258 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 November 1910.
Het amendement-Besuijen wordt verworpen met 15
tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heerende Jong, Hartelust,
Besuijen en Zandstra.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Fransen, J.
Koopmans, Lautonbach, G. W. Koopmans, Haver-
schmidt, Wilhelmij, Menalda, Feitz, Schoondermark,
van Messel, Beekhuis, Berghuis, Komter en Oosterhoff.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het leggen van bouwverbod op strooken grond aan Olde-
galileën, aan den weg Achter de Hoven en aan de
Wijbrand de Geeststraat en het Molenpad, zulks met
intrekking van het raadsbesluit van 28 Maart 1906
no. 110nj27. (Bijlage no. 22).
De onderdeelen 1 en II van het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders worden met algemeene
stemmen vastgesteld en daarna eveneens de ontwer
pen I, II en III.
10. De ontwerp-begrooting voor de gemeentelijke gas
fabriek, dienst 1911, en de ontwerp-begrooting der
gemeente. (Bijlagen no. 1 van 1911 en 18, 20 en 21
van 1910).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Besuijen wil algemeene beschouwingen
honden op gevaar af zich het ongenoegen van Bur
gemeester en Wethouders op den hals te halen.
Spreker wil zich bij voorbaat verdedigen tegen een
verwijt van die zijde, n.l. het verwijt als zouden
spreker en zijne partijgenooten onverstandig handelen
en niet het gemeentebelang dienen.
Op pag. 222, Handelingen van 1909 lezen wij, het
geen door den heer Oosterhoff is gezegd
„De leden der sociaal-democratische-partij, die ge-
„woon zijn bij de behandeling der begrooting politieke
..speeches te houden, hebben dit thans niet gedaan,
„wat zeker verstandig is, omdat de gemeentebelangen
„daarmede immers niet worden gediend".
In het verband waarin die woorden gezegd werden,
heeft spreker het niet begrepen en is zich ook niet
bewust dat er verleden jaar zoo geheel anders is
gehandeld dan wat de heer Oosterhoff „gewoonlijk"
noemt. De fractie had het toen noodig geoordeeld
meer speciaal het armhuiswezen grondig te behandelen
en dat is door den heer de Jong, naar spreker meent,
onverbeterlijk gedaan. Daarnaast heeft de heer
Zandstra toen eenige gewone algemeene beschouwin
gen gehouden. Toen is de eigenaardige loftuiting
van den heer Oosterhoff gekomen, dat niet waren
gehouden politieke speeches. Op sprekers vraag aan
zijne partijgenooten of zij zich die loftuiting hadden
laten welgevallen, kreeg hij ten antwoord„och
wanneer iemand zich verblijden wil met een doode
musch, bederf hem dan dat kinderlijk genoegen niet".
Misschien was de formuleering, de stijl en de toon
bij den heer Zandstra iets anders dan bij spreker
gewoonlijk het geval is, principieel verschii bestond
er niet. Spreker en zijne partijgenooten stellen er
dan ook prijs op te verklaren, dat zij zich niet wen-
schen te verontschuldigen als men hun toevoegt
„Gij houdt politieke speeches bij de behandeling
der begrooting".
Integendeel. Zij stellen er prijs op, zij zijn er
trotsch op dat zij het kunnen doen, want het is hunne
vreugde en hunne kracht en het bewijst de bruik
baarheid van hun beginsel in de praktische politiek.
De heer Oosterhoff, die lijdend schijnt te zijn aan
angst voor het woord „politiek", kan daartegen een
geneesmiddel vinden in de Leeuwarder Courant van
April 1910, waar te lezen staat
POLITIEK.
„Het woord heeft een slechten klank. Men kan er
„rustige burgers kippevel mee bezorgen. Sommige
„naïeve menschen plegen hun neus op te halen als
„er van politiek sprake is. En er zijn zelfs zeer
„ontwikkelde menschen, die durven verklaren „ik doe
„niet aan politiek" en niet inzien, dat zij zich zelf
„daarmede deprecieeren."
Spreker is dit volkomen met de Leeuwarder Courant
eens en
Do Voorzitter interrumpeert den hoer Besuijen en
geeft hem in overweging terug te keeren tot de
begrooting.
De heer Besuijen meent zich te moeten verdedigen
tegen een verwijt van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter meent dat den heer Besuijen door
Burgemeester en Wethouders geen verwijt naar het
hoofd is geworpen. Wanneer een Wethouder iets
zegt, kan de heer Besuijen daartegen opkomen, maar
spreker verzoekt hem dringend zich te beperken in
het bespreken van zaken, die geheel buiten de ge-
meentebegrooting staan.
