292 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1910. invloeden geheel onafhankelijk van den wil van contractant en waartegen door geen reserve te waken is, groot nadeel voor contractant ontstaat, moet clementie worden gepleit. De Raad hoeft ook op voorstel van Burgemeester en Wethouders dit standpunt reeds vaker doen gelden. Spreker herinnert aan herziening van de overeen komst met den pachter van den Prinsentuin op diens verzoek en onder motiveering van het minder bezoek van den tuin door ongunstige weersgesteldheid, ge paard aan een toenemend gebruik van rijwielen, dat eveneens het bezoek schade deed. Bij een adres van den brugwachter Krol, die schade leed door verlegging der schepen, heeft de Raad eveneens de billijkheid betracht. Bij aannemers is de zaak geheel anders gesteld. Dezen behooren bij hun inschrijvingen rekening te houden met mogelijke schommelingen in den markt prijs. Wanneer er echter iets geschiedt buiten de schuld van den aannemer, dan wrordt ook een dergelijk verzoek toegestaan. Spreker wijst in verband hier mede op P. Dekenga, aannemer van het onderhouds werk der bestratingen, die het werk niet kon doen voor den gecontracteerden prijs, wegens het vele opbreken der straten voor gas- en waterleiding. Spreker ziet dan ook niet in dat Burgemeester en Wethouders ingaan tegen de tot dusverre gevolgde lijn. Er is echter een leemte in het voorstel van Bur gemeester en Wethouders. Zij moeten den Raad toch overtuigen dat schade is geleden en die over tuiging bestaat nog niet. Spreker kan hier niet alleen zeilen op de meening van den Commissaris van Politie. Spreker is bereid met het voorstel mee te gaan, wanneer kan worden aangetoond dat werkelijk schade is geleden. Burge meester en Wethouders hebben dit nog niet aanneme lijk gemaakt en daarom zal spreker, ten minste voorloopig, tegen stemmen. De heer Hartelust meent dat het voorbeeld van den Prinsentuin niet gelukkig is gekozen. De tuin was verpacht voor f 3400.Bij schikking is die gebracht op f 2000.Nu wil de pachter 2500. geven voor twee jaar. Het blijft dus de vraag of het goed was de 3400.— te veranderen in 2000.Als men zich aan dat voorbeeld spiegelt, is het ook mo gelijk, dat eene verlaging tot f 1000.in dit geval niet goed is. Het zou toch kunnen blijken dat hij nog te weinig geeft. De heer Bosuijen wijst er op dat zijn voorbeeld anders wordt gebruikt dan de bedoeling is. De heer Hartelust treedt in eene appreciatie van het raadsbe sluit, terwijl sprekers bedoeling is aan te toonen dat Burgemeester en Wethouders niet ingaan tegen de lijn, die zij vroeger voorstonden. De heer Beekhuis, met verlof der vergadering voor de derde maal het woord erlangende, zegt dat het steeds gevaarlijk is met voorbeelden te werken. Ieder geval moet op zich zelf worden beschouwd. Toch zal dit voorstel later zeker als een precedent worden beschouwd en een latere adressant zal zich op dit besluit beroepen. Het komt spreker voor dat het niet aangaat tegen over dezen contractant zoo toegevend te zijn op grond van zoo vage gegevens, als door Burgemeester en Wethouders zijn aangevoerd. De lieer Schoondermark (wethouder) hoort dat de Raad niet overtuigd is dat Benner schade heeft ge leden. Adressant echter heeft eerst ontbinding van het contract gevraagd. Wanneer de man nu voordeel in de exploitatie had gezien, zou hij niet met een dergelijk verzoek zijn gekomen. Dat de vaste bioscoopen de gangmakers zijn voor de losse, zooals de heer Hartelust beweert, begrijpt spreker niet. Hij weet echter wel dat de Commissaris van Politie, die eiken dag het bezoek aan de inrich ting kan controleeren, wel weet wat er omgaat en dat deze niet zal beweren dat de zaak niet uit kan, als de tent eiken avohd vol zit. De heer G. W. Koopmans meent dat er wel bij het Rijk kan worden nagegaan hoeveel entree geheven wordt. Ook kan controle worden uitgeoefend in de a. s. kermis en dan kunnen Burgemeester en Wet houders daarna met een voorstel komen. De heer Besuijen stelt voor: punt 6 aan te houden om aan adressant gelegenheid te geven nader aan nemelijk te maken, dat hij door de plaatselijke bioscoop schade lijdt. In dit geval wil spreker adressant tegemoet komen. Kan hij niet aantoonen werkelijk schade te hebben geleden, dan staat spreker naast de heeren Feddema en Beekhuis. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Be suijen is voorgesteld punt 6 aan te houden om aan adressant gelegenheid te geven nader aannemelijk te maken, dat hij door de plaatselijke bioscoop schade lijdt. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Besuijen wordt verworpen met 18 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren: de Jong, Besuijen, Menalda en Zandstra. Tegen de heerenBeucker Andreae, Fransen, Wil- helmij, Oosterhoff, J. Koopmans, Tijsma, G. W. Koop- mans, Burger, Feitz, Feddema, Hartelust, Beekhuis, Lautenbach, v. Messel, Haverschmidt, Schoondermark, Baart de la Faille en Berghuis. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt verworpen met 15 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Oosterhol'f, G.W. Koop mans, Burger, Haverschmidt, Baart de la Faille, Schoondermark en Berghuis. Tegen de heeren: Beucker Andreae, Fransen, de Jong, Wilhelmij, J. Koopmans, Besuijen, Tijsma, Feitz, Feddema, Hartelust, Beekhuis, Lautenbach, v. Messel, Menalda en Zandstra. