112 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Mei 1911. Ille Kiesdistrict, le stemdistrict, (Beurs). Voorzitter H. Beucker Andreae. LedenG. W. Koopmans. M. Frantzen. 4e lid artikel liter gemeentewet: Mr. C. Beekhuis. Plaatsverv. Leden K. Beeling. C. H. van Duijsen. N. Emmerik. W. C. Korfage. 2e stemdistrict (lokaal bewaarschool 3 Zuidvliet). VoorzitterC. L. B. J. Feitz. Leden J. Koopmans. F. Hoogmei. 4e lid artikel liter gemeentewet L. de Jong. Plaatsverv. Leden S. Attema. G. S. Bergman. H. T. C. Compaan. J. C. Kutsch Lojenga. 2. Benoeming van een lid-werkgever en een plaats vervangend lid-werkman der commissie voor de gemeen telijke urbeidsbeurs, vacature F. de Koe en P. Hijlkema. Voor de eerste vacature zijn uitgebracht op den heer D. Landeweer 18 stemmen, terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer D. Landeweer is alzoo benoemd. Voor de tweede vacature zijn uitgebracht op den heer T. Terpstra 14 stemmen J. van Dijk 3 H. A. Beek 1 stem, terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer T. Terpstra is alzoo benoemd. 3. Rapport der commissie, belast geweest met het onderzoek van eene af- en overschrijving op de begrooting voor het Stads-Ziekenhuis, dienst 1910. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der gevraagde af- en overschrijving, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 4. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders omtrent bezwaarschriften tegen aanslagen wegens ver gunningsrecht, dienst 1911. Met algemeene stemmen wordt overeenkomstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders besloten naar aanleiding van het bezwaarschrift van S. Zijlstra de huurwaarde van het perceel Noordvliet 71 vast te stellen op 475.en het voor het ver gunningsjaar 1911/12 te betalen recht op 125. en S. Hamstra niet ontvankelijk te verklaren in zijn bezwaarschrift. 5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van B. Krottje te Midlum, pachter van het tolhek „de Koetille1, houdende verzoek om verlaging der pachtsom voor dat hek. Dit prae-advies luidt als volgt De pachter van het tolhek aan den Harlinger Leeuwarder trekweg op Koetille, B. J. Krottje, vraagt aan Uwe Vergadering de pacht, die/407.bedraagt, op grond van teleurstelling in de opbrengst der tol gelden, aanzienlijk te verlagen. Hij noemt in zijn adres, dat naar ons college ten fine van prae-advies is gerenvoyeerd, een bedrag van 140.a ƒ150. dat hij moet bijpassen. Het ovengenoemde tolhek staat op het gedeelte dat door de gemeente Harlingen wordt geadministreerd en aangezien die gemeente ook in de opkomsten van den weg deelt, hebben wij haar bestuur verzocht te mogen vernemen, in hoeverre volgens diens oordeel het verzoek van den pachter gerechtvaardigd is. Het gemeentebestuur wijst er in zijn antwoord op, dat het moeilijk is omtrent de billijkheid van het verzoek een juist oordeel te vellen, omdat de opbrengst bezwaarlijk is te ramen, hoewel aan den anderen kant èn blijkens de lagere opbrengsten, vergeleken bij vorige jaren, van de beide andere tollen, terwijl bij de laatste verpachtingen de Koetille vrijwel gelijk bleef, èn uit hetgeen, volgens het afschrift van eeu door het gemeentebestuur ingewonnen ambtelijk advies, de meening is over deze opbrengst van onder scheidene personen uit de omgeving er een neiging zou bestaan om tot zekere hoogte op het verzoek in te gaan. Toch kunnen noch Burgemeester en Wet houders van Harlingen, noch ons college in dien zin raden, omdat de verkregen inlichtingen ten slotte te onzeker zijn om daarop eene beslissing, die zich voor vermindering der pacht uitspreekt, te gronden. Wij geven U dan ook in overweging te besluiten, adressant te doen weten dat, op grond van ontvangen inlichtingen, op zijn verzoek afwijzend moet worden beschikt. De beraadslaging wordt geopend. De heer da Jong kan niet meegaan met het prae- advies van Burgemeester en Wethouders, daar hem uit de verschillende stukken en uit de bespreking, die hij met Krottje heeft gehad, is gebleken, dat deze te hoog heeft ingeschreven. Zulks blijkt ook wel uit de mededeeling van Burgemeeester en Wethouders van Harlingen dat de pachtsom thans slechts 8. minder is dan vroeger, terwijl daarentegen de tol hekken te Ritzumazijl en Kingmatille na de jaren 19061909 zijn verlaagd resp. van ƒ306.en ƒ444.