276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 November 1910.
De heer Zandstra is van oordeel dat de kinder
speeltuinen bij dezen post kunnen worden besproken
omdat zij zullen dienen tot verlichting van de taak
der politie. Spreker vervolgt en Avijst er op dat vele
kinderen door het lange zitten op de schoolbanken
dubbel behoefte hebben aan vrije beweging, hetzij
in een tuin voor de school of in een stadspark.
Kinderen willen vrijheid, willen beweging en bij ge
brek aan de speelgelegenheden zoeken zij die vrijheid
op straat, maar niet overal hebben zij daar vrijbeid
van beweging.
Bij politieverordening toch is veel verboden. Hier
mogen zij geen vlieger oplaten, daar niet kaatsen,
niet voetballen, ginds mogen geen glijbaantjes worden
gemaakt maar, hoe goed dit ook is voor de inge
zetenen, de kinderen, verjaagd, beginnen bij elkaar
te hokkente duwen, te stoeien, gooien elkaar met
steentjes, die hoewel zonder opzet, de voorbijgangers
of de ruiten wel raken en als gevolg van een
klacht, komt een agent die de stoeiende bengels uit
elkaar jaagt. Zij verspreiden zich in de stad en dan
begint de straatschenderij, zich openbarende in on
hebbelijk optreden, kleine dieverijen enz. Wat de
jeugd alzoo uithaalt is overbekend, zoodat spreker
daarop niet verder zal ingaan. Velen zullen echter
met spreker en zijne partijgenooten hebben opgemerkt
dat bij het bouwen van huizen de jeugd zich tracht
meester te maken van steenen en zand om op de
wijze van de groote menschen ook te bouwen, te met
selen enz. Hoe dikwijls zien wij de jeugd zich bij
het maken van straten zich vermeien met het spelen
in de zandhoop. Ook dit vermaak is echter niet
bestendig van duur want ook hier zijn ze op ver
boden terrein en klinkt spoedig een scheer je weg,
ga naar je eigen straat en haal daar den boel overhoop.
Spreker zou daarom gaarne willen dat de gemeente
in deze richting iets deed, b.v. het aanleggen van
primitieve speelplaatsen, waar wel hoekjes voor te
A'inden zijn.
Bij den Wissesdwinger b.v. is nog een vrij groote
open ruimte en daar kon men, bij wijze van proef,
mee beginnen. Men zou b.v. binnen een zeer een
voudige omrastering een zandhoop kunnen leggen,
waar de kinderen naar hartelust kunnen spelen.
Spreker en zijne partijgenooten zijn vast overtuigd
dat de gevolgen goed zullen zijn, zoodat men niet
bevreesd behoeft to wezen voor het weggooien van
het geld op deze manier. In verband hiermede heeft
spreker de eer voor te stellen
Ondergeteekende stelt voor, aan Burgemeester en
Wethouders een crediet te verleenen groot f 300.
en daarvoor een post op de begrooting aan te brengen,
teneinde Burgemeester en Wethouders in de gelegen
heid te stellen een proef te nomen met het aanleggen
van kinderspeelplaatsen.
De Voorzitter persisteert bij zijne meening dat dit
voorstel niet bij dezen post kan worden behandeld,
maar misschien bij „Onderwijs" zou kunnen worden
gedaan.
De heer Zandstra was er mee verlegen. Hij zal
echter het voorstel aanhouden tot de behandeling
van het hoofdstuk „Onderwijs".
Volgno's 175193 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 194. Kosten van den gemeentelijken keurings
dienst van voedingsmiddelen en gebruiksartikelen
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Jong wijst er op dat het is gebleken
dat de keuringsdienst, hoewel nog slechts kort be
staande, in eene behoefte voorziet. Dit neemt echter
niet weg dat spreker het beter vindt om een ge
meentelijke inrichting te hebben, onder moer omdat
particulieren daar beter hunne voedingsmiddelen
kunnen laten onderzoeken. Een voorstel zal spreker
echter niet doen in dien geest, want met de bereikte
resultaten kan de Baad voorloopig tevreden zijn.
Burgemeester en Wethouders hebben in de Memorie
van Antwoord geschreven dat de meening, dat het
keuringsrapport gedrukt wordt, op een misverstand
moet berusten. Sprekers bedoeling is niet dat de
rapporten elke maand of elke drie maanden gedrukt
moeten worden, maar hij is tevreden met een gedrukt-
jaarverslag. De Baad toch heeft er veel belang bij
op de hoogte te blijven van de werking van het
bureau en de bereikte resultaten. Spreker heeft ge
meend daarop de aandacht te moeten vestigen.
De heer Baart de la Faille zou willen beginnen met
de klacht van den heer de Jong onder de oogon te
zien, dat de keuringsdienst een particuliere en geen
gemeentedienst is en dat hij zegt daar niet op te
zullen terugkomen, omdat de dienst te kort werkt.