De heer Besuijen houdt vol dat spreker en zijn
partijgenooten door een Wethouder verweten is dat
zij politieke speeches houden en dat dit onverstan
dig is en niet in het gemeentebelang. Niemand van
Burgemeester en Wethouders heeft van andere mee
ning blijk gegeven. Daarom, zegt spreker, komt het
verwijt van Burgemeester en Wethouders en daar
tegen wil hij zich verdedigen, en hij wil bewijzen
dat hot geen blaam is als spreker en zijne partijge
nooten dergelijke speeches houden. Hij hoopt dat
de Voorzitter hem daarin niet zal verhinderen.
De Voorzitter zal den heer Besuijen daarin niet
verhinderen, evenmin als hij hem zal beletten de be
langen der gemeente te dienen op de wijze als de
heer Besuijen zulks meent te moeten doen. Spreker
moet dit raadslid echter nogmaals dringend verzoeken
zich in zijne beschouwingen te beperken tot de ge-
meentebegrooting en daaronder kan toch zeker niet
worden gerekend het door den heer Besuijen behan
delde artikel uit de Leeuwarder courant over politiek.
De heer Bosuijen zet zijn rede voort en wijst er
op dat politiek eenvoudig betoekent staathuishoud
kunde. Spreker en zijne partijgenooten zijn ten op
zichte van het besturen der gemeente eene zekere
richting toegedaan en dit is geen grief, maar eene
aanbeveling voor de candidaten der S. D. A. P. Als
iemand candidaat wordt gesteld door de kiesveree-
nigingen, moeten de kiezers kunnen weten, in welke
richting hij krachtens zijn beginsel de gemeentehuis
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 November 1910. 259
houding wil leiden. Die huishouding kan toch in
verschillende richtingen worden gestuurd, vertegen
woordigd door de verschillende partijen.
De sociaal-democraten staan een zekere richting
van gemeentebeheer voor, die men modern-gemeente-
beheer noemt en dat is de sociaal-democratische ge
meente-politiek, uitgedrukt in het sociaal-democratisch-
o-emeenteprogram. Ook de Vrijzinnig-democraten
hebben iets dergelijks, maar dit is minder forsch, wat
slapper, wijl ook hun beginsel slapper is en zeker is
het merkwaardig, dat ook de vrijzinnig-democraten
als personen dikwijls veel slapper zijn. Het staat
echter ook bij die partij vast dat er, als men zich
aandient als vrijzinnig-democraat, er ook een vrijzinnig-
democratiseh-program moet zijn.
De liberalen waren, toen de heer Oosterhoff zijne
jeremiade hield, wel wat afgunstig op de sociaal
democraten. In het program der Unie is nu echter
ook een gemeente-program, al is het even vaag als
het beginsel. Zelfs de oud-liberalen sturen de ge
meente in een zekere richting. Wel is het een con
servatieve, maar het is toch een soort politiek die
zij voeren.
Aan de rechterzijde voelt men sterk dat er iets
hapert, zoo gauw men over sociale onderwerpen moet
spreken. De oorzaak daarvan is de heterogene samen
stelling dier partij, en de verkeerde band, de gods
dienst die de leden samenbindt en waardoor men op
het gebied der sociale wetgeving' in dezelfde partij
tegenstrijdige meeningen heeft, wat door de Stichtsche
courant dezer dagen in verband met de Bakkerswet
rondweg werd erkend en waarvan de Katholieke
Gelderlander schreef
„Dat er staatkundige tegenstellingen in de coalitie
„bestaan, die ten slotte de samenwerking op het ge-
„bied der practische politiek met onvruchtbaarheid
„moeten slaan".
Te begrijpen is het dan ook dat men daar huiverig
is voor pogingen om een gemeenteprogram te maken.
In die partijen is something rotten. Alleen van
de S. D. A. P. fractie gaat, als partijgroep, kracht
uit. De leden ervan denken gelijk.
De heer Lautenbach, die niet ontbloot is van de
mocratische neigingen en die dan ook dikwijls aan
sprekers zijde staat, kan niet gelijk worden gesteld
met den hoer Fabius van Amsterdam. Ook bestaat
er een groot verschil tusschen den heer Lautenbach
en zijn partijgenoot, mr. Tijsma. Eerstgenoemde stond
naast de S. D. A. P.-fractie toen het ging om de
lotsverbetering der arbeiders, de heer Tijsma was er
tegen. Dit kan geen pluimpje zijn voor de anti-
re volutionnaire partij.
Wanneer iemand dus meende door den heer Tijsma
te stemmen dat hij een tweede Lautenbach in den
Raad zoude vinden, die kocht een kat in den zak.
Uit de juiste samenstelling der partij van de
S. D. A. P. met een vast omlijnd beginsel en econo
misch doel volgt een vierkant omlijnd standpunt in
de gemeentepolitiek. Spreker en zijne partijgenooten
gaan daar prat op. Spieker gelooft dat dit nu reeds
de vijfde keer is dat hij dit beginsel heeft verdedigd.