— tot f 202.— en 315.Dit is nog wel zoo gekomen na herverpachting. Hieruit blijkt duidelijk dat do pacht aan „de Koetille" te hoog is. Dit blijkt bovendien ook uit het verslag van den ambtenaar Knevelman, die deze zaak onderzocht en bij verschillende menschen inlichtingen heeft inge wonnen, die van alles op de hoogte waren en die allen van oordeel zijn dat de pacht te hoog is. De eerste zegt zelf„Krottje heeft 200.te veel". Er is weinig passage meer van voetgangers en paarden, daar er veel goederen- en motorbooten varen. Het motief van Burgemeester en Wethouders van Harlingen is dat Krottje borgen heeft gevonden dio het pachtcontract mede hebben onderteekend. Zij moeten daaruit echter niet afleiden dat de pachtsom niet te hoog is, want men vindt niet alleen borgen voor solide, doch ook wel eens voor minder solide ondernemingen. De borgen, zoowel als Krottje, zijn misleid ten opzichte van de opbrengst van het hek. Krottje meende uit door hem ingewonnen inlich tingen te mogen opmaken, dat hij wel voor ƒ407. kon inschrijven. Spreker komt tot de conclusie dat er alle reden is tot verlaging der pachtsom over te gaan. Hij zal dan ook, als straks het voorstel van Burgemeester en Wethouders mocht worden verworpen, een voor stel indienen de pachtsom te verlagen met 147. De Voorzitter wil, meer uit beleefdheid, dan omdat hij nog iets heeft toe te voegen aan het prae-advies van Burgemeester en Wethouders, een enkel woord zeggen. Hoe het gewoonlijk gaat bij dergelijke ver pachtingen, weet de Raad evengoed als spreker. De andere tolhekken zijn wel is waar beduidend lager verpacht, maar er is toch ook eene merkwaardige Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Mei 1911. 113 schommeling waar te nemen in de pachtsommen van het hek te Kingmatille. In de jaren 19041907 toch was de pacht f 371.in 19071910 ƒ444. en nu in 1910-1913 315.-. Had men nu in de jaren 19071910, toen de pachtsommen voor de andere hekken lager waren geworden, besloten om de pacht van het hek te Kingmatillle te verlagen, dan had men eene verkeerde beslissing genomen. Pas nadat de pacht was afge- loopen, is die voor een lagere som gegund. Wanneer men de gelegenheid heeft gehad om alle bezwaren en voordeelen, aan de pacht verbonden, te overwegen en de pacht is gegund, gaat het moeilijk, die op een klacht van den pachter te verlagen. De heer de Jong heeft net zooveel houvast als Burgemeester en Wethouders. Spreker durft niet zeggen of eene ver laging met 147.te veel of te weinig is. Burge meester en Wethouders hebben daarom dan ook, zonder iets van de pachtsom te zeggen, in hun prae- advies neergeschreven, dat, op grond van ontvangen inlichtingen, afwijzend op het verzoek moet worden beschikt. De heer Hartelust doet opmerken dat het door den heer de Jong gesprokene hem sympathiek is en dat hij het, waar deze zoo duidelijk ook sprekers denk beeld heeft weergegeven, niet noodig acht het gesprokene nog aan te dikken. Waar echter de Voorzitter wel eenig blijk heeft gegeven van toege vendheid vraagt spreker, of Krottje met het afwijzend prae-advies bekend is. Daar de verkregen inlichtingen toch volgens het prae-advies te onzeker zijn, zou het mogelijk zijn dat Krottje, met den inhoud van het prae-advies bekend gemaakt, in de gelegenheid was zoodanige inlichtingen te verschaffen, dat men niet meer behoefde te twijfelen. Indien dit mogelijk was zou de gelegenheid er zijn een ander besluit te nemen. De Voorzitter antwoordt dat Krottje van de zijde van Burgemeester en Wethouders niet met den inhoud van het prae-advies op de hoogte is gesteld. De inlichtingen hebben Burgemeester en Wethouders te danken aan het dagelijksch bestuur der gemeente Harlingen. Dit bestuur heeft zijn binnenhavenmeester opgedragen te informeoron. Andere inlichtingen hebben