16 Verslag van cle handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Febi'uari 1911. kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie A no. 81'2, als huis en school, groot 3 A. 49 cA., voor f 156.per jaar en voorts op de voorwaarden, welke Burgemeester en Wethouders geraden zullen voorkomen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Raad gaat in comité generaal ter behandeling van 12. het 4e suppletoir kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1910. Na heropening wordt het vierde suppletoir kohier vastgesteld met een totaal aan cijfers van aanslag van 19584 en een totaal der aanslagen van 263.43 Hierna wordt besloten om punt 11 der agenda, betreffende de overname van straten aan de Achter Stienser Landbuurt, tot nader aan te houden. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot definitieve regeling van den keuringsdienst voor eet- en drinkwaren en gebruiksartikelen in de gemeente Leeu warden en, in verband daarmede, om vast te stellen een verordening betreffende dien dienst en aan te vullen de betrekkelijke pensioensverordening (bijlage no. 3.) De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Menalda heeft alleen de bedoeling over een enkel punt, dat in deze verordening zal worden geregeld, te spreken, maar naar aanleiding van de wijze waarop Burgemeester en Wethouders de zaak hebben toegelicht, meent hij dit bij do algemeene beschouwingen te moeten behandelen. Hij heeft het oog op de salarieering van den keurmeester. Burge meester en Wethouders toch spreken in hunne toe lichting hunne tevredenheid uit over het werk van den keurmeester en vinden daarin aanleiding om zijn salaris van f 260.te verhoogen tot ƒ400.Het komt spreker voor dat daarmede deze kwestie niet voldoende is geregeld. Spreker heeft zich op de hoogte gesteld van de taak van den keurmeester. Hij heeft diens instructie ingezien en het is hem uit alles gebleken dat de taak van dezen ambtenaar zeer gewichtig is en veel tijd in beslag neemt. Hij moet toch niet alleen monsters trekken maar hij heeft ook de bevoegdheid om op eigen initiatief, zonder anderen daarin te kennen, eet- of drinkwaren die hem verdacht voorkomen, in beslag te nemen. Behalve dus werk wordt van hem ook een zelfstandig oordeel gevraagd. Spreker wil terloops nog mededeelen dat er, om de betrekking goed te vervullen, iemand noodig is die een groote mate van tact bezit om de onaangename zijde, die de verordening' voor velen zal hebben, zooveel mogelijk weg te nemen. Dan moet de keurmeester, wanneer hij de melkslijters controleert, dikwijls vroeg op pad. Al deze dingen mogen bij do regeling van het salaris dan ook wel in acht worden genomen. Voor zoover spreker's medeleden zich niet door het inzien der stukken op de hoogte hebben gesteld wil spreker ten overvloede nog eens aangeven, waarin de taak van den keurmeester in bijzonderheden bestaat. Hij moet toezien op de zindelijkheid in de verkoop lokalen, er op letten dat de bakken, waarin eet- of drinkwaren worden bewaard, niet met grachtswater worden schoongemaakt, hetgeen nog al eens geschiedt, dat de af te leveren waren niet in couranten worden verpakt enz. enz. De taak van den keurmeester is dus zeer subtiel en uitgebreid. Spreker heeft dit een en ander willen memoreeren omdat bij hem de wensch bestaat aan Burgemeester en Wethouders te verzoeken het salaris voor den keurmeester met ingang van 15 Februari op 500.te bepalen. Men zou spreker kunnen tegenvoeren dat de sprong te groot is. Spreker zou dan antwoorden dat het salaris van 260.in het eerste jaar, dat echter als een proefjaar kan worden beschouwd, te laag is geweest. Op grond van het getuigenis der scheikundigen, waaruit spreker gebleken is dat de keurmeester voor zijn moeilijke taak volkomen berekend is, doet spreker aan Burgemeester en Wethouders dan ook liet verzoek het salaris met ingang van 15 Februari op 500. te bepalen. De Voorzitter verzoekt den leden om de bespreking van het salaris te laten rusten tot de behandeling van artikel 4 der verordening. Spreker heeft den heer Menalda niet willen interiumpeeren omdat deze zeide deze kwestie bij de algemeene beschouwingen te moeten bespreken in verband met de toelichting