Vergadering van Woensdag 2 Noyember 1910, 252 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1910. 1909 werd geschat, te weten ƒ2300.—, en ons college dan ook in overweging geven te bevorderen dat eene zoodanige verlaging van het tarief door den Raad worde aangebracht, dat de opbrengst tot het bedrag worde teruggevoerd, waarop zij bij de memorie van toelichting ten vorigen jare werd geschat. Nu werd in bedoelde memorie van toelichting de opbrengst geraamd op 2000.— tot 2500.—, ter wijl het totaal der tot heden opgemaakte lijsten bedraagt 2885.661/2. Aan genomen kan worden dat j over 191Ó geene meerdere lijsten zullen worden opge maakt gemeld totaal-bedrag zal door ontheffingen en oninbare posten vermoedelijk iets verminderen, zoodat de feitelijke opbrengst dan ook niet hooger zijn zal dan 2750. Om aan het verlangen van Gedeputeerde Staten te voldoen zou dus eene regeling moeten worden getroffen, waardoor de opbrengst met f 450. vermindert. Waar voornamelijk van de zijde der kleine schip perij indertijd is opgekomen tegen de heffing van het kadegeld, en bedoelde belasting, indien al van druk sprake kan zijn, eerder drukt op de gebruikers van ligplaatsen voor kleinere vaartuigen, in evenredig heid tot de ingenomen kadelengte hebben de grootere vaartuigen immers belangrijk grooter laadvermogen en betalen daardoor, hoewel zij in het tarief reeds voor het dubbele zijn aangeslagen, allicht in ver- j houding minder dan de kleinere komt het ons meest gewenscht voor, thans de gebruikers van deze laatste iets te ontlasten. Ten name van gebruikers van vaste ligplaatsen voor vaartuigen beneden 30 Meter lengte komt op de gemelde lijsten voor een bedrag van 2153.75, zoodat, wordt van hen 450.minder gevorderd, het tarief met 20 procent moet worden verlaagd. Wij hebben dan ook de eer U voor te stellen te besluiten in artikel 2b der gemelde verordening de cijfers 0.50, 0.75 en 1.te vervangen door 0.40, f 0.60 en 0.80 en de verordening tot heffing van belasting onder den naam van kadegeld in de gemeente Leeuwarden en de daarbij behoorende ver ordening op de invordering van kadegeld daarna opnieuw vast te stellen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. In comité-generaal is reeds behandeld: 10. Rapport der Commissie voor de reclames inzake bezwaarschriften zoo in eersten aanleg als in beroep tegen aanslagen in den Hoofdelijken Omslag, dienst 1910. waarom de vergadering, daar niets meer te behandelen is, door den Voorzitter wordt gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 November 1910. 253 Tegenwoordig eerst 19 later 22 leden, te weten de heeren: Beucker Andreae, Fransen, de Jong, J. Koopmans, Lautonbach, G. W. Koopmans, Hartelust, Haverschmidt, Wilhelmij, Menalda, Feitz, Schoonder- mark, van Mossel, Besuijen, Zandstra, Baart de la Faille, Beekhuis, Berghuis en Komter. Later de heeren: Oosterhoff, Burger en Tijsma. Afwezig met kennisgeving de heer Feddema. Voorzitterde heer A. E. Zimmerman, Burgemeester. I, De notulen der op Dinsdag 25 October 1.1. gehouden vergadering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld: 1. resolutie van Gedeputeerde Staten, waarbij wordt toegezonden oen afschrift van het Koninklijk besluit d.d. 18 October 1910 no. 30, houdende ver nietiging van het besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland d.d. 10 Maart 1910 no. 57, 2e afdeeling F en alsnog goedkeuring van het besluit van den Baad dezer gemeente d.d. 8 Februari 1910 no 46"/17 tot wijziging der begrooting van inkomsten en uit gaven der gemeente over het dienstjaar 1910, ten behoeve van een eersten termijn van uitgaven voor een op te richten electrische centrale alhier. Wordt voorgesteld deze mededeeling voor kennis geving aan te nemen. De heer Besuijen is er niet tegen om de mede deeling voor kennisgeving aan te nemen. Hij wil zijn genoegen uitspreken over het Koninklijk besluit, maar tegelijk van de gelegenheid gebruik maken om Burgemeester en Wethouders te vragen of zij ook kunnen mededeelen, wanneer de electrische centrale gebouwd en in werking zal zijn. Misschien is de vorige keer bij de behandeling daar iets van gezegd, maar daarbij was spreker niet tegenwoordig. De Voorzitter antwoordt dat onmiddellijk na het bekend worden van het Koninklijk besluit door Burgemeester en Wethouders de voorbereidende maat regelen, welke genomen moesten worden, zijn be sproken en dat aan de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen van de beschikking van Hare Majesteit de Koningin onmiddellijk konnis is gegeven. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 2. adres van het bestuur der afdeeling Leeuwarden van don Bond van Nederlandsche Gemeente Werk lieden, houdende verzoek om ten opzichte van de loonen der gemeente-werklieden bij de begrooting een betere regeling te treffen. Zal bij de bogrooting worden behandeld; 3. adres van den heer W. C. de Groot, houdende verzoek om eervol ontslag als lid der commissie van toezicht op het Lager Onderwijs met ingang van 1 Januari 1911. Wordt in handen gesteld van Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies 4. missive van den Commissaris der Koningin in de provincie, houdende mededeeling, dat bij Koninklijk Besluit van 24 October 1910 no. 54 met ingang van 1 November 1910 is herbenoemd tot burgemeester dezer gemeente, de heer A. E. Zimmerman. Wordt voorgesteld deze mededeeling voor kennis geving aan te nemen. De heer Baart de la Faille spreekt als volgt: Mynheer de Burgemeester De tijding welke ons juist een week geleden be reikte, dat het Hare Majesteit de Koningin had be haagd, U te herbenoemen tot Burgemeester dezer gemeente, is zeker door de inwoners van Leeuwarden en door de leden van don Raad met ingenomenheid begroet. Immers daardoor is stabiliteit verkregen in de bekleeding van het hoogste gezag in deze gemeento. Het is dus zes jaar geleden, dat gij de moeielijke taak aanvaardet om U aan het hoofd dezer gemeente te zien geplaatst. De omstandigheden waren U des tijds niet gunstig. Gij kwaamt alleener was geen huisvesting te vinden voor U en Uw gezin. Uw gezondheidstoestand liet te wenschen over, eene ern stige ziekte van een der edelste zintuigen bemoeie- lijkte U in het volbrengen van Uwen arbeid. Gij stondt vreemd tegenover onsgij kendet ons niet, wij U niet. Dit is alles beter geworden. Gij zijt die bezwaren met moed en volharding te boven gekomen. Gij hebt een passende woning gevonden voor U en de Uwen; Uwe gezondheid heeft zich hersteld, gij hebt het kostbaar gezichtsvermogen behouden. En wij zijn in onze wederzijdsche verhouding nader tot elkaar gekomen. Wij weten thans dat gij de belangen der gemeente getrouw, naar Uw beste weten hebt behartigd. De leden van den Raad hebben in U een strikt onpar- tijdigen, ook een lankmoedigen Voorzitter leeren kennen. Bij alle verschil van meening hebt gij die van allen tot hun recht laten komen en do besluiten van den Raad, ook al strookten die niet steeds met Uwe inzichten, met de meeste correctheid uitgevoerd. Bovendien hebt gij elk raadslid, die in een bij zonder onderhoud gemeentebelangen met U wenschte te bespreken, steeds met de meeste welwillendheid te woord gestaan. Daarom, mijnheer de Burgemeester, meen ik de tolk van de leden van den Raad te zijn, wanneer ik U zeg, dat wij ons verheugen in Uwe herbenoeming. Wij wenschen U daarmede van harte geluk! Wij vertrouwen, dat U dien gelukwensch wilt aanvaarden en voegen daarbij den wensch, dat U kracht en wijs heid moogt ontvangen, om Uwe schoone taak in het tijdperk dat voor U ligt, met blijdschap en met suc ces te volbrengen, tot verhoogden bloei van onze dierbare gemeente. De Voorzitter antwoordt hierop Mijne Heeren Ik moge wederkeerig ook een enkel woord tot U spreken, waar ik opnieuw geroepen werd het burge meestersambt in deze stad en daarmede het voor zitterschap van Uwe vergadering op mij te nemen. Dat woord zij in de eerste plaats een woord van dank aan den heer Baart de la Faille die, met de beminnelijke hoflijkheid hem eigen, mij namens U heeft willen verzekeren van Uwe ingenomenheid met mijne herbenoeming en die uit het bestuurstijdperk, dat achter mij ligt, enkele lichtpunten heeft willen opzoeken en vinden die ook woorden heeft willen spreken, die een snaar deden trillen in mijn gemoed. Ik zal op dit oogenblik, hoe zeer daartoe neiging

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 1