Het doet spreker genoegen dat de heer de Jong geen
voorstel doet. Spreker heeft ook niet begrepen, waarom
het bij een gemeentedienst voor particulieren gemak
kelijker is onderzoekingen te laten doen. Spreker meent
dat liet keuringsbureau, dat van gemeentewege toch
is opgericht, werkt als een gemeentebureau, en spreker
kan den wensch van den heer de Jong betreffende
een gemeentelijken dienst niet onderschrijven. Wel
onderschrijft spreker den wensch omtrent het verslag.
Het komt hem voor dat het wenschelijk is dat de raads
leden op de hoogte zijn en blijven en de mededee-
lingen van Burgemeester en Wethouders ovor het
eerste driemaandelijksch verslag hebben in hooge
mate sprekers belangstelling gewekt.
Wat spreker heeft vernomen over de werking \ran
het bureau is zeer geschikt om daarvan een gunstigen
dunk te geven. Spreker meent hier te moeten zeggen
dat hij, die het orgaan is van den dienst, zijn werk
verricht tot bijzondere tevredenheid van de hoofden
van den dienst. Het zal Burgemeester en Wethouders
dan ook wel bekend zijn dat de keurmeester voor zijn
werk allen lof verdient. Spreker heeft daarom gemeend,
mede op verzoek van een der directeuren, het salaris
te moeten bespreken. Bij de instelling van den dienst
was het moeielijk den omvang van het werk te
schatten en het salaris is dan ook vastgesteld bij
wijze van proef.
Waar nu de hoofden van den dienst zeggen dat
dit salaris van f 260.lang niet in verhouding staat
tot den enormen arbeid, dien de keurmeestor verricht,
meent spreker dat dit salaris moet worden verhoogd.
Spreker heeft dan ook gemeend te moeten voorstellen
het salaris tot f 600.te verhoogen. Hij heeft
daarom de eer voor te stellen den post met ƒ340.
te verhoogen.
De Voorzitter vraagt of de heer Baart de la Faille
niet goed kan vinden om het voorstel te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders ten fine
van prae-advies.
De heer Baart de la Faille heeft daartegen geen
bezwaar.
De heer Besuijen heeft gevraagd hoever het staat
met de voorbereiding van het abattoir. Het contract
voor de verhuring van Baens-ein, dat voor de stich
ting van een abattoir zou zijn aangekocht, loopt ten
einde. Burgemeester en Wethouders zullen zich nu
hieromtrent wel een idéé hebben gevormd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad \Tan Leeuwarden \"an Woensdag 2 November 1910. 277
Voortgezet Donderdag 3 November d.a.v.
De Voorzitter wijst er op dat toen drie maanden
verstreken waren, er een driemaandelijksch rapport
inkwam, dat men in het belang der zaak gaarne zag
gepubliceerd. Uit deferentie tegenover den Baad
hebben Burgemeester en Wethouders dit rapport eerst
ter visie gelegd voor de leden, alvorens het ter publi
catie in de bladen af te staan. Het lijkt spreker on-
noodig en ook niet goed om geregeld een maande-
lijksch rapport over te leggen. De bedoeling van
Burgemeester en Wethouders is, het jaar-rapport in
het jaarverslag der gemeente op te nemen. Dan kan
het een onderwerp van beoordeeling zijn. Wanneer
het rapport maandelijks wordt overgelegd, wordt het
ook maandelijks beoordeeld.
Wat het abattoir betreft, spreker kan daaromtrent
nog geen mededeelingen doen.
Deze zaak is in den laatsten tijd eenigszins blijven
rusten, maar er zal opnieuw aan worden gewerkt.
De heer de Jong is tevreden wanneer het rapport
in het jaarverslag wordt afgedrukt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnos. 194204 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Yolgno. 204a wordt goedgekeurd, zooals dit bij nota
van wijzigingen is voorgesteld.
De heer Wilhelmij stelt voor de vergadering te
schorsen tot Donderdagmorgen 10 uur.
Dienovereenkomstig wordt besloten en de vergade
ring verdaagd tot Donderdag 3 November, 's voor
middags 10 uur.
De vergadering wordt voortgezet Donderdag 3
November 's voormiddags 10 uur.
Afwezig zijn de he eren Baart de la Faille, Burger
en Tijsma.
Aan de orde is Yolgno. 265.
Kosten van lager onderwijs, f 156000.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra deelt mede dat hij het voorstel,
door hem gedaan bij volgno. 175, hetwelk door den
Voorzitter naar het hoofdstuk Onderwijs is verwezen,
intrekt. Spreker zal te gelegener tijd een dergelijk
voorstel bij den Baad indienen. Hij verzoekt daarom
het door hem ter verdediging van het voorstel mede
gedeelde als niet gesproken te beschouwen.
