14- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Februari 1911. dat de sloot hem geheel toebehoort, zoodat een strook van 27 M-. daarvan van hem moet worden overgenomen. Komt deze koop tot stand en do heer Finke is bereid de bedoelde overdracht voor f 1.te doen plaats hebben, de kosten op de overdracht vallende voor gezamenlijke rekening dan zal door den belang hebbende op de nieuwe eigendomsgrens, die samen valt met do achterzijde van het trottoir, dat in het verlengde zal komen te liggen van de reeds bij de zuidelijk aangrenzende huizen aangebrachte voetstraat, eene afscheiding naar genoegen van het gemeente bestuur worden geplaatst, die door hem zal worden doorgetrokken langs den westkant van meergenoemde scheidingssloot tot aan den spoorweg. De voorgestelde overdracht, waardoor een reeds lang gewenschte verbetering ter plaatse mogelijk wordt, komt ons in alle opzichten voor te zijn in het belang der gemeente, weshalve wij U voorstellen te besluiten van C. W. Finke in koop over te nemen voor den prijs van f 1.de kosten dor overdracht, kadastrale opmeting en in kaart brenging gozamenlijk te dragen, een strook water kadastraal bekend gemeente Leeu warden, sectie G no. 8762, ter grootte van 27 cA. Met algemoene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan 11. Jansma alhier vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van een inrit vóór zijn perceel aan de Westerplantage. Dit voorstel luidt als volgt Bij het aan Uwe Vergadering gericht adres, d.d. 6 dezer, dat om prae-advies in onze handen werd ge steld, verzoekt H. Jansma, alhier, vergunning tot het maken van een inrit in het trottoir vóór zijn nieuw gebouwd huis aan de Westerplantage. Onzerzijds bestaat tegen do inwilliging van hot verzoek geen bezwaar, zoodat wij, onder overlegging van de door ons ingewonnen adviezen van den ge meentelijken Inspecteur voor het Woningtoezicht en den Directeur der gemeentewerken, de eer hebben U voor te stellen te besluiten aan H. Jansma voornoemd en zijne rechtverkrij genden vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van bedoelden inrit, onder bepaling dat worden in acht genomen de voor waarden, gestold bij raadsbesluit van 26 Januri 1909. no. 12r/10, voor zoover naar het oordeel van Burge meester en Wethouders toepasselijk, met dien ver stande, dat als termijn, waarop de recognitie, ad f 1.ten kantore van don gemeenteontvanger moet zijn betaald, worde gesteld 1 Mei, voor het eerst 1 Mei 1911. De beraadslaging wordt geopend. De heer Fransen heeft bij het nazien der stukken den indruk gekregen dat het de bedoeling is om een inrit te hebben over de volle breedte van het trottoir. Dit trottoir zal dan in het midden over de geheele breedte verlaagd worden en aan weerszijden een verhooging krijgen van misschien 1012 cM. Ver schillende perceelen die reeds een uitgang hebben aan de Westerplantage hebben ook reeds een trottoir voor dat gedeelte, doch allen van verschillende hoogte. Het pand naast adressant gelegen heeft een trottoir dat 25 cM. hooger is dan hier wordt verlangd. Wanneer nu ook de overige perceelen aldaar een uitgang verzoeken en ieder vraagt een trottoir zooals hem dat het beste past, krijgt men een aaneenschakeling van stukken trottoirs, het een hooger, het andere weer lager, trap op trap af, waardoor het idee van trottoir totaal verloren gaat. Spreker is van meening, dat bij het vaststellen der rooilijn, ook de hoogte van de achterkant van het trottoir had moeten worden vast gesteld, waarmede ieder dan rekening had moeten houden. Het kan toch nimmer aanbeveling verdienen een trottoir te hebben met zoovele inzinkingen, daar zulks aanleiding geeft, vooral bij avond en voor ouden van dagen, tot ongelukken. Spreker zou do vergunning willen verleenen in dien zin, dat de inrit niet verder wordt gemaakt dan ongeveer 60 cM. in het trottoir op, gelijk zulks bij alle vergunningen tot het maken van inritten gebrui kelijk is, om dan verder de hoogte van het trottoir gelijk te maken. Spreker wil Burgemeester en Wethouders in over weging geven hun voorstel in dezen geest te wijzigen. De Voorzitter zal de opmerkingen van den heer Fransen ter nadere overweging bij Burgemeester en Wethouders ter tafel brengen. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt hierna besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan de vereeniging „het Diaconessenhuis" alhier gelijke ver gunning te verleenen in het trottoir aan de Transvaal- straat. Dit voorstel luidt als volgt Bij nevensgaand adres heeft het Bestuur der Ver eeniging het Diaconessenhuis te Leeuwarden zich tot Uwe Vergadering gewend met het verzoek om vergunning tot het maken van een inrit in het trottoir aan de Transvaalstraat vóór de poort, die toegang geeft tot den tuin van dat gesticht. Ter bespoediging hebben wij dit adres niet eerst bij Uwe Vergadering aangebracht, maar het dadelijk I in handen gesteld van den Gemeentelijken Inspecteur I voor het Woningtoezicht en den Directeur der I Gemeentewerken, die bij het hierbij overgelegd I schrijven gunstig adviseeren. Ook onzerzijds bestaat tegen de inwilliging van I het verzoek geen bezwaar, zoodat wij de eer hebben I U voor te stellen te besluiten aan de Vereeniging het Diaconessenhuis te Leeu- I warden en hare rechtverkrijgenden vergunning te I verleenen tot het maken en tot wederopzeggens toe I hebben van bedoelden inrit, onder bepaling, dat I worden inachtgenomen do voorwaarden, gesteld bij I raadsbesluit van 26 Januari 1909, no. 12k/10, voor I zoover naar het oordeel van Burgemeester en WTet- I houders toepasselijk, met dien verstande dat als ter- I mijn, waarop de recognitie, ad f 1.ten kantore I van don gemeente-ontvanger moet zijn betaald, worde I gesteld 1 Mei, voor het eerst 1 Mei 1911. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen- I komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. I 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wij- I ziging der voorwaarden van het raadsbesluit dd. 11 Januari I 1910 no. 6K/5 betreffende de overneming van straten aan I de achter Stienser Landbuurt. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Februari 1911. 15 Dit voorstel luidt als volgt Bij raadsbesluit van 11 Januari 1910 no. 6R/5 wer den van de onderscheidene eigenaren van perceelen aan de Achter Stienser Landbuurt voor den prijs van 1.in totaal overgenomen de vóór die perceelen liggende gedeelten straat, onder bijbetaling van 577 voor het voortdurend onderhoud dier straten, doch op voorwaarde dat de betrokkenen deze eerst in een voldoenden staat van onderhoud zouden hebben ge bracht. Deze laatste voorwaarde, die zij zelve hadden aan geboden, in tegenstelling met de eigenaren aan do Landbuurt, die tegen storting van een bedrag van 40.por porceel de straatverbetering aan do ge meente hadden overgelaten, schijnt hen in ongelegen heid te hebben gebracht, want bij adres, ingekomen 2 Augustus 1910, verzoeken zij het voornoemde raads besluit van 11 Januari tevoren in dier voege te wij zigen, dat ook in de Achter Stienser Landbuurt de gemeente de verbetering zelve ter hand neemt, waar tegenover dan hunnerzijds per perceel een gelijk be drag van f 40.— zal worden vergoed. Daarin is dan begrepen de bijbetaling van een som voor het voort durend onderhoud. Bovendien betalen P. F. de Boer en M. Meijer, de eigenaren van de meest zuidelijk gelegen straat, onderscheidenlijk f 200.en 50. voor het dezerzijds in voldoenden staat brengen van de schooling langs die straat en de over de volle lengte aangrenzende sloot, eene verplichting waartoe zij trouwens reeds krachtens een vroeger raadsbesluit gehouden zijn. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten het raadsbesluit van 11 Januari 1910 no. 6R 5, on derdeel 1, te wijzigen in dier voege, dat het slot, te beginnen bij de woorden „onder voorwaarde dat", worde gelezen als volgt „onder voorwaarde dat aan de gemeente worde bij betaald voor het van harentwege voldoende in orde maken en voor het voortdurend onderhoud der straten een som van f 40.voor elk perceel, alsmede van 250.voor het van harentwege in een behoorlijken staat van onderhoud brengen van de ten zuiden van de meest zuidelijke straat langs de aangrenzende sloot loopende schoeiïng, terwijl de kosten van overdracht, roiement, overschrijving enz., die van de kadastrale uitmeting en van de levering van een notarieel af schrift der akte ten behoeve van liet gemeente-archief, door de eigenaren moeten worden gedragen." De heer Feddema zou gaarne eene kleine inlichting van Burgemeester en Wethouders willen hebben. In de toelichting staat „Bovendien betalen P. F. de Boer en M. Meijer, „de eigenaren van de meest zuidelijk gelegen straat, „onderscheidenlijk f 200.