van Burgemeester en Wethoudersdat verband heeft spreker echter niet bemerkt. De heer Besuijen is dit volkomen met den Voorzitter eens. Hij zal dan ook niet over het salaris spreken, maar zijne opmerking is van gansch anderen aard. Spreker toch heeft gelezen dat Burgemeester en Wet houders van plan waren om met de schoikundigen een contract aan te gaan van jaar tot jaar. Hij gelooft dat dit denkbeeld het beste was. Burge meester en Wethouders echter hebben het laten varen op verzoek van de scheikundigen, die bij voorkeur een contract voor 5 jaar wenschen met het oog op de inrichting van het laboratorium. Het komt spreker voor dat een bacterioloog en scheikundige toch wel een goed ingericht laboratorium heeft. Er zullen wellicht enkele werktuigen moeten worden aangeschaft, maar dat is niet een behoorlijk motief om een contract te sluiten voor 5 jaar. Aan zulk een contract toch is een gevaar verbonden. Wanneer het Rijk of misschien de Provincie zich met de zaak der keuring bezig gaat houden, komt de gemeente in moeilijkheden. Wanneer er toch een rijkskeuringsdienst wordt ingesteld, is de gemeente er af en als dit gebeurt binnen den tijd van het contract, zit do gemeente aan do scheikundigen vast. Ook bestaat de moge lijkheid eenige Statenleden zijn dit denkbeeld gunstig gezind dat de provincie deze zaak entameert. Wanneer er toch meerdere gemeenten over gaan denken in Leeuwarderadeel is men al zoo ver zullen de anderen wel moeten volgen, anders zullen zij de vuilnisbak worden van die gemeenten, waar reeds een keuringsdienst bestaat. Een provinciale keuringsdienst is dan voel econo mischer. Spreker is dan ook van oordeel dat Burgemeester en Wethouders het denkbeeld om van jaar tot jaar te contracteeren, wel wat spoedig hebben losgelaten. De deskundigen hebben het 5 jaars contract ook niet als eene conditio sine qua non gesteld, maar geschreven dat zij de voorkeur geven aan een dergelijk contract. Spreker zal dan ook een amendement voorstellen dat geen principieel, maar een nuttigheidsamendement kan worden genoemd. Hij stelt voor te lezen onder a in plaats van „1 Januari 1916", 1 Januari 1914". De Voorzitter deelt mede dat door den heer Besuijen wordt voorgesteld onder a te lezen inplaats van „1 Januari 1916", „1 Januari 1914". Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Februari 1911. 17 Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van Mossel kan kort zijn na het gesprokene door den heer Besuijen. Ook spreker moet bezwaar maken, zijn stem te geven aan het voorstel, om een contract met de scheikundigen aan te gaan voor den tijd van vijf jaar, en wel op dezelfde gronden als door den heer Besuijen zijn aangevoerd. Spreker zal het amendement steunen. De heer Oosterhoff (wethouder) doet opmerken dat door de heeren Besuijen en van Messel bezwaar is gemaakt tegen een contract voor 5 jaar. Blijkens hetgeen door den heer Besuijen is gezegd, berusten die bezwaren deels op eene minder juiste opvatting van datgene wat de deskundigen aanleiding gaf tot het doen van hun voorstel, n.l. de meerdere kosten van de inrichting van het laboratorium. De heer Besuijen heeft gezegd, dat een bacterioloog en chemiker wel een goed ingericht laboratorium heeft. Dit is in casu ook geval, maar daarover loopt de kwestie nu niet. Er wordt echter thans gewerkt door twee en somtijds door drie menschen in een laboratorium, dat voor één persoon is bestemddaarom zal het lokaal eene vergrooting moeten ondergaan. Burgemeester en Wethouders kunnen zich zeer goed voorsteilen dat de scheikundigen bezwaar maken deze kosten te maken, wanneer zij niet een contract krijgen voor eene be hoorlijke reeks van jaren. De mogelijkheid dat de keitringsdienst door de provincie wordt geregeld bestaat, maar daarvan is tot nu toe niets gebleken en dat zal ook nog wel eenigen tijd duren. Waar nu Burgemeester en Wethouders cle bezwaren der deskundigen volkomen erkennen, meenden zij daaraan tegemoet te moeten komen. De heer Feddema schaart zich aan de zijde van de heeren Besuijen en van Messel. De heeren Sonnega en de Vogel hebben, zooals de heer Besuijen reeds terecht opmerkte, het vijfjaars contract dan ook niet gesteld als eene conditio sine qua