310 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1910.
van de Wirdumerdijk blijkbaar niet hoog genoeg
staan om het voor hen doen. Dit schijnt in onze
maatschappij van concurrentie en handelshaat niet
mogelijk. Het is flink dat zij voor hun eigen belang
opkomen. Deden zij het niet dan zou spreker hen
sufferts noemen, die een niet beter behandeling ver
dienden.
Iemand nu die onbevooroordeeld de zaak beschouwt
en er in 't geheel geen persoonlijk belang bij heeft,
zal zich scharen aan de zijde der Schieringers, die
altijd aan het kortste lijntje trekken ten opzichte van
bestrating, muziek, verlichting enz. en toch de volle
belasting hebben te betalen. Al is de vrees, dat zij
te gronde zullen gaan als er geen halte bij „de Bleek"
komt, waarschijnlijk overdreven, toch zou spreker als
Leeuwarder zeggengeef ook hun een kans om er
boven op te komen.
Er is spreker gevraagd hoe hij als statenlid zou
handelen in deze kwestie, waar hij dan ook te waken
zou hebben voor de belangen van het doorgaand
verkeer. Spreker stelt zich dan op het standpunt
bij voorkeur geen tram, maar een spoor. Kan dat
niet, dan een tram, maar die dan op eigen baan,
die de kommen van de dorpen of steden moet ver
mijden, terwijl als er een stad of dorp wordt aange
daan, het verkeer zoo mogelijk moet worden gedecen
traliseerd. Dit is eene regeling zooals men die voor
alle steden moet wenschen. Het is toch zeer onee-
O
wenscht om op zekere plaats in een stad een overbe
lasting van verkeer te hebben. Dit brengt noodwendig
een minder degelijk vlugge behandeling van zaken
met zich mee.
Wanneer men Rotterdam en Amsterdam, twee
handelssteden, op dit punt met elkander vergelijkt,
ziet men in eerstgenoemde stad alles gecentraliseerd
op de Boompjes en de Maaskade, terwijl in Amsterdam
aan weerszijden der stad een station is, overal aan
legplaatsen en handelsgebouwen, waardoor het verkeer
wordt gedecentraliseerd. Deze regeling is dan ook
veel beter. In Keulen, waar men drie of vier stations
om de stad heeft, wordt hetzelfde denkbeeld gehuldigd.
In de nieuw aangelegde steden, waar men rekening
houdt met de eischen van hygiëne en verkeer, legt men
altijd een ceintuurbaan aan om het verkeer te decen-
traliseeren en het mogelijk te maken van verschillende
punten in- en buiten de stad te komen. Ten slotte
kennen wij hier zelf reeds de overgroote drukte aan
het station bij gesloten water.
Sprekers tweede conclusie is dan ook dat men het
verkeer zoodanig moet zien te regelen, dat niet alles
zich op een bepaald gedeelte concentreert.
Dit kan nu worden bereikt door een station aan
de Noordzijde der stad en spreker is van oordeel,
dat dit ruime standpunt ook den minister had moeten
leiden.
Na deze conclusiën wil spreker, die zoo dikwijls
vooruitstrevend is, ook eens een oogenblik middel-
eeuwsch zijn, want ook hij zegt: geen halte de Bleek,
geen cent, daar hij geen reden ziet voor de gemeente
om f 40,000.subsidie te geven voor een tramlijn,
op welker richting zij niet den minsten invloed mag
uitoefenen. De tram moet dan maar zien klaar te
komen zonder een penning uit de gemeentekas.
Wanneer de tram aan het station aankomt is er
trouwens ook evenveel reden om ook aan Leeuwar-
deradeel subsidie te vragen. Spreker is van mee
ning dat de Raad niet tot de behandeling van
een voorstel over kan gaan zoolang de motie-Beekhuis
nog bestaat. Zoolang die bestaat moet daar naar
worden gehandeld.
Wat de meest gewenschte richting betreft, spreker
is het met den heer Beekhuis eens dat de Raad zich
daarover niet te veel moet uitspreken.
