8. Prae-advies op het adres van het bestuur der vereeniging „De Leeuwarder Industrie- en Huishoud school1' om het aan die vereeniging toegekende gemeentelijk subsidie ad f li 00te verhoogen tot f2200.per jaar. 250 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1910. misschien nadere inlichtingen hebben gevraagd als hij niet den indruk gekregen had dat het hier nog niet eene definitieve regeling betreft. Waar Burge meester en Wethouders pogingen doen, den Directeur te behouden, zal spreker, overtuigd dat de kwestie bij de definitieve regeling na afloop van het proefjaar nader kan worden besproken, vóór het voorstel stemmen. De heer Oosterhoff (wethouder) wijst er op dat de heer Besuijen heeft geklaagd over het te eenvoudige prae-advies. Spreker meent dat het moeielijk gaat een uitgebreider prae-advies over deze zaak te geven. De heer Besuijen heeft medegedeeld dat hij in het maandblad voor de statistiek gegevens heeft gevon den, waaruit hij zijne conclusie heeft getrokken. Spreker meent echter dat dit maandblad geen maat staf geeft voor de aan de beurs verrichte werkzaam heden en dat Burgemeester en Wethouders dus wel hebben moeten afgaan op de Commissie, die den Directeur dagelijks in zijn werk ziet. De vraag van den heer Besuijen, waarom in de advertentiën niet is aangegeven welke plaatsen door staking zijn opengevallen, terwijl spreker dit zou hebben toegezegd, kan spreker hiermede beantwoor den, dat hem van een dergelijke toezegging zijner zijds niets bekend is. Bovendien zullen er en dit is gelukkig, tot nog toe waarschijnlijk geen plaatsen zijn open geweest door staking. De beraadslaging wordt gesloten. Onderdeel I van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aange nomen. Met algemeene stemmen wordt benoemd tot Direc teur der arbeidsbeurs de heer P. Dekema J.Bzn. 7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het voorstel van Voogden der Stads-Armenkamer, om de jaarwedde van den vader en de moeder in het Stads- Armhuis van f 600.te verhoogen tot f 700. Dit prae-advies luidt Artikel 46 van het reglement op het bestuur van de Stads-Armenkamer (gemeenteblad no. 24 van 1903) bepaalt dat het juiste bedrag van de jaarlijksche bezoldiging van den Vader en de Moeder in het Armhuis, die zich tusschen 600.— en f 900.be weegt - behalve de aan de betrekking verbonden emolumenten telkens bij raadsbesluit wordt vast gesteld. Overeenkomstig dat voorschrift richten Voogden zich tot Uwe Vergadering om te besluiten de jaarwedde met ingang van 1 Januari 1911 op f 700.— te brengen. Aangesteld met 1 September 1908 genieten bedoelde titularissen thans nog de minimum-wedde. Uwe Vergadering heeft aangaande dat schrijven ons prae-advies verzocht. Aan dat verlangen voldoende, doen wij opmerken, dat sedert geruimen tijd als regel is aangenomen periodieke jaarweddeverhoogingen om de 3 jaren toe te kennen. Deze regel vond reeds uitdrukking in de verordening voor de ambtenaren ter secretarie (ge meenteblad 1909 no. 3), in het Werkliedenreglement en, krachtens een Uwer jongste besluiten, bij de meeste categoriën der politieambtenaren. Hij wordt daarenboven toegepast waarook zonder dat ten opzichte der verhoogingstermijnen eenig voorschrift bestaat, bij de verordeningen de bepaling van jaar wedden aan ons college overgelaten is. Het verzoek van Voogden nu aan dien in dit geval ongeschreven regel toetsende meenen wij U te moeten raden de verhooging dit jaar nog niet te verleenen en ook hier aan den drie-jarigen termijn vast te houden. Wellicht ware voor een andere beslissing reden, indien het derde jaar nagenoeg of voor het grootste gedeelte ware verstreken, doch waar daar van nog slechts 4 maanden zijn verloopen, komt het geraden voor de verhooging niet vóór 1912 toe te kennen. Het is alzoo gewenscht dat Voogden volgend jaar nogmaals op deze zaak terugkomen. Wij stellen U voor te besluiten Burgemeester en Wethouders te machtigen hun in dezen zin te antwoorden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dit prae-advies luidt als volgt Aan de Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool is bij raadsbesluit van 19 September 1905 tot weder opzegging toe een subsidie uit de gemeentekas van 1500.verleend, dat bij raadsbesluit van 24 Decem ber 1907 met ingang van 1 Januari d.a.v. verhoogd is tot f 1700.Thans wordt wederom vermeer dering der gemeentelijke bijdrage verzocht bij een adres, door U naar ons college om prae-advies ge- renvoyeerd, waarbij o.a. in het licht wordt gesteld, dat het tekort der exploitatie over de jaren 19061910 reeds f 2473.74 bedraagt, waarvan, blijkens het in het jaarverslag over het vierde schooljaar opgenomen uittreksel der rekening over 1909, voor dat jaar 861.14, terwijl de begrooting voor 1911 een na- deelig saldo van 1250.aanwijst. Het Rijk sub sidieert met 60Ö0.en de Provincie met ƒ1500.