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het raadsbesluit van 23 December 1902, waarbij aan J. G. Wester en zijne rechtverkrijgenden vergunning is verleend tot het leggen en hebben van een brug over de Cambuurster opvaart. Dit voorstel luidt: Bij Uw besluit van 23 December 1902, no. 5, werd aan den heer J. G. Wester alhier tot wederopzegging vergunning verleend tot het aanbrengen van een vaste brug over de opvaart naar Cambuur, ten be hoeve van de aan zijne echtgenoote in eigendom behoorende, aldaar gelegen perceelen, toenmaals ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden in sectie G no. 2271 en 2273, onder daarbij gestelde voorwaarden. Verslag van de handelingen van den gomeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1910. 293 Thans verzoekt de heer Wester deze brug te mogen doen vervangen door losse barten, die alsdan onge veer 25 Meter meer oostelijk zullen worden geplaatst. De Directeur der gemeentewerken, over het verzoek door ons gehoord, heeft daartegen, blijkens zijn hierbij overgelegd advies, geen bezwaar, evenmin als bij ons bedenkingen bestaan. Wij doen hierbij opmerken, dat in verband met het leggen der barten, welke geopend kunnen worden, de voorwaarde sub a van het raadsbesluit van 1902 kan vervallen. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten aan den heer J. G. Wester alhier vergunning te verleenen tot het leggen en tot wederopzegging toe hebben van losse barten over de opvaart naar Cam buur, ten behoeve van het aan zijne echtgenoote in eigendom behoorende perceel, kadastraal bekend ge meente Leeuwarden sectio G no. 8309onder de voorwaarden sub b en c gesteld bij het raadsbesluit van 23 December 1902 en verder onder bepaling: 1. dat, indien de barten, welker doorvaartswijdte ten minste 2.55 M. moet bedragen, minder doorvaarts- hoogte hebben dan 1.87 M. boven Friesch zomerpeil (overeenkomende met de hoogte der vaste brug over de Cambuurstervaart in den Oostersingel), alsdan door of namens den eigenaar van het kadastrale perceel sectie G no. 8309, te allen tijde op verzoek van be stuurders van vaartuigen de barten tijdelijk moeten worden weggenomen tor bekoming van ongehinderde doorvaart, waarvoor in geen geval eenige vergoeding mag worden geëischt 2. dat jaarlijks vóór den 1 Mei, voor het eerst vóór of op 1 Mei 1911, ten kantore van den gemeente ontvanger voor deze vergunning een bedrag van 1.worde betaald. Met algemeeno stemmon wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Voorstel van Burgemeester en Weihouders tot het nemen van een formeel besluit tot het beleggen van en kele met name aangewezen inkomsten op de grootboeken der Nationale Schuld. Dit voorstel luidt Bij art. 194 der Gemeentewet is o. m. bepaald, dat aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten worden onderworpen de besluiten der gemeentebesturen be treffende het koopen van inschrijvingen in een der grootboeken van de Nederlandsche Schuld. Steeds is gemeend dat aan deze bepaling werd voldaan wanneer in de geineente-begrooting de in te schrijven bedragen werden opgenomen, daar de be grooting om te werken toch de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft, welk college trouwens deze zienswijze tot dusverre scheen te deelen. Blijkens eene thans door hen gemaakte opmerking bij eene begrootingswijziging voor 1909 zijn zij echter van meening dat daarmede niet aan het voorschrift van art. 194 wordt voldaandoch hebben zij geen bezwaar, zooals uit een nader schrijven, gevolg van eene tot hen gerichte vraag, blijkt, om goedkeuring te verleenen aan een eventueel raads besluit, waarbij burgemeester en wethouders worden gemachtigd in de grootboeken der Nationale Schuld te doen inschrijven de sommendie in het dienstjaar dat in het besluit moet worden genoemd worden ontvangen wegens afkoop van grondpachten, grafgelden, onderhoud van graf zerken, het voortdurend onderhoud der van particu lieren overgenomen straten, de bijdragen voor ge meentelijk pensioen en de opbrengst van den verkoop van onroerende goederen (behalve die aan het Nieuwe Kanaal), welk raadsbesluit voortaan jaarlijks mot de gemeentebegrooting tor goedkeuring zal kunnen worden ingezonden. Waar bedoelde machtiging voor de jaren 1910 en 1911 nog niet is verleend, geven wij U in overweging vast te stellen het in ontwerp bijgevoegde besluit. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden overwegende dat het wenschelijk is de te ontvangen bedragen wegens afkoop van grondpachtengraf- gelden, onderhoud van grafzerken, het voortdurend onderhoud der van particulieren overgenomen straten, de bijdragen voor gemeentelijk pensioen en de opbrengst van den verkoop van onroerende goederen (behalve die aan het Nieuwe Kanaal), te doen inschrijven op do grootbooken der Nationale Schuld gelet op art. 194 der gemeentewet mede gelet op het voorstel van Burgemeester en Wethouders besluit Burgemeester en Wethouders te machtigen de in 1910 ontvangen en nog te ontvangen en de in 1911 te ontvangen sommen wegens afkoop van grond pachten, grafgelden, onderhoud van grafzerken, het voortdurend onderhoud der van particulieren over genomen straten, de bijdragen voor gemeentelijk pensioen en de opbrengst van den verkoop van on roerende goederen (behalve die aan het Nieuwe Kanaal), te doen inschrijven op de grootboeken der Nationale Schuld. Met algemeeno stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Raad gaat in comité-generaal ter behandeling van 8. Rapport der Commissie voor de reclames inzake bezwaarschriften zoo in eersten aanleg als in beroep tegen aanslagen in den Hoofdelijlcen Omslag, dienst 1910. Na heropening wordt de vergadering, daar niets meer te behandelen is, door den Voorzitter gesloten,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 4