De bezwaren van den heer Tijsma tegen de richting
Tolhuis2e Kanaalsbrug bestaan nog altijd. Er zijn
echter nog andere richtingen, b.v. Bleek—Ververs-
brug, Noorderbrug, Spanjaardslaan of Bleek, Groninger-
straatweg, Eestraat, Spanjaardslaan of Bleek, Zuidvliet,
Bote van Bolswertstraat, Nieuwe Kanaal. Er is nog
wel keus. Spreker blijft er dan ook bij dat de Raad
niet direct het hoofd moet buigen op bevel van den
Minister of den Directeur der Nederlandsche Tramweg-
Maatschappij. Van spreker is geen steun te ver
wachten voor een voorstel, waarin halte „de Bleek"
niet is opgenomen.
De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op
dat de heer Beekhuis is begonnen met te zeggen dat
den Raad eene beleediging is aangedaan door den
Minister en dat deze is opgetreden op een wijze die
niet mag worden geduld. Wie is daarvan echter de
oorzaak De Raad zelf. Ook mr weer zegt de heer
Besuijen dat de Raad, nu eenmaal het besluit na rijp
beraad is genomen, geen duim terug moet gaan maar
volhouden moet. Wanneer men in particuliere zaken
zoo zoude handelen, zou men niet veel verder komen.
Dat de Minister medezeggingschap heeft, is duidelijk,
die toch geeft het meeste geld. Ook de gemeente
heeft, omdat zij geld geeft, iets te zeggen, de
provincie eveneens en ten slotte de Nederlandsche
Tramweg-Maatschappij, die het werk moet uitvoeren.
Niet één der partijen moet stijf blijven volhouden
en zeggen als het zoo niet gebeurt, komt de lijn er
niet. Ér dient overleg te worden gepleegd.
De heer Beekhuis heeft beweerd, dat de wethouders
voorstanders zijn geworden van de halte „de Bleek".
In den zin waarin deze woorden werden uitgedrukt,
zijn ze echter niet geheel juist. Spreker heeft in de
raadsvergadering gezegd„dat Burgemeester en
„Wethouders het liefst hadden de richting, die destijds
„is voorgesteld. Nu de meerderheid van den Raad
„een halte bij „de Bleek" wil, zullen Burgemeester
„en Wethouders zich daartegen niet verzetten."
Dit is nu heel wat anders dan voorstanders worden
van de halte. Toen Burgemeester en Wethouders
merkten dat de Raad, in tegenstelling met het
Dagelijksch Bestuur, een halte bij „de Bleek" wenschte,
hebben zij zich daarnaar geschikt. Hadden zij stijf
hoofdig moeten blijven vasthouden aan hun voorstel
en zeggenvan jullie denkbeelden komt niets in
Neen, zij hebben gezegd wij zullen meegaan om een
goed resultaat te krijgen.
De heer Beekhuis heeft gezegd dat de Minister als
argument tegen de halte heeft gewezen op de belangen
van het doorgaand verkeer. Er is echter nog een
ander verkeer, n.l. dat van den Zuid-Oosthoek van
Friesland naar Leeuwarden. Waarom nu heeft de
gemeente belang bij de lijn DrachtenLeeuwarden?
Het ligt voor de hand dat dit niet is om enkele
winkeliers te bevoordeelen, maar in de eerste plaats
om de inrichtingen, die wij hier ter stede hebben als
Veemarkt, Waag, Beurs. Wanneer wij binnen niet
al te langen tijd komen te staan voor een uitgaaf
van 30 a 40 mille voor de uitbreiding der veemarkt,
moeten wij ook zorgen dat de menschen er spoedig
kunnen komen.
Men kan wel beweren dat het niet hindert of zij
aan „de Bleek" eenig oponthoud hebben. De heer
Beekhuis toch heeft gezegd dat het er niet op aan
komt of de goederen 10 minuten eerder of later
aankomen. Dat oponthoud zullen echter de reizigers
ook hebben. Wanneer nu de heer Beekhuis het niet
erg vindt dat die menschen 10 minuten langer moeten
reizen, begrijpt spreker niet waarom er zooveel drukte
over wordt gemaakt als een sneltrein een kwartier
langer over een bepaald traject doet. Toen de snel
trein van Zwolle naar Amersfoort minder rijtijd kreeg,
jubelde men hier in het Noorden en nu zal men de
menschen op het korte traject DrachtenLeeuwarden
10 minuten langer willen laten reizen. Dat gaat niet
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1910. 311
en juist daarom zijn Burgemeester en Wethouders
tegen een halte bij „de Bleek".