— (een verzoek om verhooging dezer laatste bijdrage is door de Staten laatstelijk afgewezen)aan andere subsidiën wordt 510.en aan jaarlijksche bijdragen 700.ontvangen. Aangezien wij hadden vernomen dat er kans bestond dat op do Staatsbegrooting voor 1911 een subsidie aan de school zou worden uitgetrokken, waardoor althans het tekort voor dat jaar grootendeels zou worden geannuleerd, gaven wij aan het bestuur te kennen dat door ons met het uitbrengen van prae- advies zou worden gewacht tot dienaangaande zeker heid zou zijn verkregen. Onder dagteekening van 1 October legt het bestuur thans over afschrift van een brief van den betrokken Minister, houdende mede- deeling dat Zijne Excellentie geen vrijheid heeft kunnen vinden te bevorderen dat voor 1911 een verhoogd Rijkssubsidie wordt verleend, omdat naar zijne meening de gemeentelijke bijdrage eerst voor verhooging in aanmerking komt, wijl deze in ver houding tot het jaarlijksch rijkssubsidie laag is. Geheel te ontkennen is dit laatste o. i. niet, reeds als men nagaat dat, blijkens het jongste verslag, slechts 87 van de 272 leerlingen buiten Leeuwarden wonen en het belang, dat dus onze ingezetenen bij de school hebben, niet gering is. In vergelijking met de rijks- en provinciale bijdragen mag dan ook inderdaad het gemeentelijk subsidie voor eenige verhooging in aan merking komen, gezien de omstandigheid dat de school, welker algemeen nut reeds bij Uwe vroegere subsidiebesluiten is uitgesproken, moeite heeft rond te komen. Het adresseerende bestuur vraagt eene verhooging van 1700.— op 2200.—. Ons inziens heeft de gemeente voor liet tegenwoordige het hare Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1910. 251 gedaan, indien zij hare bijdrage met ingang van 1 Januari 1911 op f 2000.stelt. Wij geven U in overweging te besluiten met in gang van 1 Januari 1911 het aan de vereeniging ,,de Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool" bij raadsbesluit van 24 December 1907 tot wederop zegging toegekend subsidie uit de gemeentekas ad f 1700.- insgelijks tot wederopzegging te verhoogen met f 300.en alzoo te brengen op 2000. blijvende overigens van kracht de aan het oorspron kelijk besluit van 19 September 1905 ter zake de subsidieverstrekking verbonden voorwaarden. De beraadslaging wordt geopend. De heer Hartelust wijst er op, dat de Industrie- en Huishoudschool eene inrichting is, die zeer ge waardeerd wordt, die ook onze sympathie verdient en in noodlijdende omstandigheden verkeert. Uit het prae-advies toch blijkt duidelijk, hoe groot het tekort is geworden in de jaren 19Ö6—1910. Het bestuur der inrichting heeft getracht een hooger rijkssubsidie te krijgen, maar dit is geweigerd op grond dat het gemeentelijk subsidie te pover is. Wanneer men dit leest mag men de conclusie trekken dat, als de gemeente het subsidie verhoogt, het Rijk niet zal nalaten hetzelfde te doen. Dit is zeker ook de gedachtengang geweest van Burgemeester en Wet houders die voorstellen, het subsidie te verhoogen van 1700.tot 2000.Zij zeggen er bij dat ze eigenlijk tevreden zijn want het prae-advies luidt „Ons inziens heeft de gemeente voor het tegenwoor dige het hare gedaan, indien zij hare bijdrage met ingang van 1 Januari 1911 op f 2000.stelt." Het is wel mogelijk dat de gemeente daarmee kan volstaan en kan zeggen het hare te hebben gedaan, maar spreker vindt dit wel een beetje krenterig. Spreker wil dan ook voorstellen het subsidie op 2200.te brengen. Hij acht het te prijzen dat de gemeente het geld niet geeft als zij het niet strikt noodzakelijk acht. maar, waar het rijkssubsidie afhan kelijk is van dat der gemeente, vreest spreker dat het gewenschte resultaat niet zal worden bereikt. Vandaar sprekers voorstel. De heer Feddema meent, in tegenstelling