non, maar geschreven dat zij daaraan de voorkeur gaven, terwijl het de bedoeling van Burgemeoster en Wethouders geweest is om een contract te maken van jaar tot jaar met stilzwijgende continuatie, wanneer het wederzijds niet tijdig wordt opgezegd. Nu is spreker van oordeel dat èn van den Raad èn van Burgemeester en Wet houders kan worden verwacht, dat zij het contract, aangegaan van jaar tot jaar, niet zullen opzeggen als daarvoor geen overwegende redenen bestaan. Daarom kunnen de scheikundigen hun laboratorium gerust vergrooten. Wanneer er hetzij eene provinciale, hetzij eene rijkskeuring komt, zit de gemeente, heeft ze een contract voor 5 jaar, aan de scheikundigen vast. Heeft zij een contract van jaar tot jaar, dan kan dit beëindigd worden op het voor haar meest gunstige tijdstip. Spreker zal daarom het amendement van den heer Besuijen steunen. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Het amendement-Besuijen wordt aangenomen met 14 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de heerende Jong, Beekhuis, Feddema, Berghuis, Hartelust, Feitz, Besuijen, Lau- tenbach, Burger, J. Koopmans, Zandstra, Wilhelmij, G. W. Koopmans en van Messel. Tegen de heeren Fransen, Schoondermark, Menalda, Komter, Tijsma, Oosterhoff, Haverschmidt en Baart de la Faille. Het aldus gewijzigd onderdeel a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met alge meene stemmen aangenomen. Aan de orde is onderdeel b, ontwerp-verordening betreffende den keuringsdienst van eet- en drinkwaren en gebruiksartikelen. De artikelen 13 worden met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is artikel 4. De beraadslaging wordt geopend. De heer Baart de la Faille doet opmerken, dat de rede, door den heer Menalda gehouden tot aanprijzing van eene wijziging van het salaris van den keurmeester, zijne volkomen instemming heeft. Spreker is reeds in de November-vergadering in de gelegenheid geweest te wijzen op de groote verdiensten en de vele werk zaamheden van den keurmeester, hetgeen spreker destijds aanleiding heeft gegeven tot zijn voorstel om het salaris van dien ambtenaar op f 600.te stellen. Door nadere bespi'eking met de scheikundigen is echter een eenigszins ander denkbeeld gerezen en het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat thans voor ons ligt, is daarvan een uitvloeisel. De scheikundigen zelf zijn overtuigd dat de keurmeester een voldoend salaris waard is. De heer Menalda heeft nu een amendement inge diend om dat salaris te bepalen op f 500.met ingang van 15 Februari 1911. Dit amendement echter is niet in volkomen overeenstemming met hetgeen in art. 4 van de ontwerp-verordening staat te lezen n.l. ditde nadere bepaling van het salaris is opgedragen aan Burgemeester en Wethouders. Spreker gelooft dan ook niet dat het juist is dat de Raad het salaris vaststelt maar dat er een voorstel moet worden gedaan om de grenzen, waartussclien het salaris zich beweegt, vast te stellen van 400.600.en dat Bur gemeester en Wethouders moeten worden uitgenoodigd het salaris met ingang van 15 Februari vast te stellen op f 500.—. Spreker heeft de eer dit voorstel in te dienen. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Baart de la Faille wordt voorgesteld artikel 4 alinea 2 te lezen De jaarwedde van den keurmeester bedraagt 400.600.— on Burgemeester en Wethouders uit te noodigen het salaris met ingang van 15 Februari te bepalen op 500. Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Menalda doet opmerken dat de heer Baart de la Faille spreker verkeerd heeft verstaan. Spreker heeft toch geen amendement ingediend, maar Burge meester en Wethouders verzocht het salaris met ingang van 15 Februari te willen bepalen op f 500. Waarspreker bij de algemeene beschouwingen gezegd heeft do salariskwestie te moeten bespreken naar aanlei ding der memorie van toelichting van Burgemeester en Wethouders, heeft hij dit niet bedoeld als een verwijt. Hij meende de salarisregeling te moeten bespreken bij de algemeene beschouwingen, omdat Burgemeester en Wethouders deze blijkens hetgeen zij naar aanleiding daarvan opmerken, beschouwen als een punt van groot gewicht.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 4