Bij elke kwestie, waarbij de verkeerswegen betrok
ken zijn, kan men zeker zijn van interessante debatten.
Verschillende belangen spelen daarbij een rol. Stel dat
morgen aan de orde kwam de noodzakelijkheid van
de verbreeding der Oude Doelesteeg. De geheele Raad
zou zeggen dat is in het algemeen belang, maar de
bewoners van den Wirdumerdijk zouden zeggenje
doet ons concurrentie aan. Toen de veemarkt ver
plaatst werd, was er een groote oppositie van de
bewoners der Oude-Veemarkt. Ook toen werd er
gezegdde Raad ontneemt ons het brood. De zaak
is hier deze. Leeuwarden moet hebben, ter wille der
gebeele stad, de kortste verbinding met den Zuid-
Oosthoek van Friesland. Die loopt niet Drachten via
Jellema—Veemarkt. Wat er moge gebeuren, spreker
hoopt dat de Raad niet zoo eigenwijs, zoo stijfhoofdig
zal zijn dat hij zegtgeen halte „de Bleek", dan
maar geen tram.
De heer Hartelust heeft uit de inleidende redevoe
ring van den heer Beekhuis den indruk gekregen,
alsof hij te kennen wil geven dat hij en hij voor
namelijk zoo geporteerd is voor een halte bij „de
Bleek". Feitelijk echter zijn alle leden, die destijds
hunne stem aan de motie gaven, daar nog voor. Het
zou dan ook de prachtigste oplossing der kwestie
zijn als men de lijn kon krijgen met do halte op het
tijdstip dat thans is bereikt. Wat de Kamer van
Koophandel betreft, die volgens den heer Besuijen
niet meetelt, daar is de kwestie wel degelijk besproken
of het niet mogelijk was een tram te krijgen met
een halte bij „de Bleek". Spreker heeft zich laten
leiden door de stukken en hij heeft daaruit gecon
cludeerd dat zulks thans onmogelijk is. Er is geen
tijd te verliezen, ten einde een nieuwe route aan te
wijzen, waarin die halte is opgenomen. Indien echter
in den loop der discussion blijkt dat spreker of de
leden der Kamer zich daarin vergissen, zal het hem
aangenaam zijn daarvan nota te nemen. Spreker
heeft zulks echter vooralsnog niet vernomen en hij
meent dat er thans alle reden bestaat om aan te
grijpen wat wordt aangeboden. Het komt spreker
voor dat de belangen der Schieringers door de Vet-
koopers niet uit het oog worden verloren en dat die
ook niet behoeven te worden vergeten. Wanneer
wij toch nu de tram krijgen, die Burgemeester en
Wethouders voorstellen, zou spreker het niet onmo
gelijk achten, dat er in de toekomst een tram komt,
die de Schieringers wenschen. Spreker ziet geen
kans om thans deze beide zaken te combineeren.
Dat is onmogelijk. Wanneer spreker van het tegen
deel overtuigd was zou hij een ander gevoelen zijn
toegedaan.
Tot nu toe is spreker niet aangetoond, dat de uit-
spraak van den Minister en de autoriteiten van zoo
weinig beteekenis is dat de Raad kan zeggenik trek
mij daarvan niets aan, ik geef geen subsidie. Wanneer
de Raad een dergelijk besluit zou nemen, zou hij de
gemeente daardoor groote schade berokkenen. Men
heeft niet in het oog gehouden de urgentie der zaak.
Het gaat niet op weer uitstel te vragen. Er is haast
bij, want het is van groot belang voor de gemeente
dat de tramverbinding DrachtenLeeuwarden tot
stand komt, tegelijk met die van DrachtenGroningen.
Spreker weet uit ervaring dat Groningen een actieve
stad is op het gebied van handel, die meer en meer
terrein tracht te winnen. Zij heeft daarvoor eene
schoone gelegenheid in de verbinding met Drachten.
