126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1911. weer kunnen opmaken dat er toch wel een stembureau is. Spreker wil de bus onder toezicht hebben van een bureau, al is dit de Directeur van den tak van dienst, met anderen. De heer Burger zou den heer G. W. Koopmans willen doen opmerken dat in artikel 4 alinea 4 duidelijk staat dat de Directeur van den tak van dienst al is het wat primitief het stemburoau uitmaakt. Onder diens toezicht toch heeft de verkiezing plaats. Het is zeer eenvoudig, maar spreker heeft de ver kiezing liefst zeer eenvoudig. Nu behoeven toch niet eenige menschen een geheelen dag achter een stembus te zitten, alleen omdat het iemand in zijn hoofd kan komen, dat er wel eens iets minder regelmatigs zou kunnen gebeuren. De voorstellers van het amendement hebben in hunne toelichting gezegd dat zij ter voor koming van intimidatie ook werklieden met het toezicht willen belasten. Spreker weet niet wat met die uitdrukking wordt bedoeld. Vreest men voor intimidatie van de zijde van Burgemeester en Wethouders of van het hoofd van den tak van dienst, laat men dat dan ronduit zeggen. Spreker is er van overtuigd dat de heer Zandstra zulks niet zal beweren. Dit moest spreker van het hart. Nu het scheidsgerecht er eenmaal is, is het voor Burgemeester en Wethouders van het grootste belang dat die zaak zoo goed mogelijk marcheert en dat niemand ook maar denkt aan beïnvloeding van hunnen kant. Wat de organisaties betreft, die zitten zoo goed in elkaar, dat men spoedig zou weten dat er een verkeerde stem uit de bus kwam. Daarom moet dit stembureau, als men niet twijfelt aan de recht vaardigheid dezer regeling, zoo eenvoudig mogelijk gehouden worden. Spreker zou eiken omslag willen vermijden en hoopt dat de Raad er niet dien om slag in zal brengen, dien de kieswet voorschrijft en met het oog op de politieke verkiezingen wel voor schrijven moest. De heer G. W. Koopmans zegt dat de heer Burger soms zoo bar uit den hoek kan komen dat men er bijna bang van zou worden, maar spreker is daar onge voelig voor. Dat er altijd wat achter zit, als amende menten worden ingediend, zooals de heer Burger meent en dat zulks hier het geval ook is, is geheel ten onrechte. Spreker zal, wanneer hij iets niet vertrouwt, dat onmiddellijk ronduit zeggen. Wanneer hij echter wijst op eene onduidelijkheid, dan wil hij zeggen wat hij daarvan denkt. Wanneer nu de heer Burger beweert dat zulks geschiedt om oppositie te voeren, dan zal spreker zich daaraan niet storen, maar door gaan met werken, zooals hij dat in den Raad gewoon is. Spreker heeft eenvoudig gevraagd of het niet beter is dat er een stembureau komt. Wil de Raad dat niet, welnu dan gaat het over. Spreker heeft dik wijls genoeg alleen gestaan met zijn voorstellen. Hij vertrouwt volkomen, dat noch Burgemeester en Wet houders noch de Directeuren oneerlijkheden zullen plegen. De heer van Messel is het met den heer Burger volkomen eens, dat de zaak zoo eenvoudig mogelijk dient te worden geregeld. Toch moet spreker met dat geachte lid van gevoelen verschillen, dat uit artikel 4 gelezen kan worden, dat er een stembureau is. Alinea 4 van artikel 4 toch luidt: „De verkiezing geschiedt onder toezicht van of „vanwege het hoofd van den betrokken tak van dienst. „Van de namen van hen, die aan de stemming „deelnemen, wordt aanteekening gehouden." Nu wordt in voornoemd artikel er alleen van ge sproken, dat het hoofd van den betrokken tak van dienst het toezicht over de verkiezing houdt zonder meer. Niet nader is omschreven wie aanteekening houdt van degenen, welke aan de stemming deelnemen. Spreker meent dat hier moeielijk sprake kan zijn, dat uit alinea 4 artikel 4 te lezen is, hoe het stembureau is samengesteld. Dit zal de heer Burger toch met spreker eens zijn. De heer Lautenbach heeft gezeten in het stembureau voor de Kamer van Arbeid. Dikwijls is het hem voorgekomen dat er kiezers kwamen, die niet