— en 50.voor het dezer zijds in voldoenden staat brengen van de schoeiïng „langs die straat". Spreker vraagt of de schoeiïng daarna bij de ge meente in eigendom en onderhoud komt. De Voorzitter antwoordt dat de straat in eigendom aan de gemeente zal overgaanomtrent de walbe- schoeiïng heeft hij zich voorgesteld dat die alleen zou worden gerepareerd met de te betalen 250. doch niet in onderhoud overgenomen. De heer Feddema wijst er op dat het oen lange hooge schoeiwal is, welke voor 250.wel een klein beetje kan worden hersteld, maar eene voldoende herstelling zal wel meer kosten. Spreker is van oordeel dat de gemeente, wanneer zij do straat overneemt, ook den schoeiwal in eigendom krijgt en dat voor f 250.de eigenaren zeer goedkoop van een duur onderhoud af zijn en de gemeente daarentegen voor hooge uitgaven kan komen te staan. De Voorzifter antwoordt, dat de Raad zich zal herinneren, dat den 11 .Januari 1910 besloten werd de straten in de Achter Stienser Landbuurt van de eige naren over te nemen, nadat die ten genoegen van Burgemeester en Wethouders in goeden staat zouden zijn gebracht. Voor het voortdurend onderhoud dier straten moest daarom aan de gemeente f 577.wor den betaald. Over de beschoeiing werd bij dat raads besluit niet gesprokende herstelling daarvan zou waarschijnlijk door Burgemeester en Wethouders zijn geëischt, alvorens zij de straten in eigendom zouden hebben overgenomen doch in die 577.is niets begrepen voor het voortdurend onderhoud der be schoeiing. Toen belanghebbenden er niet in slaagden zelf de straten in goeden staat te brengen, hebben zij ver zocht dat de gemeente zulks zoude doen, op den voet als bij de Landbuurt, tegen betaling hunnerzijds van f 40.voor elk perceel. In die 40.was ook begrepen eene bijdrage voor het voortdurend onderhoud der straten, doch niets voor herstelling of voortdurend onderhoud der walbeschoeïing. Toen heeft men dezerzijds voor de herstelling dezer laatste 250.bedongen spreker weet niet beter of dat bedrag is daarvoor dadelijk noodig en voor voort durend onderhoud blijft niets overhij heeft zich dus overname dier schoeiïng niet gedacht. Do heer Feddema stelt voor de behandeling van dit punt aan te houden tot na de geheime vergadering. Dienovereenkomstig wordt besloten. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan P. Dekema J.Bz., directeur der gemeentelijke arbeidsbeurs alhier, te verhuren de bovenwoning Bij de Put no. 17. Dit voorstel luidt als volgt Bij nevensgaand adres heeft P. Dekema J.Bz., directeur van de gemeentelijke arbeidsbeurs, alhier, zich tot ons gewend met hot verzoek hem de boven woning Bij de Put no. 17, gelegen boven het gebouw dier beurs, gerekend met ingang van 1 Januari 1911, voor f 150.per jaar te verhuren, nadat zij vóór 16 dezer in behoorlijken staat van onderhoud zal zijn gebracht. Daar die bovenwoning echter nog tot 1 Maart a.s. betrokken zal blijven, is adressant's verzoek, zooals het daar ligt, niet voor inwilliging vatbaar. Het gevolg van met hem nader gevoerde onder handelingen is geweest, dat hij bereid is de woning met ingang van 12 Maart a.s. tot 12 Mei 1912 en vervolgens van jaar tot jaar voor den prijs van f 156.per jaar, die ook door de tegenwoordige bewoners wordt betaald, te huren. Tegen het aanbrengen van de door hem gevraagde kleinere herstellingen bestaat geen bezwaardaarmede zal oen uitgaaf van 75.gemoeid zijn. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten met ingang van 12 Maart 1911 tot 12 Mei 1912 aan P. Dekema J.Bz., alhier, te verhuren, met bepa ling dat de huur geacht zal wordeu, na expiratie van den huurtijd, stilzwijgend van jaar tot jaar verlengd te zijn, indien zij niet door een der partijen drie maanden te voren wordt opgezegd, de bovenwoning Bij de Put no. 17, deel uitmakende van het perceel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 3