Wanneer die gelegenheid er is voordat de verbinding
Drachten-Leeuwarden op aannemelijke wijze tot stand
is gebracht, heeft Leeuwarden terrein verloren en het
is hoogst moeielijk verloren terrein te heroveren.
Het is praktischer te trachten het terrein dat men
heeft te behouden.
Spreker is niet overtuigd dat moet worden besloten
geen subsidie te verleenen als wij ons zin niet krijgen.
Spreker zou tegenover den heer Besuijen, die de
Kamer van Koophandel op onhoffelijke wijze tracht
te rediculiseeren, op even onhoffelijke wijze kunnen
optreden. Hij acht zich echter niet geroepen die
Kamer tegenover den heer Besuijen te verdedigen.
Het is altijd heel gemakkelijk uit een adres onderschei
dene dingen te halen, die voor verschillende uitlegging
vatbaar zijn.
Spreker wil alleen den heer Besuijen in overweging
geven om, wanneer hij lichamen in het debat brengt,
dit niet op zulk een beleedigende wijze te doen.
Spreker zou zich niet gaarne aan een dergelijke
manier van doen scfmldig maken.
De heer Lautenbach had zich voorgenomen niet
over deze kwestie het woord te voeren. Nu hij echter
den Wethouder heeft gehoord is hem het zwijgen on
mogelijk geworden. De heer Schoondermark verstaat
onder overleg blijkens zijn woorden, het geheel voldoen
aan de wenschen der Nederlandsche Tramweg-Maat
schappij, die vast op haar stuk blijft staan. Spreker
noemt dat geen overleg, maar het toonen van een slappe
ruggegraat, het is het zich laten meetronen om zijn
eens ingenomen standpunt te verlaten. Dit is toch
geheel het tegenovergestelde van overleg en de eene
partij, de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij heeft
succes met haar koppigheid. Met verwondering heeft
spreker gehoord van den heer Schoondermark hoe
deze eene vergelijking maakte tusschen de tram en
een sneltrein.
Spreker is van oordeel dat er moed toe behoort een
dergelijke vergelijking te maken, daar het ongeveer
hetzelfde beteekent als de vergelijking van een spoor
trein met oen slak, van het lamplicht met dat der
zon. Hij kan zich echter wel voorstellen dat men
bij armoede aan argumenten tot dergelijke dwaze
vergelijkingen komt. In zooverre is spreker het eens
met den heer Besuijen, dat het dan beter is midden-
eeuwsch te wezen dan het geweer zoo hoog aan te
leggen dat men een luchtschot doet. De Wethouder
verliest uit het oog dat de gemeente behalve een
voorschot, ook concessie heeft te verleenen en dat
zij daarom het recht heeft om een woordje mee te
praten.
De Friezen, die er prat op gaan niet voor den eerste de
beste te knibbeljen, zullen dit nu doen voor de tram,
die meer behoefte heeft aan ons dan wij aan haar.
Het groote belang van de veemarkt voor de stad
zal spreker niet ontkennen, maar moet daarom een
groot deel van de stad schade hebben Moeten de
bewoners van dat deel hun eigen strop betalen en
dan nog toejuichen dat zij zulks doen in het algemeen
belang Dat algemeen belang schijnt een plant te
zijn die uitsluitend kan groeien aan de veemarkt en
het Nieuwe Kanaal.
Het gaat hier lieusch niet om de belangen van
enkele winkeliers. De belangen der panden, dus die
der hypotheekbanken, ja nog veel meer andere be
langen zijn aan deze zaak ten nauwste verbonden.
De Wethouder heeft met verwondering gehoord
dat er in den brief van den Minister wordt gesproken
over de belangen van het doorgaand verkeer. Het
staat echter wel degelijk in dat schrijven.
Spreker heeft in de laatste dagen de toestand van
het tramstation eens opgenomen en heeft gezien dat
het doorgaand verkeer daar weinig beteekent. De
reizigers kiezen voor een groot deel de wandeling
langs de Vrouwenpoort en slechts een heel klein
getal, 2 a 3 per tram, rijden naar het station. Iets
soortgelijks zou gebeuren wanneer er een halte
bij „de Bleek" komt. Spreker is het dan ook met