konden schrijven. Spreker werpt iedere gedachte aan knoeierij verre van zich, maar het is niet aangenaam om, wanneer men alleen is, voor zoo'n kiezer een briefje te moeten invullen. Ook is het niet zooals het be hoort, terwijl de deur geopend wordt voor allerlei booze vermoedens. Wat nu bij de Kamer van Arbeid gebeurt, kan ook bij deze verkiezing voorkomen. De heer Fransen antwoordt dat dit bezwaar niet groot is. Het biljet kan den werklieden eenige dagen tevoren worden toegezonden, thuis worden ingevuld en als een werkman niet kan schrijven, kan hij zulks door zijne vrienden of door de organisatie laten doen. De heer Burger wil nog een enkel woord spreken ten aanzien van het gesprokene door den heer G. W. Koopmans. Dit raadslid moet niet meenen dat spreker gesproken heeft over het stembureau. In het begin zijner rede heeft spreker den heer Koopmans beant woord, maar verder is spreker opgekomen tegen de toelichting van den heer Besuijen, die zegt: ter voor koming van intimidatie. De heer Koopmans heeft dat zeker niet gelezen, anders zou hij wel hebben begrepen dat het gesprokene niet was aan zijn adres. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Aan de orde is alinea 1. De heer Tijsma vraagt of tusschen 10—4 uur de arbeiders allen aan de stemming kunnen deelnemen. Hij vraagt dit met het oog op het feit dat er aan de gasfabriek met een dag- en nachtploeg wordt ge werkt. De heer OosterhofF (wethouder) antwoordt dat allen, ook de werklieden, die in het drieploegen-stelsel werken, in de gelegenheid zijn aan de stemming deel te nemen. Er werkt toch een ploeg van 10 uur 's avonds tot 6 uur 's morgens, de tweede van 6 uur 's morgens tot 2 uur 's middags en de derde van dit tijdstip tot 10 uur 's avonds. Alinea 1 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is alinea 2. De heer Fransen wil ook, om aan het bezwaar van den heer Lautenbach tegemoet te komen, een voorstel doen om den werklieden de stembriefjes drie dagen voor de stemming thuis te sturen. De heer Baart de la Faille heeft intusschen de vergadering verlaten. Verslag- van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1911. 127 De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op dat zulks praktische bezwaren zal hebben. Bij de stemming zal de voorzitter b.v. scherp moeten op letten of er ook meer briefjes in de bus worden ge stopt. Er kan b.v. een werkman aan het bureau komen, voorgevende zijn briefje te hebben verloren. Hij zal dan een nieuw krijgen, maar ondertusschen twee ingevulde biljetten in de bus kunnen doen. Het bezwaar van den heer Lautenbach is echter niet groot. Bij de gewone verkiezingen toch kan een kiezer zich in bijzondere gevallen laten helpen. Laat dit hier ook mogelijk zijn. Het behoeft echter niet te worden vastgelegd in het reglement. De heer Fransen bedoelde eene verkiezing te hebben als voor de Kamer van Koophandel en Kamer van Arbeid. Ook daar krijgen de kiezers hunne biljetten thuis en kunnen zij op hun gemak de namen invullen. Degene die met het toezicht op de stemming is belast, moet maar zorgen, dat er geen twee briefjes in de bus worden gedaan. De heer Zandstra meent dat het goed is wat Burge meester en Wethouders voorstellen. Het is spreker bekend dat voorheen bij verkiezing van Tweede Kamer-, Staten- en Gemeenteraadsleden, de wijze zooals de heer Fransen voorstelt, werd gevolgd. Men is daarvan afgeweken, omdat men niet zeker was dat de kiezers geheel naar vrije keuze hun stem uitbrachten. Wat Burgemeester en Wethouders voor stellen, waarborgt een meer vrije stemming. De heer Beekhuis is het met den heer Zandstra eens dat deze wijze van stemming een vrije keuze waarborgt en dat deze voorkomt, dat de biljetten onder pressie worden ingevuld. Het systeem van Burgemeestor en Wethouders is dan ook het eenige juiste. Alinea's 2 en 3 van art. 4 worden met algemeene O stemmen vastgesteld. Aan de orde is alinea 4 met het daarop ingediende amendement-Zandstra, door dezen gewijzigd als volgt „De verkiezing geschiedt onder toezicht van een stembureau, samengesteld uit het hoofd van den betrokken tak van dienst of een door dezen aan te wijzen ambtenaar en een of meer bestuursleden der gemeentewerklieden-organisatie bedoeld in art. 1 van het Werkliedenreglement daartoe door Bur- gemoester en Wethouders aangewezen. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Messel wijst er op dat hier gebiedend wordt voorgeschreven dat er aanteekening moet wor den gehouden. Er wordt evenwel niet gezegd wie die aanteekening houdt. Spreker vraagt of het niet raadzaam is, dat duide lijker te omschrijven. De heer Zandstra doet opmerken, dat aan het ingediende amendement nog moet worden toegevoegd „dezen vormen het stembureau". Het aldus gewijzigde amendement wordt ondersteund en maakt alzoo een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter wijst er den lieer Zandstra op dat er dan een stembureau van slechts twee leden komen kan en dat dit, daar het bureau ook de geldigheid der briefjes beoordeelen en dus besluiten nemen moet, niet gewenscht is. Spreker geeft den heer Zandstra in overweging de woorden „een of meer" te veranderen in twee. De heer Zandstra had Burgemeester en Wethouders vrij willen laten in de keuze van het aantal leden. Hij is echter niet tegen de door den Voorzitter aangegeven wijziging en neemt die over. De heer Tijsma vraagt of het niet wenschelijk is eerst in principe uit te maken of er een stembureau moet komen of niet. De heer Zandstra geeft te kennen dat niemand van sprekers partijgenooten zal zeggen dat Burgemeester en Wethouders of de hoofden van de takken van dienst intimidatie zullen plegen. De heer Besuijen heeft dat ook niet gezegd. Het amendement is alleen ingediend om elke gedachte aan eenig wantrouwen te voorkomen. Stel eens dat eene verkiezing afloopt tegen den zin der betrokkenen, dan zal er gezegd kunnen worden wie waarborgt ons dat alles in orde is Dat en niet anders is de strekking van het amendement. De heer OosterhofF (wethouder) doet opmerken dat de heer Zandstra heeft gezegd niet te denken aan eenig wantrouwen. Spreker vraagt dat raadslid dan of het wel verstandig is om, als men zelf niet gekant is tegen het stelsel van Burgemeester en Wethouders, zich daartegen te verzetten, eenvoudig om toe te geven aan een zekeren drang, al is die ook nog zoo dwaas en onbillijk. Dit lijkt spreker geen juist standpunt. De heer Zandstra zegt dat hij zonder drang van iemand in den Raad zit. Niemand heeft spreker iets opgedrongen en hij zit hier niet als marionet. Hij heeft zijn eigen vrije gedachte. Het amendement is van den heer Besuijen. Spreker had een stembureau door den Raad willen zien gekozen. De heer Besuijen vond zulks echter te omslachtig en spreker heeft zich bij het amendement van zijn partijgenoot neergelegd. Spreker heeft geen wantrouwen. Om elk begrip van wantrouwen te voorkomen hebben spreker en zijne partijgenooten dezen weg ingeslagen. De heer G. W. Koopmans is, om alle moeielijkheden te voorkomen, voor een stembureau en hij heeft daarom het amendement-Zandstra ondersteund. De heer Zandstra had nog willen voorstellen een kiezerslijst op te maken. Om echter allen omslag te vermijden heeft hij dit laten gaan, temeer daar hij alles wil doen om het scheidsgerecht zoo populair mogelijk te maken. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Zandstra wordt verworpen met 12 tegen 2 stemmen. Vóór stemmen de heerenZandstra en G. W. Koopmans. Tegen de heeren Beucker Andreae, Fransen, Berg huis, Beekhuis, Oosterhoff, Burger, van Messel, Lau tenbach, Schoondermark, Tijsma, Komter en Haver- schmidt. Artikel 4, alinea 4 wordt met algemeene stemmen onveranderd vastgesteld. Aan de orde is alinea 5. De heeren Haverschmidt en Beucker Andreae hebben intusschen de vergadering verlaten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 6