De heer Menalda wijst er op dat door hem in
de sectie is opgemerkt, dat niet voldoende is ge
regeld de gelegenheid om verder onderwijs te genieten
voor hen, die de lagere school doorloopen en
daarna herhalingsonderwijs hebben genoten. Bappor-
teurs hebben de opmerking juist overgebracht, maar
Burgemeester en Wethouders hebben haar op een
eigenaardige wijze beantwoord. Zij hebben toch ge
daan alsof geen nota was genomen van de bestaande
inrichtingen van onderwijs, de Bijks Hoogere Burger
school, de Burgeravondschool, alsook school 12.
Spreker meent dat het genoegzaam bekend is dat
deze inrichtingen bestaan, zoodat de bedoeling van
de opmerking door Burgemeester en Wethouders
moet zijn misverstaan.
Deze was om te doen uitkomen dat voor jongens
die de lagere school doorloopen - en herhalingsonderwijs
hebben genoten, en die lust en aanleg hebben, de
gelegenheid ontbreekt het onderwijs voort te zetten.
Het antwoord van Burgemeester en Wethouders was
dan ook wel eigenaardig. Het veronderstelt toch
bij spreker eene afwezigheid van kennis, die hij wel
bezit. Spreker zal hier niet verder op ingaan, daar
er op gewezen wordt dat in de aangegeven richting
iets zal worden gedaan. Hij zal daarom afwachten.
De heer Zandstra wenscht Burgemeester en AVet-
houders een vraag te stellen. Aan de Burgeravond
school wordt voor het geven van lessen 2.per
uur betaald, bij het herhalingsonderAvijs bedraagt dat
0.625. Dit verschil komt spreker wel wat groot
voor. Spreker dringt er bij Burgemeester en Wet
houders op aan deze zaak nader in OATerweging te
nemen en te veranderen.
De heer Schoondermark (wethouder) wist niet dat
de Voorzitter van plan was bij dit hoofdstuk algemeene
beschouwingen toe te laten.
Van de echter nu geboden gelegenheid zal spreker
gebruik maken den heer Besuijen te antwoorden op
diens verwijt, dat de afdeeling onderwijs het minst
van alle afdeelingen produceerde. Men zal altijd wel
tot de conclusie komen dat een der vele afdeelingen
het minst naar buiten werkt. Thans is het de
afdeeling onderwijs, een volgend jaar misschien een
andere afdeeling. De heer Besuijen zal toch ook wel
weten dat de wethouders in het Dagelijksch Bestuur
aan alle zaken moeten meewerken en hij zal dan wel
begrijpen, dat alles niet tegelijk kan geschieden.
De heer Besuijen heeft den wensch geuit, dat
onderwijs zal Avorden gegeven tot 14, herhalings
onderwijs tot 18 jaar. Spreker betwijfelt of aan dien
wensch zal kunnen worden Amldaan.
In de eerste plaats zou de Leerplichtwet, die het
onderwijs tot 12-jarigen leeftijd verplichtend stelt, in
den weg staan. Bovendien moeten de ouders willig
zijn en wat het zwaarst weegt, moet hun oeconomische
toestand ATan dien aard zijn, dat zij hunne kinderen
tot 18 jaar op school kunnen laten gaan. Maarspreker
wenscht er den heer Besuijen op te wijzen, dat in
onze gemeente vrijwel in deze materie wordt voor
zien. De kinderen kunnen tot 12 jaar de lagere
school bezoeken en dan gratis op school 12 komen,
zoodat zij, wanneer de oeconomische toestand der
ouders het toelaat, tot hun 15e of 16e jaar gratis
onderwijs kunnen volgen. Dan kan daarna nog een
herhalingscursus evenzoo gratis worden gevolgd,
zoodat hier in Leeuwarden deze kwestie goed is
geregeld.
Wat den heer Menalda betreft, spreker heeft nog
niet beter begrepen wat dit lid van den Baad wenscht,
dan uit het sectierapport op te maken was. Vandaar
ook het antwoord van Burgemeester en Wethouders
zooals het is gegeven. De heer Menalda zal echter
wel kunnen begrijpen dat de gemeente niet in alle
behoeften kan voorzien.
Wanneer spreker den heer Menalda goed heeft
begrepen, wil deze de jongens, die de lagere school
hebben doorloopen, in de gelegenheid stellen nog
eens naar school te gaan.
Spreker wil er den heer Menalda op wijzen dat er
een vervolgcursus aan school 12 bestaat. Nu is het
tot nu toe waar, dat deze cursus niet kan worden
gevolgd door jongens, die school 12 niet hebben
bezocht, maar Burgemeester en Wethouders overwegen
maatregelen om den vervolgcursus los te maken van
school 12. Dit was trouwens al het geval, vóór de
de heer Menalda diens opmerking maakte. Wanneer
dus Burgemeester en Wethouders met een voorstel