120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Juni 1911.
zou zijn subsidie te geven. De Raad meende dat
zulks niet het geval zoude zijn. Wat gebeurde er
echter Waar Burgemeester en Wethouders bang voor
waren, geschiedde reeds het volgend jaar.
Er werd een comité gevormd dat ƒ200.subsidie
vroeg. Deze f 200.is na beraadslaging toegestaan
met het doel echter om voor één maal te helpen.
Na dien tijd is zulks niet weer gebeurd. Dit is nu
14 jaar geleden. De Raad was toen niet angstig dat
Leeuwarden te weinig feestelijkheden zoude hebben.
Die zijn nu in deze 14 jaar zóó toegenomen dat
de heer G. W. Koopmans nu niet bevreesd behoeft
te zijn, dat de stad te gronde zal gaan, als zij geen
harddraverij op de korte baan meer heeft. Dit is de
aanleiding geweest tot het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, die in de lijn willen blijven van het
besluit van 1897.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 14 stemmen tegen 1 stem aangenomen.
Vóór stemmen de heerenZandstra, Beucker Andreae,
Fransen, Berghuis, Beekhuis, Oosterhoff, Burger, van
Messcl, Wilhelmij, Lautenbach, Schoondermark, Tijsma,
Komter en Baart de la Faille.
Tegen de heer G. W. Koopmans.
De heer Haverschmidt is intusschen ter vergadering
verschenen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen
te machtigen ten behoeve van den bouw en de inrichting
der electrische centrale te beschikken over den op de
begrooting van uitgaven voor 1911 aangebrachten post
volgno. 172a. en hen voorts uit te noodigen ter zake van
die oprichting het noodige te verrichten (bijlage no. 16).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Beekhuis zou gaarne van Burgemeester en
Wethouders een antwoord ontvangen op de vraag of
het niet beter was eerst een directeur voor het
electrisch bedrijf te benoemen, opdat deze de plannen
zou kunnen overwegen. Spreker vreest dat er, wanneer
eerst de fabriek wordt gesticht en daarna een directeur
wordt benoemd, de directeur allicht allerlei aanmer
kingen zal hebben op de inrichting enz. Dit kan
worden voorkomen door eerst een directeur te benoe
men. Speker meent dat dit een belangrijke vraag is
die zeker wel door Burgemeester en Wethouders onder
de oogen zal zijn gezien, waarom hij gaarne hunne
meening hierover wil vernemen.
De heer Oosterhoff (wethouder) antwoordt dat de
veronderstelling van den heer Beekhuis inderdaad
juist is. Burgemeester en Wethouders hebben zich,
terstond toen het besluit was genomen tot oprichting
eener electrische centrale, afgevraagd, welke de beste
wijze van uitvoering was. Waar de zaak nu met het
oog op de stroomlevering aan de Staatsspoor zeer
dringend was, meenden zij het best te doen ook de
uitvoering op te dragen aan den oorsponkelijken ad
viseur, die zijn advies toch reeds op eon volledig
plan had gebaseerd. Nu had het kunnen gebeuren,
waar nog dikwijls verschil van meening bestaat op
electrotechnisch gebied, dat een eventueel te benoemen
directeur het niot met de plannen van den adviseur
eens was geweest, waardoor aanmerkelijke vertraging-
zou zijn ontstaan. Als hij echter benoemd wordt,
nadat de plannen vaststaan, moet hij er mee werken,
wat eveneens geldt wauneor oen directeur wordt be
noemd aan eene bestaande inrichting. Wel kan deze
later veranderingen voorstellen, maar hij moot be
ginnen met de inrichting te werken zooals die er is.
Burgemeester en Wethouders hebben om spoediger
klaar te kunnen zijn naar hunne meening goed gedaan
met de verdere uitvoering op te dragen aan den oor-
spronkelijken adviseur, den heer Bellaar Spruijt, die
bovendien een zeer bekwaam electrotechnicus is.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmon wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Wilhelmij heeft intusschen de vergadering
verlaten.
De heer Oostsrhoff (wethouder) doet nog opmerken
dat in de vorige vergadering in besloten zitting
de kwestie van het terrein ter sprake is geweest. De
vraag is toen echter open gebleven of de centrale
zou worden gebouwd op het terrein gelegen bij
de 2e Kanaalbrug tegen de werf van de heeren
Molenaar en Landeweer. Daaromtrent is geen be
slissing genomen. Spreker acht het van belang mot
die beslissing niet lang te wachten, omdat de inrich
ting van het gebouw wel eenigszins samen hangt met
het terrein, waarop het geplaatst zal worden.
Terwijl nu Burgemeester en Wethouders het terrein
naast de werf van Molenaar en Landeweer, degeschikste
plaats achtten, was er slechts een lid, dat meende
dat de overkant beter was, omdat het terrein daar
grooter is en die zijde later beter met de tram
kan worden bereikt, waardoor de benoodigde steen
kool gemakkelijker kan worden aangevoerd. Bur
gemeester en Wethouders blijven echter, na den ad
viseur nog nader te hebben gehoord, bij hun voorstel.