Het doelbewust optreden der S. D. A. P.-fractie in
een van te voren vastgestelde richting heeft succes
gehad. Toen spreker in den Raad kwam bestond die
geheel uit oud-liberalen en kon hij dan ook alleen
critiseerend optreden. Toen echter eenige oud-liberale
elementen verdwenen, de heeren Hijlkema, Troelstra,
van Ketwich Verschuur, Duparc en Tigler Wijbrandi,
waarvoor moderner aangelegde menschen in de plaats
kwamen, kwam eenig resultaat.
Wij zijn hier toch nu al een mooi eindje op weg
naar de verwezenlijking van het sociaal-democratisch
gemeenteprogram. Er is al een workliedenreglement,
een werkloozenfonds, schoolartsen, een bureau voor
keuring van levensmiddelen, abattoirplannen zijn in
wording, de drankbestrijding wordt, al is dit niet
voldoende, gesteunder komen volksbaden, school-
voeding en -kleeding, schoolreisjes zijn op de be-
grootiug geplaatst en de vakorganisatie is gedeeltelijk
erkend. De meeste dier dingen zijn ons inziens nog
onvoldoende georganiseerd, maar het begin is er.
De heer Beekhuis lacht en denkt wellicht„hij
zal zich misschien verbeelden dat hij dit alles heeft
gedaan", maar het is gek dat al deze dingen zijn
tot stand gekomen nadat de sociaal-democraten in
den Raad gekomen zijn en op hun initiatief. Ilet is
hiermee gegaan als met de sociale wotgeving in de
Tweede Kamer. Ook daar is een gevolg van het
optreden van sprekers partijgenooten merkbaar. Men
erkent dit niet graag, maar hoewel er vroeger veel
bezwaren waren, zijn toch de voorstellen der S. D. A. P.
aangenomen.
Het werkloozenfonds werd bijv. bestreden als in
strijd met de Armenwet, de subsidiëering der drank
bestrijding, in strijd met de Gemeentewet. Van de
schoolartsen werd vroeger gezegd de ouders moeten
thuis maar zorgen dat hunne kinderen gezond op
school komen, terwijl eenvoudig werd beweerd dat
het niet aanging om gehuwde paren in het armhuis
bij elkaar te laten wonen, omdat die menschen altijd
vochten.
In weerwil van al die bezwaren zijn al deze dingen
tot stand gekomen. Wanneer men wil kan veel ge
beuren, want waar een wil is, is een weg. Spreker
zou nog meer willen aanbevelen, bijv.
Werkverschaffing door krottenafbraak,
Scheidsgerechten,
Onderwijs tot 14 jaar, herhalings- tot 18,
Schoolbaden,
Opneming van kleine burgers in het Armbestuur
en in dat van de Bank van Leening,
en het oog houden op de verbetering van al wat
reeds is verkregen.
Bij dit succes kan men toch niet dan zeer moeielijk
volhouden dat de politieke speeches tegen het belang
der gemeente zijn geweest. Zij zijn toch wel degelijk
van invloed geweest op de totstandkoming van vele
nuttige dingen.
Al zijn spreker en zijne partijgenooten dan niet
heelemaal onvoldaan, er zijn nog een drietal zaken
die hun dwars zitten.
1°. de wijze waarop de gasfabriek verordening is
samengesteld heeft duidelijk bewezen, dat zij is in
het belang van de rijken en tegen dat van de kleine
winkeliers. Hieruit spreekt dan ook weer duidelijk
het klassestandpunt van den Raad.
2°. het weinige resultaat van de afdeeling onderwijs.
Spreker en zijne partijgenooten hadden verwacht
uitbreiding van den leertijd tot 14 en herhalings-
onderwijs tot 18-jarigen leeftijd. Ook staat spreker
de weigering van den Raad niet aan om de salaris
regeling der onderwijzers te besproken.
3°. dat er, nadat er zoo jaren lang pogingen in
die richting zijn gedaan, voor de gemeentewerklieden
nog geen minimumloon bestaat van f 10.
Dat loon f 9.is beslist te laag. Nu is wel de
opmerking gemaakt dat er wel werk is dat met
9.ruim betaald is, maar spreker noemt dit een
vreemdsoortige, harde uiting, want het is een loon
waarvan niemand kan bestaan. Een miniumloon moet
zoodanig zijn dat het voldoende is om er van te
kuunen leven. Geeft men minder, dan provoceert
men diefstal of dwingt de arbeiders tot een honger-
kuur. Ilet was dan ook aangenaam voor spreker te
constateeren dat de vorige keer de heer Baart de la
Faille naast den heer Zandstra stond.
Wanneer toch een dokter het niet over zijn hart
kan krijgen zoo'n laag loon te geven is er voor den
Raad alle reden om er over te denken.
Spreker en zijne partijgenooten maken er den Raad