met den heer Hartelust, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders zoover gaat als eenigszins kan worden verwacht. De Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool is eene inrichting, die voor een groot deel ten goede komt aan kinderen van ouders uit den gegoeden stand, terwijl bovendien ongeveer 1/8 gedeelte der leerlingen van buiten komt. Spreker acht het voorstel van Burgemeester en Wethouders om 300.meer subsidie te verleenen, dan ook voldoende. Wanneer het bestuur behoefte heeft aan meer geld, dan is het zaak het particulier initiatief onder den arm te nemen. Wanneer dit niet wil kan het de 87 leerlingen van buiten elk wel 2.50 meer laten betalen. Daarvoor behoeft de gemeente niet in den zak te tasten. Er zijn meisjes bij, wier ouders 500.betalen voor kost en inwoning, en waar dergelijke meisjes op de inrichting ter school gaan, gaat het niet op dat de gemeente het subsidie onevenredig veel hooger maakt dan dat voor andere instellingen, die minstens even nuttig zijn. De heer Schoondermark (wethouder) had van den heer Hartelust allerminst een voorstel tot meerdere verhooging van het subsidie verwacht. Toen in 1907 het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om het subsidie met 200.te verhoogen, werd behan deld, stond spreker alleen met een voorstel tot ver hooging met 500. Spreker heeft toen die zaak bepleit en een prin cipieel tegenstander gevonden in den heer Besuijen, terwijl bij de stemming de heer Hartelust zich ook tegen verklaarde. Toen nu het onderhavige voorstel bij Burgemeester en Wethouders ter sprake kwam, heeft spreker het met beide handen aangegrepen. Spreker blijft er bij dat de Industrie- en Huishoud school eene inrichting is, die door Leeuwarden zeer gewaardeerd moet worden. De gemeente kan dan niet beter doen dan door het subsidie zoo hoog op te voeren als in haar vermogen is. De opmerking van den heer Feddema, dat de in richting hoofdzakelijk is voor de meergegoeden, meent spreker te moeten tegenspreken. Er gaan ook veel onvermogenden ter school. Evengoed als de gemeente subsidie geeft aan inrichtingen waar de jongens een ambacht leeren, moet zij ook zorgen dat de meisjes, als zij eens de vrouw worden van een flinken werkman, iets in de huishouding kunnen prestoeren. De angst van den heer Hartelust, dat het Rijk de gemeente krenterig zal vinden, deelt spreker niet. Toen indertijd het subsidie der ge meente met 200.werd verhoogd, gaf het Rijk 2000.meer. Wie weet wat gebeurt, als het gemeentelijk subsidie nu met 300.wordt verhoogd. Do heer Hartelust is van oordeel dat de oplossing, die de heer Feddema aan de hand geeft, niet de juiste is. Het zal toch niet van invloed zijn op het rijksubsidie, wanneer de leerlingen een hooger school geld betalen. De heer Schoondermark ziet verwonderd op van sprekers veranderde houding. Het zou spreker geen moeite kosten in elke raadsvergadering ieder lid wel eens op eene inconsequentie te betrappen. Dit zal sprekers laatste inconsequentie ook wel niet zijn. Nu spreker echter gehoord heeft van den heer Schoon dermark dat deze vertrouwt, dat het Rijk wel uit den hoek zal komen, stelt spreker geen prijs op de hand having van zijn voorstel, dat hij mitsdien intrekt. De Voorzitter deelt mede dat de heer Hartelust diens voorstel heeft ingetrokken. Het maakt der halve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders, zulks naar aanleiding van eenige door Gedeputeerde Staten dezer provincie gemaakte opmerkingen, tot wijzi ging en opnieuw vaststelling der verordeningen op de heffing en invordering van kadegeld in deze gemeente. Dit nader voorstel luidt als volgt: Yan Gedeputeerde Staten van Friesland ontvingen wij bij schrijven van 13 October 1910, no. 62, 2e afd., terug de ter goedkeuring ingezonden verorde ning tot heffing van belasting onder den naam van kadegeld, vastgesteld bij Uw besluit van 13 September 1910, no. 296r/136, onder meer onder mededeeling, dat zij na ingesteld onderzoek vrijheid vinden de Regeering te adviseeren om de voordracht met hare goedkeuring te bekrachtigen, indien de heffing kan geacht worden op te brengen het bedrag, waarop zij bij de begrooting is geraamd en bij de memorie van toelichting bij 's Raads besluit van 10 Augustus

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 4