Zij meenen dat het wenschelijk is spoedig te beslissen,
opdat einde Augustus met den bouw kan worden aan
gevangen en in April stroom zal kunnen worden ge
leverd.
De heer van Messel vraagt of het de bedoeling
is nog heden een besluit te nemen ten opzichte van
het terrein.
De heer Oosterhoff (wethouder) antwoordt dat zulks,
als do Raad daartegen geen bezwaar heeft, in de
bedoeling ligt. Deze kwestie toch is in de vorige
vergadering voldoende besproken. Eén lid heeft een
terrein genoemd en daarvan de voordeelen aangegeven.
Tenzij nu de Raad nog een ander terrein op het oog
mocht hebben, kan nog heden wel eene beslissing
worden genomen.
De heer Burger meent dat het gesprokene in besloten
zitting thans geen geheim meer is en dat hij dus wel
het een en ander daarover kan zeggen. De heer J.
Koopmans heeft bezwaar gemaakt tegen het door
Burgemeester en Wethouders voorgestelde terrein on
stelde voor de centrale te plaatsen aan de overzij van
het Kanaal, omdat daar meer ruimte was en spoor
en tram beschikbaar waren. Spreker vindt het dan
ook jammer dat de behandeling dezer zaak niet is
aangekondigd en dat die zal worden behandeld buiten
den heer J. Koopmans om.
Aan den anderen kant voelt spreker er iets voor
om den heer Bellaar Spruijt, die hier is, te hooren.
Dit heeft echter ook zijn eigenaardige bezwaren nu
de heer J. Koopmans afwezig is. Spreker zou er
niet zeker van zijn, inderdaad die vragen te kunnen
stollen, in welker beantwoording de heer J. Koopmans
het meeste belang zou stellen. Wanneer er echter
andere leden zijn dio het denkbeeld van den heer J.
Koopmans voldoende kennen, zouden die den heer
Bellaar Spruijt vragen kunnen stellen. Nu de heer
J. Koopmans niet aanwezig is zou spreker geen besluit
willen nemen, terwijl hij aan den anderen kant de
kans om den heer Bellaar Spruijt te hooren ongaarne
mist.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1911. 121
De heer Beucker Andreae vindt het jammer dat dit
voorstel niet is aangebracht. De meeste leden der
gascommissie toch zijn niet aanwezig en ook de heer
J. Koopmans niet, die in de vorige vergadering bezwaar
maakte tegen dit terrein. Wanneer het niet noodig
is direct te beslissen, acht spreker het beter, dit
voorstel in de volgende vergadering te behandelen.
De heer van Messel sluit zich bij den heer Beucker
Andreae aan. Waar de vergadering lang niet voltallig
is kan spreker er zich niet mede vereenigen, om heden
een besluit te nemen. Het voorstel is vreemd aan
de orde van den dag en men mag den overigen leden
de gelegenheid niet ontnemen ook hun oordeel uit
te spreken. De toelichting van den heer Bellaar
Spruijt heeft in deze vergadering naar sprekers oordeel,
nu vele leden er niet zijn, niet voldoend nut.
Spreker is voor uitstel van behandeling tot de
volgende vergadering en zou, indien noodig, dan den
heer Bellaar Spruijt in de gelegenheid willen stellen
den Raad in te lichten.
De heer Oosterhoff (wethouder) doet opmerken dat
Burgemeester en Wethouders den Raad allerminst
overrompelen met dit voorstel. Er is in de vorige
vergadering immers gezegd als het voorstel over de
centrale behandeld wordt, komt de kwestie van het
terrein ook weder aan de orde. Die zaak is in de
vorige vergadering uitvoerig besproken en er is toch
een besluit genomen waarbij een bepaald terrein als
ongeschikt is ter zijde gesteld.
Ook is uitvoerig betoogd welke voordeelen een
ander terrein aanbood boven dat door Burgemeester
en Wethouders voorgesteld. Het zou ook in zooverre
jammer zijn dat de kwestie heden niet besproken
werd, omdat de adviseur aanwezig is, die mogelijke
bezwaren nog beter kan weerleggen dan Burgemeester
en Wethouders.
De heer G. W. Koopmans heeft uit de stukken die
bij de leden zijn rondgezonden, niets anders kunnen
opmaken dan diter zou worden beslist over een
voorstel betreffende de op- en inrichtingskosten voor
de centrale. Spreker is van oordeel dat de kwestie
van het terrein wel wat plotseling in den Raad is
geworpen, om daarover te besluiten.
Spreker had gedacht dat er daaromtrent alleen
mededeelingen zouden zijn gedaan, omdat do moge
lijkheid bestaat, dat er leden zijn die een ander terrein
op het oog hebben. Hij zelf heeft ook al eens rond
gezien, maar hij kan met zijne denkbeelden daarover
in openbare vergadering niet voor den dag komen,
omdat het terrein dat hij bedoelt, particulier eigendom
is. Spreker wil heden niet over het terrein beslissen.
