemeene stemmen vastge
steld.
Aan de orde is artikel 15.
De heer Burger heeft een medicus geraadpleegd
en is van oordeel dat in dit artikel moet vervallen
het woord ringworm en daarmee de haakjes om het
woord alopecia areata, daar die beide begrippen
elkaar niet dekken en ringworm reeds valt onder
trichophytia, dat eveneens moet vervallen achter
„besmettelijke keelaandoening" het woord angina,
daar niet alle angina besmettelijk is, en dat het
woord erisypelis achter wondroos moet zijn erisypelas.
Aldus gewijzigd wordt artikel 15 met algemeene
stemmen vastgesteld.
De artikelen 1619 worden met algemeene stem
men vastgesteld.
Aan de orde is artikel 20.
De heer Burger wil hier den schoolartsen het ma
ken van afschriften der verslagen besparen. Dit is
feitelijk geen werk voor hen en het kan beter ter
secretarie geschieden. Spreker stelt voor de laatste
zinsnede van af: „en zenden gelijktijdig" te schrappen.
De heer Beekhuis doet opmerken dat dan de com
missies geen afschriften zullen krijgen. Het zou beter
zijn dat achter Burgemeester en Wethouders een
werd geplaatst en dat dan vervolgd werddezen
zenden enz.
Aldus gewijzigd wordt artikel 20 met algemeene
stemmen vastgesteld.
Aan de orde is artikel 21.
De heer Menaida zal zijn aangekondigd amendement
niet indienen, tengevolge van de bij artikel 10 aan
genomen wijziging.
De artikelen 2123 worden met algemeene stem
men vastgesteld.
De verordening in haar geheel wordt met op één
na algemeene stemmen de heer Lautenbach stemt
tegen vastgesteld.
Onderdeel b van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Aan de orde is onderdeel c.
De heer Schoondermark stelt namens Burgemeester
en Wethouders voor de beslissing over dit onderdeel
aan te houden.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Aan de orde is onderdeel d, Ontwerp II.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Menaida zal niet in uitgebreide beschou
wingen treden over artikel 96 der wet op het Lager
Onderwijs, maar hij zal deze zaak kort en praktisch
behandelen. Wanneer het waar was wat Burgemeester
en Wethouders beweren, dat artikel 96 niet toelaat
dat de schoolarts in school komt omdat dit artikel
limitatief is en de schoolarts er niet in wordt ge
noemd, dan nog zou het kunststukje van Burgemees
ter en Wethouders om den schoolarts in de Commissie
van Toezicht op te nemen, niet gewenscht zijn.
De schoolarts is in die commissie niet op zijn
plaats. In artikel 21, zooeven aangenomen, staat, dat
de schoolarts de commissie van bericht en raad dient
en hoe kan iemand een college, waar hij zelf lid
van is, nu van raad dienen Spreker wil den Raad
dan maar alleen wijzen naar de argumenten der
Commissie van Toezicht, die spreker niet kan ver
beteren.
De heer Baart de la Faille gaat volkomen mee met
het betoog van den heer Menaida. Spreker is van
oordeel dat aan de wet op het Lager Onderwijs geen
bezwaren kunnen worden ontleend om den schoolarts
in de school toe te laten, al is hij geen lid van de
Commissie van Toezicht. Spreker gaat ook mee met
den heer Menaida waar deze zegt dat iemand, die
lid van een college is, toch dat college niet van
bericht en raad kan dienen. Zijn positie zal daardoor
zeer tweeslachtig worden.
Bovendien is spreker van oordeel dat het niet
aangaat om, waar de Commissie van Toezicht de
schoolartsen niet als leden der commissie wenscht,
ze die commissie op te dringen. Spreker zal tegen
het voorstel stemmen.
De heer Burger vindt het plan van Burgemeester
en Wethouders, al is het ook als een kunstmiddeltje
opgezet, buitengewoon goed en zal het met hart en
ziel steunen. Spreker vindt het zeer gelukkig dat
een schoolautoriteit als de schoolarts in de commissie
zitting heeft. Hij noemt het geestig, artikel 21 bij
deze kwestie aan te halen, betreffende het dienen
der commissie van bericht en raad.
Men heeft echter over het hoofd gezien dat er
staat dat de schoolarts de commissie desgevraagd van
bericht en raad dient. Wanneer nu de schoolarts
in de vergadering der commissie reeds advies
heeft gegeven, zal schriftelijk advies van hem
zeker niet meer worden gevraagd. Wat nu in
artikel 21 bereikt wordt langs den langen
weg van paperassenwordt in ontwerp II direct
bereikt. In het argument van de Commissie van
Toezicht ziet spreker niets anders dan dat de school
arts niet past in de organisatie der commissie van
thans. De leden, zoo zegt de commissie, hebben
ieder één of eenige scholen, waarover zij commissaris
zijn, de schoolarts heeft er geen en nu zal die moeten
meespreken over dingen, waarvan hij niets afweet.
Het eerste bezwaar wordt ondervangen door de voor
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1910. 243
gestelde regeling, waardoor de schoolarts buiten de
gewone formatie aan de commissie wordt toegevoegd.
En wat het laatste punt betreftde schoolarts, die
alle scholen bezoekt, zal van iedere school allicht
meer weten dan de meerderheid der leden.
Door den schoolarts lid te maken van de Commissie
van Toezicht wordt veel omslag bespaard. In een
enkel geval zou het lastig kunnen zijn, n.l. als een
schoolhoofd klachten had over den schoolarts. Die
klachten zullen echter dan wel niet bij de Commissie
van Toezicht, maar bij Burgemeester en Wethouders
terecht komen. Spreker zal nog een voordeel van
de voorgestelde regeling noemen. Er is door de
commissie altijd naar gestreefd, medische leden in
haar midden te krijgen. Aan die leden wordt o.a.
de speciale taak van het onderzoek naar het hoofd
zeer opgedragen. Wanneer nu de schoolarts lid wordt,
dan kan de gemengde commissie van die taak worden
ontheven of kunnen de schoolartsen tot leden dier
commissie worden benoemd.
Spreker is zeer ingenomen met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders en zal er voor stemmen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Onderdeel I van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt aangenomen met 15 tegen 3
stemmen.
Vóór stemmen de heerenWilhelmij, Schoonder
mark, Fransen, G. W. Koopmans, Berghuis, de Jong,
Oosterhoff, van Messel, Besuijen, Zandstra, Lauten
bach, Beekhuis, Burger, Hartelust en Tijsma.
Tegen de heeren J. Koopmans, Menaida en Baart
de la Faille.
De onderdeelen IIV worden met algemeene
stemmen vastgesteld.
Het voorstel in zijn geheel wordt met op één na
algemeene stemmen de heer Menaida stemt
tegen vastgesteld.
Niets meer te behandelen zijnde wordt de ver
gadering door den Voorzitter gesloten.