Burgemeester en Wethouders niet kunnen krijgen. Daarop slaat de uitdrukking dat de ontvangen inlichtingen te onzeker zijn. De heer de Jong zou het van beteekenis hebben gevonden, als Burgemeester en Wethouders waren ingegaan op den wensch van Krottje om persoonlijk te worden gehoord. Dan zouden Burgemeester en Wethouders misschien meer inlichtingen hebben ge kregen dan zij nu hebben ontvangen van een ambtenaar der gemeente Harlingen. De voorzitter zei, dat 't moeilijk gaat de pacht te verlagen op klacht van den pachter. Als er niets anders was dan de klacht, zou spreker dit toestemmen. Hij meent echter, dat de pachtsom wel degelijk kan worden verlaagd op grond van de uitlatingen van Burgemeester en Wothouders van Harlingen en het resultaat van het onderzoek van den ambtenaar dier gemeente. De Voorzitter doet den heer de Jong opmerken, dat de ambtenaar der gemeente Harlingen ten slotte tot de conclusie komt dat het hem niet gewenscht voor komt om aan Krottje een deel der pachtsom in mindering te brengen. De heer de Jong had het over de mededeelingen van den ambtenaar. Hij is van oordeel dat de conclusie daar volstrekt niet bij past. De Voorzitter wijst er op dat ook Burgemeester en Wethouders van Harlingen, na hun eigen ambtenaar te hebben gehoord, tot de conclusie komen dat het hun niet wenschelijk voorkomt de pacht te ver minderen. De heer G. W. Koopmans vraagt wie de schade moet dragen als de pachtsom verminderd wordt. De Voorzitter antwoordt dat daarover Burgemeester en Wethouders van Harlingen moeten worden gehoord. De heer G. W. Koopmans vraagt verder of Leeuwarden alleen de schade heeft als de gemeente Harlingen niet mee wil doen. De Voorzitter antwoordt dat Harlingen zich kan vasthouden aan het prae-advies van het dagelijksch bestuur onzer gemeente, dat is uitgebracht na Burgemeester en Wethouders van Harlingen te hebben gehoord. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 12 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Burger, G. W. Koopmans, Fransen, Wilhelmij, Beekhuis, J. Koopmans, Oosterhoff, Komter, Menalda, Schoonder- mark en Feddema. Tegen de heeren Berghuis, de Jong, Lautenbach, Zandstra, Tijsma, Hartelust en Baart de la Faille. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan O. Nieuwland alhier ondershands voor het tijdvak van 12 November 1911 tot 12 November 1913 in huur af te staan het koetshuis c.a. van de villa Baensein en bijbehoorende weilanden. Dit voorstel luidt als volgt Door G. Nieuwland, huurder tot 12 November 1911 van het koetshuis met stallen enz. van de villa „Baensein" en weilanden, alles gelegen aan of bij den Harlinger straatweg, werd tot ons het verzoek gericht, dat hem, overeenkomstig artikel 2 van hot looponde contract, de keurjaren 19 L2 en 1913 op de bestaande voorwaarden worden toegewezen. Tevens vroeg hij ons eenige herstellingen aan de houten loods en ver betering van de pompinstallatie in den stal voor de watervoorziening van het vee aan te brengen, alsmede om een schoorsteen te plaatsen in de keuken en om daar en in den gang erachter, in stede van den steenen een houten vloer te leggen. De beide eerstgenoemde werkzaamheden heeft de gemeente als verhuurster voor hare rekening uit te voeren. Daarentegen zijn de overige te beschouwen als verbeteringen, welke ten gerieve van den huurder het genot van het verhuurde verhoogen, die niet voortvloeien uit de verplichting om het verhuurde in goeden staat te onderhouden. Het is dan ook billijk, dat de kosten, welke daarvan het gevolg zijn en dooi den Directeur der Gemeentewerken zijn geraamd op 235.op den huurder in den een of anderen vorm wordon verhaald. Op ons verzoek verklaarde Nieuw land zich bereid van dat bedrag 6 °/0 boven de thans door hem betaalde huursom, ad ƒ1056.jaar lijks aan de gemeente te vergoeden. Het bedrag dier vergoeding kan dan bepaald worden op 14. Als gevolg hiervan is eene beslissing van Uwe Vergadering noodig, zoodat wij de eer hebben U voor te stellen te besluiten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 2