De heer van Messel moet tegen de bewering van
den heer Oosterhoff opkomen dat aan alle leden in
de vorige geheime vergadering alles voldoende is
toegelicht. Spreker was ten minste bij de vergadering
niet aanwezig. Niemand kon weten dat deze zaak
heden zou worden behandeld en het gaat niet aan
thans tot de behandeling over te gaan. Het wekt
sprekers verwondering dan ook dat, waar het gedrukte
voorstel den leden heeft bereikt na die geheime ver
gadering, over de terreinkwestie in dat voorstel in
het geheel niet wordt gesproken. Daaruit blijkt toch
wel dat er niet zoo'n haast bij de zaak is.
De heer Oosterhoff ^wethouder) doet den heer van
Messel opmerken dat er eene onjuistheid zit in diens
redeneering. Het prae-advies heeft den leden één
of hoogstens twee dagen na de vorige vergadering
bereikt, zoodat er voor Burgemeester en Wethouders,
die de hoop koesterden, dat in die vergadering reeds
over het terrein zou worden beslist, geen aanleiding
bestond daarin over deze kwestie nog eens te spreken.
Toen in de vorige vergadering de behandeling dezer
zaak is uitgesteld, had de Raad zich er op kunnen
voorbereiden, dat de terrein kwestie tegelijk met het
verder plan ter tafel zoude komen.
Spreker blijft er bij dat er haast bij deze zaak is en
dat het daarom van het grootste belang is nog heden
eene beslissing te nemen.
Den heer Beekhuis komt het, met Burgemeester en
Wethouders, voor, dat het van groot belang is thans
te beslissen en hij acht de zaak, na de bespreking
in de geheime zitting, daarvoor wel rijp, maar indien
sommige leden daartegen bezwaar hebben, dan zou
de zaak toch in ieder geval wel kunnen worden be
sproken. De heer Bellaar Spruijt is hier aanwezig
en de Raad kan voor het houden der bespreking met
den deskundige in besloten vergadering bijeen komen.
De Voorzitter is blijde dat de heer Beekhuis ge
sproken heeft. Spreker wil ook gaarne den indruk
wegnemen dat Burgemeester en Wethouders hebben
geprobeerd den Raad te verrassen of te overvallen.
De geheime vergadering is gehouden op 23 Mei. Het
prae-advies is vastgesteld den I7en Mei en kort na
den 23sten aan de leden rondgezonden. Spreker kan
dan ook niet anders denken dan dat ieder lid zich
na dien datum rekenschap heeft gegeven van de
terreinkwestie. Hij stelt dan ook prijs op behandeling
en acht aanhouding niet gewenscht.
Niemand had kunnen denken dat de Raad zoo on
voltallig- zoude zijn als hedenmiddag het geval is.
In dezen tijd van het jaar zijn in den regel de zetels
nog goed bezet. Pas hedenmiddag heeft spreker dan
ook de verschillende kennisgevingen van afwezigheid
ontvangen. Het zijn dus omstandigheden die spreker
niet heeft kunnen voorzien.
De heer Beucker Andreae vindt het moeilijk deze
kwestie te behandelen nu er geen enkel lid van de
gascommissie, wier medewerking toch zoo zeer noodig
is, aanwezig is. Hoewel spreker directe bespreking
wenschelijk acht, is het moeielijk om in zoo'n ge
wichtige zaak met zoo'n onvoltallige vergadering eene
beslissing te nemen.
De heer Komter (wethouder) vindt de terreinkwestie
niet zoo'n gewichtige. Of de centrale nu aan de
noord- of aan de zuidzijde van het Kanaal komt, acht
spreker van weinig algemeen belang. De hoofdzaak
is dat het terrein goed gelegen is en voldoende ruimte
aanbiedt. De heer Bellaar Spruijt blijft, ook nadat
hij de bezwaren van den heer J. Koopmans heeft ge
hoord, vasthouden aan het door hem aangegeven
terrein. Dit biedt dit voordeel dat het fabriekswater
in het Vliet kan worden geloosd en uit het Nieuwe
Kanaal koud kan worden opgezogen. Dit is volgens
den heer Spruijt, vooral wanneer later met stoom
turbines wordt gewerkt, grooter voordeel dan die,
welke de heer J. Koopmans voor het door hem be
doelde terrein heeft aangegeven.
Dit raadslid heeft geen andere voordeelen genoemd
dan dat het is een gelijkvormig vierkant terrein en
dat de verbinding met de stoomtram gemakkelijk
tot stand kan komen, zoodat bij aanvoer per spoor
de kolen per tram op het fabrieksterrein kunnen
worden gebracht. De heer Bellaar Spruijt en de
Directeur der gemeentewerken hebben daartegen aan
gevoerd dat het door hen aangewezen terrein voor
elke mogelijke uitbreiding ruimte aanbiedt en dat,